In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van een Syrische asielzoeker tegen besluiten van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de Minister van Asiel en Migratie. Het eerste beroep betreft de plaatsing van de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen, terwijl het tweede beroep zich richt op de opgelegde maatregel van beperking van zijn vrijheid van beweging. De rechtbank behandelt de beroepen op 2 oktober 2025, waarbij de eiser zich afmeldt voor de zitting. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt.
De rechtbank stelt vast dat het gedrag van de eiser tijdens een terugkomstgesprek op 22 november 2024 aanleiding heeft gegeven voor de plaatsing in de HTL. Eiser heeft zich agressief gedragen, verbale bedreigingen geuit en medewerkers van het COA en beveiliging fysiek en emotioneel bedreigd. Eiser ontkent de beschuldigingen en stelt dat er mogelijk gebruik is gemaakt van een AI-tool bij de verslaglegging, maar de rechtbank vindt deze ontkenningen niet overtuigend. De rechtbank oordeelt dat de ernst van de bedreigingen en het gedrag van de eiser voldoende grond vormen voor de genomen besluiten.
De rechtbank wijst ook de verzoeken om schadevergoeding af, omdat de besluiten van het COA en de minister rechtmatig zijn. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor vernietiging van de bestreden besluiten en dat de procedure zorgvuldig is verlopen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2025.