ECLI:NL:RBDHA:2025:18774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/664169 / FA RK 24-2438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en onderzoek Raad voor de Kinderbescherming in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarige. De moeder verzocht om een wijziging van de omgangsregeling en om het eenhoofdig gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een voorlopige zorgregeling moet komen, waarbij het contact tussen de vader en de minderjarige onder begeleiding zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten naar de zorgregeling en de benodigde hulpverlening voor de ouders en de minderjarige. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 december 2025, om de voortgang van het onderzoek van de Raad te kunnen afwachten. De rechtbank heeft ook een verweertermijn verleend aan de vader met betrekking tot het verzoek van de moeder om eenhoofdig gezag. De rechtbank benadrukt dat de veiligheid en het welzijn van de minderjarige voorop staan in deze procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-2438
Zaaknummer: C/09/664169
Datum beschikking: 14 oktober 2025

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang

Beschikking op het op 5 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Şeker te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C. Car te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van 18 juli 2024 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang –:
- bepaald dat voor de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te
[geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ), een voorlopige zorgregeling zal gelden, inhoudende dat:
- [minderjarige] en de vader, zolang [minderjarige] nog niet naar school gaat, contact hebben elke week op woensdag en zondag van 10.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en weer terugbrengt;
- er videobelcontact zal zijn tussen de vader en [minderjarige] elke avond om 19.00 uur;
- vastgesteld dat partijen zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie (bij voorkeur het [instelling 1] );
- iedere verdere beslissing ten aanzien van een definitieve zorgregeling tot 1 januari 2025 pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het e-mailbericht van 19 november 2024 van de moeder;
- het F9-formulier van 22 januari 2025 van de advocaat van de vader;
- het F9-formulier van 24 januari 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlagen;
- het F9-formulier van 10 februari 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlagen;
- het F9-formulier van 30 juni 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlage;
- het F9-formulier van 30 juni 2025 van de advocaat van de vader;
- het F9-formulier van 10 september 2025 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 11 september 2025 van de advocaat van de vader, met bijlage;
- het F9-formulier van 15 september 2025 van de advocaat van de vader, met bijlagen;
- het F9-formulier van 15 september 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlagen;
- het F9-formulier van 15 september 2025 van de advocaat van de vader.
Op 16 september 2025 is de behandeling op de zitting van deze rechtbank voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en tolk N. Sivridag;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Aanvullende feiten

- Bij vonnis in kort geding van 30 januari 2025 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – de voorlopige zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 18 juli 2024 van deze rechtbank opgeschort in afwachting van een beslissing in de bodemprocedure.

