ECLI:NL:RBDHA:2025:18844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/688733/ KG ZA 25-724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Octrooirechtelijke geschil over inbreuk op Europees octrooi EP 589 met betrekking tot telescopische ladders

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Deense onderneming [eiseres] APS en de Nederlandse onderneming Vonroc B.V. [eiseres] vorderde een verbod op inbreuk op haar Europees octrooi EP 589, dat betrekking heeft op een 'inklapbare ladder'. De eiseres stelde dat de producten van Vonroc inbreuk maakten op haar octrooi, zowel letterlijk als via equivalentie. Vonroc betwistte deze claims en voerde aan dat haar producten niet voldeden aan de octrooiconclusies van EP 589, en dat de kenmerken van het octrooi niet inventief waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Vonroc ladders niet letterlijk aan de octrooiconclusies voldeden en dat er ook geen sprake was van equivalente inbreuk. De rechter concludeerde dat de vorderingen van [eiseres] werden afgewezen en dat zij werd veroordeeld in de proceskosten, die werden vastgesteld op € 40.892,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke technische bijdrage aan de stand van de techniek om inbreuk te kunnen vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/688733 / KG ZA 25-724
Vonnis in kort geding van 10 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres] APS,
te [plaats] , DENEMARKEN,
eiseres,
advocaat: mr. B. Sujecki,
tegen
VONROC B.V.,
te Zwolle,
gedaagde,
advocaat: mr. M.W. Rijsdijk.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd, gedaagde wordt Vonroc genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
- de dagvaarding van 30 juli 2025,
- de producties van [eiseres] , genummerd EP01 tot en met EP41,
- de conclusie van antwoord van Vonroc,
- de producties van Vonroc, genummerd GP01 tot en met GP13,
- de akte overlegging producties van [eiseres] , met producties EP42 tot en met EP50,
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van Vonroc, met producties GP14 tot en met GP20,
- de akte overlegging aanvullende productie EP51 (kostenstaat)
- de mondelinge behandeling van 12 september 2025,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van Vonroc.
1.2.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten uiteengezet en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord, waarbij [eiseres] werd vertegenwoordigd door haar bestuurder de heer [naam] en werd bijgestaan door haar advocaat mr. Sujecki voornoemd. Vonroc werd bijgestaan door haar advocaten mr. Rijsdijk voornoemd, en mr. D. Kolenbrander, advocaat te Amsterdam, alsmede door de octrooigemachtigde A. Kamphuis, MSc.

2.De feiten

Partijen
2.1.
[eiseres] is een Deense onderneming die zich bezighoudt met de registratie van octrooien en het adviseren rondom octrooien. De bestuurder van [eiseres] , de heer [naam] (hierna: [naam] ), is naast zijn werk als octrooigemachtigde tevens actief als uitvinder.
2.2.
Vonroc is een Nederlandse onderneming in ijzer- en metaalwaren. Zij produceert en verkoopt onder meer producten onder haar eigen merk.
Het octrooi
2.3.
[eiseres] is houder van het Europese octrooi EP 3374589 B1 (hierna ‘EP 589’ of ‘het Octrooi’), voor een ‘collapsible ladder’ (in het Nederlands vertaald als ‘inklapbare ladder’). Het Octrooi is op 24 november 2016 aangevraagd onder inroeping van de prioriteit van de Deense octrooiaanvragen DK20150000762 van 28 november 2015 en op 19 juni 2016 verleend. Het octrooi heeft gelding in onder meer Nederland, Frankrijk, Duitsland, België, Zweden en Denemarken. EP 589 is aangevraagd door [naam] en de Nederlandse, Belgische, Duitse, Deense, Franse en Zweedse delen zijn later overgedragen aan [eiseres] .
2.4.
