In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gehuwd zijn sinds 2012 in de Dominicaanse Republiek. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding en om het eenhoofdig gezag over hun vier minderjarige kinderen. De man heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De vrouw heeft geen ouderschapsplan kunnen overleggen, wat wettelijk verplicht is bij een echtscheidingsverzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het niet mogelijk is om een ouderschapsplan op te stellen, gezien de omstandigheden van de man die terminaal ziek is en de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. De rechtbank heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen, omdat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Echter, het verzoek van de vrouw om eenhoofdig gezag over de kinderen is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de kinderen in een situatie verkeren waarin het in hun belang is dat zij alleen het gezag over hen krijgt. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om het gezag te wijzigen, aangezien de vrouw nog steeds contact heeft met de man en beslissingen voor de kinderen kan nemen, eventueel met hulp van voogden.