ECLI:NL:RBDHA:2025:18722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.4081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure na intrekking van beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 28 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 30 september 2024. De minister van Asiel en Migratie heeft op 4 februari 2025 het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaarschrift heeft beslist en alsnog een beslissing heeft genomen hangende het beroep, is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.

De rechtbank stelt de proceskosten op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4081

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 28 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 30 september 2024.
Bij besluit van 4 februari 2025 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaarschrift van verzoeker heeft besloten en verweerder hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een beslissing op het bezwaar heeft genomen, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 9 oktober 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.