EP 589 bevat 11 conclusies waarvan de voor deze zaak relevante conclusies 1 tot en met 4 in de authentieke Engelse versie als volgt luiden:
1. A collapsible ladder comprising:
two vertical stiles with a plurality of rungs (6) disposed between two stiles, each stile being formed by a plurality of telescopically collapsible columns (1a, 1b, 21, 22);
wherein each or at least part of the collapsible columns (1a, 1b, 21, 22) has a bottom opening and an inner wall and receives a cover (23) at the bottom opening to cover the bottom opening;
wherein the cover (23) has a small cylindrical portion (24) and a large cylindrical portion (25) with a peripheral surface located under the small cylindrical portion (24);
the small cylindrical portion (24) is inserted into the bottom opening of a column (21) and is positioned inside the column (21), while the large cylindrical portion (25) is exposed outside of the column (21) and inserted inside of a next lower column (22);
an annular groove (26) is formed on the peripheral surface of the large cylindrical portion (25); and
a sealing ring (27) is disposed inside the annular groove (26), with the sealing ring (27) touching the inner wall of the next lower column (22) when the stile is extending or collapsing, said sealing ring (27) forming a frictional seal for the next lower column (22) and dividing the next lower column (22) into an upper part (28) above the sealing ring (27) and a lower part (29) below the sealing ring (27);
characterized in thatone or more air ducts (30a, 30b) are provided in the cover (23), each air duct (30a, 30b) having a first air opening (31) and a second air opening (32), with the first air opening (31) arranged above the large cylindrical portion (25) and in correspondence with an opening (36) in a lower wall part of the column (21) receiving the cover (23), whereby the first air opening (31) faces the inside or the interior of the upper part (28) of the next lower column (22), and with the second air (32) opening facing a bottom part of the cover (23) and the inside or the interior of the lower part (29) of the next lower column (22), thereby enabling air to exit from the upper part (28) to the lower part (29) of the next lower column (22).
2. A collapsible ladder according to claim 1, wherein an elastic or elastomeric seal or film (34) is provided at the bottom of the cover (23) and secured to a bottom part of the cover, said seal (34) extending beneath the second air openings (32) facing the bottom of the cover (23).
3. A collapsible ladder according to claim 2, wherein the elastic or elastomeric seal or film (34) is secured to the bottom part of the cover (23) and extending beneath the second air openings (32) so as to cover the second air openings (32).
4. A collapsible ladder according to claim 2 or 3, wherein the elastic or elastomeric seal or film (34) is secured to the bottom part of the cover (23) for sealing the second air openings (32) when the stile is co-lapsed by having the upper column (21) being collapsed into the next lower column (22), and for unsealing the second air openings (32) when the stile is extended by extending the upper column (21) outwards or upwards from the next lower column (22).
2.5.
In de – onbestreden – Nederlandse vertaling luiden de conclusies 1 tot en met 4 van het octrooi als volgt:
1. Inklapbare ladder omvattende:
twee verticale stijlen met een veelvoud aan sporten (6) opgesteld tussen twee stijlen, waarbij elke stijl wordt gevormd door een veelvoud aan telescopisch inklapbare staanders (1a, 1b, 21, 22);
waarbij elk of ten minste een deel van de inklapbare staanders (1a, 1b, 21, 22) een bodemopening en een binnenwand heeft en een bedekking (23) ontvangt bij de bodemopening om de bodemopening te bedekken;
waarbij de bedekking (23) een smal cilindrisch deel (24) en een groot cilindrisch deel (25) met een perifeer oppervlak gelegen onder het smalle cilindrische deel (24) heeft;
het smalle cilindrische deel (24) in de bodemopening van een staander (21) is ingebracht en in de staander (21) is geplaatst, terwijl het grote cilindrische deel (25) buiten de staander (21) is opgesteld en in een volgende lagere staander (22) ingebracht;
een ringvormige groef (26) is gevormd op het perifere oppervlak van het grote cilindrische deel (25) is ingebracht; en
een afdichtring (27) is opgesteld binnen de ringvormige groef (26), terwijl de afdichtring (27) die de binnenwand van de volgende lagere staander (22) raakt als de stijl wordt uitgeklapt of ingeklapt, waarbij de afdichtring (27) een wrijvingsafdichting vormt voor de volgende lagere staander (22) en de volgende lagere staander (22) verdeelt in een bovenste deel (28) boven de afdichtring (27) en een onderste deel (29) onder de afdichtring (27);
met het kenmerk,
dat
een of meer luchtleidingen (30a, 30b) die elk een eerste luchtopening (31) en een tweede luchtopening (32) hebben, zijn voorzien in de bedekking (23), waarbij de eerste luchtopening (31) opgesteld boven het grote cilindrische deel (25) en in overeenstemming met een opening (36) in een onderste wanddeel van de staander (21) dat de bedekking (23) ontvangt, waarbij de eerste luchtopening (31) tegenover het binnenste of de binnenkant van het bovenste deel (28) van de volgende lagere staander (22) ligt, en met de tweede luchtopening (32) tegenover een bodemdeel van de bedekking (23) en het binnenste of de binnenkant van het onderste deel (29) van de volgende lagere staander (22), het daarbij mogelijk makend dat de lucht van het bovenste deel (28) naar de onderste deel (29) van de volgende lagere staander (22) uittreedt.