(Aanvullend en gewijzigd) verzoek en verweer

De moeder verzoekt nu – na aanvulling en wijziging –:
- primair: de beschikking van 13 februari 2024 te wijzigen en te bepalen dat de omgang met [minderjarige] wordt beëindigd en de vader het recht op omgang wordt ontzegd voor de duur van twee jaar, dan wel een periode als de rechtbank juist en redelijk acht;
- subsidiair: de beschikking van 13 februari 2024 te wijzigen en te bepalen dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt of een zorgregeling in het belang van [minderjarige] is en, indien dit het geval is, op welke wijze deze dient te worden vormgegeven;
- meer subsidiair: de beschikking van 13 februari 2024 te wijzigen en te bepalen dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] uitsluitend onder begeleiding van een professionele instantie plaatsvindt en dat deze instantie vorm en inhoud geeft aan de omgang;
- te bepalen dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] alleen aan de moeder toekomt;
althans zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank juist en redelijk acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang
Uit de stukken is gebleken dat het traject van de begeleide bezoeken tussen de vader en [minderjarige] bij [instelling 2] is gestart in februari 2025. Op 18 augustus 2025 heeft [instelling 2] de begeleide bezoeken in ieder geval tot de zitting stopgezet, omdat de bezoeken zichtbaar te veel waren voor [minderjarige] . De vader en de moeder hebben op de zitting uitgebreid toegelicht hoe zij de afgelopen periode hebben beleefd. De vader is van mening dat het bij de moeder ontbreekt aan emotionele toestemming voor het contact tussen de vader en [minderjarige] . Daarbij vindt hij dat [instelling 2] partijdig is. Volgens de vader moet ook gewerkt worden aan hoe de ouders dienen om te gaan met weerstand van [minderjarige] tijdens de overdracht en niet alleen aan het contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder stelt zich op het standpunt dat de vader de verbreking van de relatie tussen partijen nog niet verwerkt heeft en vooral handelt vanuit zijn boosheid en frustratie over het verloop van de contactmomenten met [minderjarige] .
Op de zitting heeft de advocaat van de vader aangegeven dat er een gesprek heeft plaatsgevonden met de advocaat van de vader, de behandelaar van de vader en [instelling 2] . [instelling 2] heeft een case manager benaderd die zal bekijken welke hulp ingezet kan worden, omdat de middelen van [instelling 2] onvoldoende zijn gebleken. Daarbij heeft de advocaat van de vader toegelicht dat er werd nagedacht over een NIKA-traject en/of Parallel Solo Ouderschap en/of andere hulpverlening voor de vader om te leren omgaan met zijn frustratie en/of hulp aan de moeder om te kijken hoe zij [minderjarige] emotionele toestemming kan geven in het aangaan van het contact met haar vader. In het verslag van [instelling 2] staat het volgende vermeld:
Over het begeleid bezoek bij de vader thuis op 1 augustus 2025:
“ [minderjarige] laat in haar gedrag zien het spannend te vinden. Haar gezichtje heeft een gespannen blik. Ze kiest ervoor eerst in de speeltuin te spelen. Vader geeft het eerste bezoek heel veel vanuit het feit dat hij maar twee uurtjes met haar heeft. In die tijd wil hij haar alles geven, aldus vader. Zo wil hij heel veel aan haar ruiken want wanneer zijn energie op is vult hij zijn energie met het ruiken aan [minderjarige] . [minderjarige] laat het toe, de ene keer met een ontspannen gezicht en de andere keer vindt zij het zichtbaar te veel of minder leuk. [minderjarige] geeft het aan als ze iets niet wil. Wanneer [minderjarige] aangeeft iets niet te willen valt het op dat vader direct bevestiging van haar vraagt bijvoorbeeld door te vragen hoeveel hou je van mij? In de begeleiding geven we dit veel terug aan vader, hoe stem je als ouder af op de behoeften van je kind? Hoe leer je een kind grenzen aan en hoe stel je een kind gerust? Vader maakt het gezellig door patatjes te bakken, fruit neer te zetten en drinken. Halverwege het bezoek (na het spelen in de speeltuin, de tuin van vader, knuffelen thuis en eten) wordt [minderjarige] heel moe en wil niets meer dan op de bank zitten/liggen. Vader geeft hieraan toe en geeft haar een deken. Het valt op dat [minderjarige] zo moe is dat zij ook niet meer reageert op een vraag of contact. Na het bezoek is [minderjarige] erg vermoeid. Moeder bevestigt dit. [minderjarige] was bij terugkomst thuis stil. Dit zagen wij ook in het bezoek. We geven dit vader terug en dat we zijn enthousiasme begrijpen. We bespreken het tweede bezoek voor om [minderjarige] iets meer ruimte te geven. Het tweede bezoek thuis op 8 augustus 2025 laat vader zien meer rust in het bezoek te creëren. [minderjarige] kiest dezelfde volgorde, eerst in de speeltuin en daarna thuis bij vader in de tuin waar zij ook een schommel heeft. Vader is dit bezoek zichtbaar rustiger en kalm. Hij maakt het wederom gezellig met patatjes bakken. Het derde bezoek thuis bij vader (is met 1 begeleider) op 15 augustus wordt zichtbaar dat vaders problematiek op de voorgrond blijft staan en de emotionele veiligheid van [minderjarige] niet gewaarborgd is.”
Over het huisbezoek bij moeder op 3 september 2025:
“Het valt mij op dat [minderjarige] meer kletst en goed contact maakt met mij. Ze wil graag tekenen. We tekenen samen en [minderjarige] gebruikt haar fantasie. Zo tekent [minderjarige] haar opa moederszijde en vertelt dat hij grote oren heeft. Ze maakt de oren heel erg groot en dat wordt een lachmomentje. Ik teken [minderjarige] , dit vindt zij leuk. Ik teken een grote strik op haar hoofd en een jurk. Ik merk dat [minderjarige] meer ontspannen overkomt en een open houding heeft voor haar omgeving. Ik benoem dit naar moeder en zij geeft aan dat zij ook merkt dat zij meer contact durft te maken met anderen in de afgelopen twee weken. Wederom observeer ik een vrij, ontspannen en vrolijk kind tov de observaties bij vader thuis. Morgen zal haar eerste schooldag zijn omdat op donderdag haar vaste juf aanwezig is. Met school is afgesproken dat [minderjarige] vanuit rust opbouwt. Voorheen gaf [minderjarige] vaak aan niet naar school te willen en konden de afscheidsmomenten met moeder nog lastig voor haar zijn. Voor het eerst geeft [minderjarige] nu aan zin te hebben in school.”
[instelling 2] adviseert als volgt:
“De reguliere begeleiding in de bezoeken zijn op dit moment onvoldoende veilig voor [minderjarige] . Voor nu is het nodig dat [minderjarige] niet meer wordt blootgesteld aan de problematiek van vader tijdens de bezoeken. Het is nodig de bezoeken tijdelijk stop te zetten. Er is gespecialiseerde omgang gewenst, eventueel in combinatie en samenwerking met de behandelaar van vader. Er is nodig: individuele hulp voor vader: onderzoek/diagnose en samenwerking tussen begeleiders/omgang met [minderjarige] en behandelaar van vader. Bezoeken in andere frequentie wekelijks is voor [minderjarige] een te grote belasting, de samenstelling en begeleiding gespecialiseerd vormgeven: wat heeft [minderjarige] hierin nodig? Eventueel in de toekomst een traject waarbij de hechting tussen vader en [minderjarige] in kaart wordt gebracht (NIKA). Gericht op herstel. Een traject waarbij er sprake is van een behandelsetting en welke [minderjarige] veiligheid kan geven in de omgang met haar vader.”
Beide ouders hebben op de zitting aangegeven dat zij het in het belang van [minderjarige] vinden dat er contact is en blijft met haar vader. Uit het verslag van [instelling 2] blijkt dat er aanvullende hulpverlening moet worden ingezet om dit veilig en rustig voor [minderjarige] te laten verlopen. De moeder heeft speltherapie ingezet voor [minderjarige] , maar dat dit is afgebroken omdat dit in combinatie met school een te zware belasting zou zijn voor [minderjarige] . De rechtbank is daarom van oordeel dat het contact voorlopig alleen nog onder begeleiding kan plaatsvinden. De rechtbank zal de regie bij de case manager neerleggen, omdat gebleken is dat deze al is benaderd en dus betrokken is. De case manager zal voorlopig dan ook bepalen welke instantie de contactmomenten zal begeleiden en op welke wijze en met welke frequentie deze contactmomenten zullen plaatsvinden.
Het is de rechtbank niet duidelijk wat de kern van de problematiek is, welke vormen van hulpverlening noodzakelijk zijn om het contact tussen [minderjarige] en de vader goed te laten verlopen en welke uiteindelijke zorgregeling in het belang van [minderjarige] is. Gelet hierop en vanwege de complexiteit van de situatie, heeft de rechtbank onvoldoende informatie om een definitieve beslissing over de zorgregeling te nemen. De rechtbank zal daarom, aan de Raad vragen om een onderzoek te doen. Dit onderzoek moet in ieder geval gericht zijn op de vraag welke zorgregeling tussen de ouders en [minderjarige] het meest in het belang is van [minderjarige] . Daarnaast wordt de Raad gevraagd of hulpverlening noodzakelijk is en zo ja, welke hulpverlening ingezet kan worden voor de moeder, de vader en [minderjarige] gezamenlijk of individueel. Indien nodig kan de Raad het onderzoek uitbreiden met onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel. De rechtbank geeft nadrukkelijk mee dat de Raad in zijn onderzoek in overweging kan meenemen welke hulpverlening reeds is ingezet, welke hulpverlening volgens de case manager nog nodig is en hoe de contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] de komende periode verlopen. De rechtbank zal de verzoeken ten aanzien van de zorg- c.q. omgangsregeling aanhouden tot 1 december 2025. De rechtbank merkt op dat zij niet verwacht dat de Raad in december 2025 zijn onderzoek al heeft afgerond, maar de rechtbank vindt het van belang om de vinger aan de pols te houden voor wat betreft het verloop van de begeleide omgang en zal de procedure daarom voor een korte termijn aanhouden. Zoals op de zitting is besproken zal de zaak op een nader te bepalen zitting, bij voorkeur in de maand december 2025 worden behandeld.
Gezag
Op 15 september 2025 – dus kort voor de zitting – heeft de moeder aanvullend verzocht om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . De vader heeft aangegeven dat hij verweer wenst te voeren tegen dit verzoek. Gelet daarop heeft de rechtbank aan de vader een verweertermijn van vier weken vanaf de datum van de zitting verleend. Het verzoek ten aanzien van het gezag zal, samen met het verzoek ten aanzien van de zorg- c.q. omgangsregeling, worden aangehouden tot 1 december 2025. Na deze pro forma datum kan worden bezien of het noodzakelijk is dat de Raad ook onderzoek verricht naar het gezag.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 18 juli 2024 van deze rechtbank:
bepaalt dat het contact tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] ,
voorlopigbegeleid zal plaatsvinden onder regie van de case manager, waarbij de begeleidende instantie de wijze van het contact, de duur van de contactmomenten en de frequentie van de contactmomenten door de case manager zullen worden bepaald;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot na te melden pro formadatum; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de vader uiterlijk op
14 oktober 2025een verweerschrift mag indienen tegen het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgangaan tot
1 december 2025 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 14 oktober 2025.