ECLI:NL:RBDHA:2025:18719
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke asiel- en migratieproces
Op 10 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoeker die tijdelijk bescherming in Nederland had. De minister van Asiel en Migratie had op 24 januari 2024 besloten dat de verzoeker vanaf 4 maart 2024 geen recht meer had op deze bescherming. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, maar dit werd op 14 mei 2025 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de verzoeker op 25 juni 2025 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Op 8 oktober 2025 heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van 14 mei 2025 geschorst zou worden totdat er op het verzet was beslist. De minister heeft op 9 oktober 2025 een verweerschrift ingediend. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en geconcludeerd dat er geen reden was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzet van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had, en dat de rechtbank in de eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.