2. Inklapbare ladder volgens conclusie 1, waarbij een elastische of elastomeren afdichting of folie (34) is voorzien op de bodem van de bedekking (23) en is verzekerd aan een bodemdeel van de bedekking, waarbij de afdichting (34) zich onder de tweede luchtopeningen (32) tegenover de bodem van de bedekking (23) uitstrekt.
3. Inklapbare ladder volgens conclusie 2, waarbij de elastische of elastomeren afdichting of folie (34) aan het bodemdeel van de bedekking (23) is verzekerd en zich onder de tweede luchtopeningen (32) uitstrekt om de tweede luchtopeningen (32) te bedekken.
4. Inklapbare ladder volgens conclusie 2 of 3, waarbij de elastische of elastomeren afdichting of folie (34) aan het bodemdeel van de bedekking (23) is verzekerd voor het afdichten van de tweede luchtopeningen (32) als de stijl is ingeklapt doordat de bovenste staander ( 21) is ingeklapt in de volgende lagere staander (22), en voor het openen van de tweede luchtopeningen (32) als de stijl is uitgestrekt door het naar buiten of naar boven uitstrekken van de bovenste staander (21) vanaf de volgende lagere staander (22).
2.6.
In de beschrijving van EP 589 is onder meer het volgende opgenomen:
FIELD OF INVENTION
[0001]The present invention relates to a collapsible ladder of the type comprising U-shaped ladder sections being telescopically inserted in each other.
BACKGROUND OF THE INVENTION
[0002]Extendable ladders are ladders, which may be extended for use and folded for storage when not used. European patent EP 0 527 766 B1 and European patent application EP 2 343 433 A1 both disclose a collapsible ladder comprising ladder bars divided into sections interconnected by rungs. In each ladder section is provided retaining or locking mechanisms, designed to automatically release the upper ladder sections, when a rung reaches a lower rung. This means, that subsequent to the release of the lowermost ladder section, the following ladder sections are automatically released, whereby the ladder collapses. However, when collapsing the ladder, the rungs are collapsing on top of each other, thereby generating a safety problem for the user’s hands and fingers. GB 2 305 956 A discloses an extension ladder with a pair of telescopic legs consisting of a telescopic tube members, a plurality of rungs in the same numbers as that of the tube member pairs and each having two ringlike lateral ends for separately receiving the two legs plurality sets of locking mechanisms disposed beneath the rungs near the ends. US 2006/283664 A1 discloses a collapsible ladder according to the preamble of claim 1 having end caps, hollow rungs, and connection kits that are stuck in place and then fastened, while connection kits are wrapped by transverse step portions to prevent rust damage, which improves appliance safety and prolongs ladder life.
[0003]Thus, there is a need for a collapsible ladder, which allows the ladder sections to be automatically released by release of the lowermost ladder section, but which provides a safety distance between the rungs to avoid injuries of a users hands or fingers.
[0004]US Patent No. US7048094 also discloses an extendable ladder, which ladder comprises: a first stile, a second stile and a plurality of rungs disposed between the first stile and the second stile, the first stile being composed of a first column assembly including a first column and a second column assembly including a second column, the first column having an internal surface, and the second column being connected with the first column in a nested arrangement to form a telescopic mechanism capable of movement lengthwise; a locking mechanism for selectively locking the second column with respect to the first column; a button operably connected to the locking mechanism for controlling the locking mechanism; a ring is coupled to the first column proximate a distal end thereof, and the second column includes a sleeve coupled to the second column proximate a proximal end thereof. The sleeve includes an external guiding surface for contacting the internal surface of the first column and the ring includes an internal guiding surface for contacting an exterior surface of the second column. The columns are made of Aluminium while the ring and the sleeve are made of a plastic material.
[0005]However, the sleeve is made of a relatively thin plastic material and may be worn out during use, whereby its function for providing a guiding surface is reduced. Thus, there is a need for a collapsible ladder, for which a first collapsible column is provided with a guiding part for guiding the first column into a next lower, second column, and for which the guiding part is not easily worn out.
(…)
BRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS
[0013]Fig. 1 is a perspective view of an extendable ladder in accordance with an embodiment of the present invention when the columns are extended,
Fig. 2a is a sectional perspective view of parts of an extendable ladder in accordance with an embodiment of the present invention when the columns are extending,
Fig. 2b is a sectional perspective view of the ladder parts illustrated in Fig. 2a when the columns are collapsing, and
Fig. 3 illustrates the arrangement of a cover at the bottom of a column according to an embodiment of the invention.
DETAILED DESCRIPTION OF EMBODIMENTS
[0014]Figs. 1 to 3 show preferred embodiments of the present invention. The extendable ladder of Fig. 1 comprises two vertical stiles with a plurality of rungs 6 disposed between two stiles, each stile being formed by a plurality of telescopically collapsible columns 1a, 1b, each column 1a, 1b being connected to the corresponding rung 6 via a connecting sleeve 7; a plug or locking pin is disposed inside the connecting sleeve 7, which can move horizontally and transversely with respect to the connection sleeve 7 and be exposed outside to lock the column 1a together with the next lower column 1b; a spring disposed inside the connection sleeve 7, which can keep the plug pin in the trend of being exposed outside; a locking hole 10 is provided in the column 1a, 1b for receiving the plug or locking pin, and a push button 8 or release lever may be provided which can drive the plug pin to move transversely to lock or unlock a column 1a, 1b into a next lower column 1a, 1b.
[0015]The foregoing shows the conventional structure of an extendable ladder. According to an embodiment of the present invention and illustrated in Figs. 1, 2a, 2b and 3, there is provided an extendable ladder for which: each or at least part of the collapsible columns 1a, 1b, 21, 22 has a bottom opening and an inner wall and receives a cover 23 at the bottom opening to cover the bottom opening; the cover 23 has a small cylindrical portion 24 and a large cylindrical portion 25 with a peripheral surface located under the small cylindrical portion 24; the small cylindrical portion 24 is inserted into the bottom opening of a column 21 and is positioned inside the column 21, while the large cylindrical portion is exposed outside of the column and inserted inside of a next lower column 22; an annular groove 26 is formed on the peripheral surface of the large cylindrical portion 25; a sealing ring 27 is disposed inside the annular groove 26, with the sealing ring 27 touching the inner wall of the next lower column 22 when the stile is extending or collapsing, whereby the sealing ring 27 forms a frictional seal for the next lower column 22 and dividing the next lower column 22 into an upper part 28 above the sealing ring and a lower part below the sealing ring 29; one or more, such as two air ducts 30a, 30b are provided in the cover 23, where each air duct 30a, 30b has a first air opening 31 and a second air opening 32, with the first air opening 31 arranged above the large cylindrical portion 25 and in correspondence with an opening 36 in a lower wall part of the column 21 receiving the cover 23, whereby the first air opening 31 faces the inside or the interior of the upper part 28 of the next lower column 22, and with the second air opening 32 facing a bottom part of the cover 23 and the inside or the interior of the lower part 29 of the next lower column 22, thereby enabling air to exit from the upper part 28 to the lower part 29 of the next lower column 22.
[0016]It is preferred that an elastic or elastomeric seal or film 34 is provided at the bottom of the cover 23 and secured to a bottom part of the cover, where the seal 34 extends beneath the second air openings 32 facing the bottom of the cover 23. The elastic or elastomeric seal or film 34 may be secured to the bottom part of the cover 23 and extend beneath the second air openings 32 so as to possible cover the second air openings 32. The elastic or elastomeric seal or film 34 is secured to the bottom part of the cover for sealing the second air openings 32 when the stile is collapsed by having the upper column 21 being collapsed into the next lower column 22, and for unsealing the second air openings 32 when the stile is extended by extending the upper column 21 outwards or upwards from the next lower column 22. An auxiliary sealing ring 35 may be disposed between the bottom of the small cylindrical portion 24 of the cover 23 and the inner wall of the column 21.
[0017]For ladders of the present invention having columns 21 provided with a bottom cover 23, then Fig. 2a shows a sectional cut through view of parts of the extendable ladder, when the columns 1a, 1b, 21, 22 are extending, and Fig. 2b shows the same cut through view when the columns 1a, 1b, 21, 22 are collapsing. Fig. 3 is not a cut through view of the bottom cover 23, but illustrates the arrangement of the cover 23 at the bottom of a column 1a, 21. The bottom cover of Fig. 3 is also provided with a sloped nose or protruding part 37 extending from the bottom of the cover 23 and arranged so as to push a locking pin received in a locking hole 10 of the next lower column 1b, 22.
[0018]During the collapsing of the upper column 21 into the next lower column 22, the seal 34 is moved slides upward relatively to the bottom of the cover 23, thereby closing the second air openings 32 of the airducts 30a, 30b, and air is not passed through the air ducts 30a, 30b, so the collapsing of the column 21 is slowed down due to resistance of air inside the closed spaced at the interior 29 of the next lower column 22. Due to the slowed collapsing, a person may have enough reaction time to withdraw his/her fingers in time even through the fingers are just in an inappropriate position. In addition, since the speed of the collapsing of the ladder is slowed down, the force applied to the fingers is quite small even if the fingers are crushed. Therefore, the purposes of preventing finger injury and eliminating potential safety hazards are achieved. In addition, when the columns move upward while the extendable ladder is extending for use, the seal 34 is moved downwards thereby opening the second air openings 32, and air can exit without resistance through the air ducts 30a, 30b from the upper part 28 to the lower part 29 of the next lower column 22.
2.7.
EP 589 bevat de volgende figuren:
De Vonroc ladders
2.8.
Vonroc verkoopt via haar websites in de Europese Unie drie verschillende modellen van een telescopische ladder (hierna: ‘de Vonroc ladders’). Ter illustratie dienen de volgende schermafbeeldingen:
Een detailfoto van een staander met bedekking van de Vonroc ladder is hieronder weergegeven:
De stand van de techniek
2.9.
Tot de stand van de techniek op de prioriteitsdatum van EP 589 behoren de volgende publicaties:
2.9.1.
De Europese aanvrage EP 2 770 155 A1 (hierna: ‘EP 155’) voor een ‘safe telescopic ladder capable of preventing hand from being pinched’, gepubliceerd op 27 augustus 2014. In de beschrijving van EP 155 is onder meer het volgende opgenomen:
[0001]The invention relates to an extendable ladder including a plurality of stiles formed by a plurality of telescopically collapsible columns and capable of sliding up and down, in particular to extendable ladder with a safety feature for preventing finger injury.
SUMMARY OF THE INVENTION
[0005]It is an object of the present invention to provide a extendable ladder with a safety feature for preventing finger injury, which can slow down the folding of the ladder, so that the purposes of avoiding clamping the fingers of a user and eliminating potential safety hazards are achieved by slowing down the collapsing of the ladder.
(…)
[0010]The inner side surface of the annular groove is in arc shape. The structure of the arc groove provides an appropriate motion space for the sealing ring. As the bottom is not in planar contact with the sealing ring, there is always a gap between the sealing ring and the annular groove. During the lifting of the columns, a small amount of air can passes through the through hole, so that the lifting of the columns becomes relatively easy.
[0011]Similarly, the inner side surface of the annular groove may be in truncated cone-shape. The inner side surface of the annular groove is in truncated cone-shape, during the collapsing of the next upper column, the air-tightness between the sealing ring and the inner wall of the next lower column is appropriate, that is, it is ensured not only that there is no much air pass through a gap between the sealing ring and the inner wall of the next
lower column, but also that there is a proper amount of air passing through the gap between the sealing ring and the inner wall of the next lower column, so that the collapsing of the columns is moderate, i.e., not too slow or too fast.
[0012]Compared with the prior art, in the present invention, each column is provided with a cover at the bottom opening thereof, a movable frictional seal is formed between the periphery surface of the large cylindrical portion of each cover and the inner wall of the next lower column through the sealing ring, and the space between two covers of two adjacent columns is a relatively closed space, therefore, when the next upper column is collapsing, the cover of the next upper column will be affected by the resistance of the air inside the closed space, the air can be only exited from gaps between the components of the extendable ladder, the speed of collapsing will be slowed down. Due to the slowed collapsing, a person may have enough reaction time to withdraw his/her fingers in time even through the fingers are just in an inappropriate position. Furthermore, since the speed of col-
lapsing of the ladder is slowed down, the force applied to the fingers is quite small even if the fingers are crushed. Therefore, the purposes of preventing finger injury and eliminating potential safety hazards are achieved. In addition, since a plurality of through holes are vertically provided on the inner wall of the annular groove, when the columns move upward while the extendable ladder is extending for use, the air between two covers of two adjacent columns can exit passing through the annular groove and the through holes, the through holes act as a accessorial passage for air, it will make the extending operation much easy and save the labor of the user.
2.9.2.
EP 155 bevat onder meer de volgende figuren:
2.9.3.
Europees octrooi EP 2 740 879 A2 (hierna: ‘EP 879’) voor een ‘Extendable and retractable ladder’, gepubliceerd op 11 juni 2014. In de beschrijving van EP 879 is onder meer het volgende opgenomen:
[0021]Another aspect of the present invention provides an extendable/retractable ladder assembly, comprising: a first stile comprising a plurality of columns disposed in a nested arrangement for relative axial movement in a telescopic fashion along an axis of the plurality of columns; a second stile; a plurality of rungs extending between the first stile and the second stile; a connector assembly coupled to a first column in the plurality of columns proximate a distal end thereof and coupled to a respective rung of the plurality of rungs; a second column nesting in the first column; and an air damper inserted partially into and plugging the second column proximate a proximal end thereof, the air damper including a flange with an external guiding surface for contacting the internal surface of the first column, the air damper including one or more pins which are received within openings of
the second column for fixing the air damper to the second column, the one or more pins including an aperture that provides an airflow path through the air damper and through the openings of the second column, whereby the air damper generally restricts airflow through the second column to the airflow path through the aperture. Preferably, the airflow path through the aperture is directed towards the first column.
[0042]Figure 8A is a side perspective view of a ladder column and air damper assembly, according to some alternate embodiments of the present invention. Figure 8B is a lower perspective view of an air damper 232, according to some alternate embodiments of the present invention. Air dampers 230 and 232 are inserted into the bottom end of column 234 to restrict air flow through the column. Air dampers 230, 232 have two pins 236 that extend from its outer surface and that are received in corresponding holes proximate the bottom end of column 234 in order to retain the air dampers 230, 232 in column 234. In addition, a portion of air dampers 230, 232 does not extend into column 234. This portion may form a flange 238 with an external guiding surface for contacting the inner surface of the adjacent larger column, within which column 234 is nested. Therefore, similar to air damper 224, air damper 230 in Figure 8A and air damper 232 in Figure 8B provide stability to and restrict air flow through the lower end of their respective columns and between adjacent columns. Air damper 230 in Figure 8A also provides an orifice 240 running centrally through one or both of pins 236. Orifice 240, similar to orifice 229 in air damper 224, permits limited air flow. However, instead of directing such air flow through the column to which the air damper is attached, air damper 230 instead allows air flowing into its bottom to exit towards the adjacent larger column. In air damper 230 in Figure 8A, orifice 240 direct air flow directly towards the adjacent larger column. In air damper 232 in Figure 8B, aperture 242 instead directs air flow along the space between the adjacent columns. That is, the exit apertures 242 are pointed such that air flows along the length of the columns. It is believed that air flow paths from the bottom of a column to a location between the columns provide for good control of the descent of one column into another. (…)
2.9.4.
Bij EP 879 horen onder meer de volgende figuren:

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
Een verbod op iedere inbreuk op EP 589 in Nederland en de landen waar EP 589 van kracht is, versterkt met een dwangsom;
opgave van inkoop-, verkoop-, voorraad- en winstgegevens, vergezeld van alle relevante documenten ter staving van de opgave, versterkt met een dwangsom;
een recall van verhandelde producten, versterkt met een dwangsom;
een rectificatie op de websites van Vonroc, versterkt met een dwangsom;
een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv [1] ;
6. een termijn voor het instellen van een bodemprocedure op grond van artikel 1019i Rv.
3.2.
[eiseres] legt aan deze vordering het volgende ten grondslag. Een vergelijking van de afdekking in de kolommen van de Vonroc ladders met conclusie 1 van EP 589 laat zien dat de Vonroc ladders alle kenmerken van conclusie 1 van EP 589 hebben, met uitzondering van één kleine kenmerkvariant. Voor zover er al geen sprake zou zijn van een letterlijke inbreuk, dan is er wel sprake van een inbreuk bij wege van equivalentie, omdat de afdekking in de kolommen van de Vonroc ladders dezelfde
soft closefunctie vervult als de afdekking volgens EP 589. Daarnaast maken de Vonroc ladders ook inbreuk op conclusies 2, 3 en 4 van EP 589.
3.3.
Vonroc voert gemotiveerd verweer. Zij voert (onder meer) aan dat de Vonroc ladders niet voldoen aan verschillende kenmerken van conclusie 1 (met name de hierna in 4.5 uitgesplitste kenmerken 1.5, 1.5.1 en/of 1.5.2). Van letterlijke inbreuk is daarom geen sprake. De Vonroc ladders maken ook geen equivalente inbreuk. Bijna alle kenmerken van EP 589 worden al geopenbaard in EP 155, behalve kenmerken 1.5.1 en 1.5.2. Voorzover die kenmerken al inventiviteit zouden verschaffen aan EP 589, wat door Vonroc ook wordt betwist, is de bijdrage aan de stand van de techniek zo gering, dat de Vonroc afdekking niet valt onder de billijke beschermingsomvang van EP 589. De afdekkingen in de Vonroc ladders zijn in wezen niet inventieve uitvoeringsvormen van de stand van de techniek. De Vonroc ladders beantwoorden ook niet aan alle kenmerken van de conclusies 2, 3 en 4.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De (ook grensoverschrijdende) bevoegdheid van de voorzieningenrechter volgt uit artikel 4 Brussel I bis-Vo [2] , aangezien Vonroc in Nederland is gevestigd. De relatieve bevoegdheid volgt uit artikel 80 lid 2 onder a ROW 1995 [3] . Vonroc heeft de internationale en relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter overigens ook niet bestreden.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen (een verbod ter beëindiging van een beweerdelijke octrooi inbreuk, althans onrechtmatig handelen, die/dat nog altijd voortduurt). Het (bestaan van) spoedeisend belang is door Vonroc overigens ook niet bestreden.
Onderwerp van het Octrooi
4.3.
EP 589 heeft betrekking op het sluitingsmechanisme van telescopische ladders. Het claimt een
soft closemechanisme, waarbij de delen minder snel in elkaar schuiven. Bij het inschuiven van de kolommen (in EP 589 ‘staanders’) van de ladder in elkaar, krijgt de gebruiker daardoor meer tijd om zijn hand weg te halen. Het Octrooi bereikt dit met behulp van een deksel (in EP 589: ‘bedekking’) waarmee de onderkant van de staanders van de telescopische delen wordt afgedekt. Het deksel bevat een afdichting (O-ring) om de omtrek van het deksel en luchtdoorgangen met uitgangen boven en onder de O-ring, die in combinatie zorgen voor een verhoogde weerstand bij het in elkaar schuiven van de ladder. De O-ring geeft een mechanische weerstand tussen de twee in elkaar te schuiven staanders en de luchtdoorgangen geven een luchtweerstand, maar maken luchtverplaatsing van de onderste staander naar ruimte tussen de wanden van de twee staanders mogelijk. Dit creëert het
soft closeeffect, waarbij de schuifbeweging van de ladderdelen vertraagt. De afhankelijke conclusies van EP 589 hebben betrekking op een flexibele afdichting aan de onderste uitgang van de luchtdoorgangen, waardoor er bij het uitschuiven van de ladder weinig luchtweerstand is en de ladder gemakkelijk uitschuift, terwijl de luchtweerstand bij het inschuiven wordt verhoogd.
Gemiddelde vakpersoon
4.4.
De gemiddelde vakpersoon voor EP 589 is door geen van partijen gedefinieerd. De voorzieningenrechter gaat uit van een werktuigbouwkundige die ervaring heeft op het gebied van het ontwerpen van uitschuifbare (telescopische) ladders.
Conclusiekenmerken
4.5.
Partijen verdelen onafhankelijke conclusie 1 van EP 589 in de volgende kenmerken, welke onderverdeling de voorzieningenrechter volgt:
Kenmerk
Conclusie 1 van EP 589
1.
Inklapbare ladder omvattende:
1.1
Twee verticale stijlen met
1.1.1
Een veelvoud aan sporten (6) opgesteld tussen twee stijlen,
1.2
Waarbij elke stijl wordt gevormd door een veelvoud aan telescopisch inklapbare staanders (1a, 1b, 21, 22)
1.2.1
Een bodemopening en een binnenwand heeft en een bedekking (23) ontvangt bij de bodemopening om de bodemopening te bedekken;
1.3
Waarbij de bedekking (23)
1.3.1
Een smal cilindrisch deel (24) en een groot cilindrisch deel (25) met een perifeer oppervlak gelegen onder het smalle cilindrische deel (24) heeft;
1.3.2
Het smalle cilindrische deel (24) in de bodemopening van een staander (21) is ingebracht en in de staander (21) is geplaatst, terwijl het grote cilindrische deel (25) buiten de staander (21) is opgesteld en in een volgende lagere staander (22) ingebracht;
1.3.3
Een ringvormige groef (26) is gevormd op het perifere oppervlak van het grote cilindrische deel (25) is ingebracht; en
1.4
Een afdichting (27) is opgesteld binnen de ringvormige groef (26),
1.4.1
Terwijl de afdichtring (27) die de binnenwand van de volgende lagere staander (22) raakt als de stijl wordt uitgeklapt of ingeklapt,
1.4.2
Waarbij de afdichtring (27) een wrijvingsafdichting vormt voor de volgende lagere staander (22) en
1.4.3
De volgende lagere staander (22) verdeelt in een bovenste deel (28) boven de afdichting (27) en een onderste deel (29) onder de afdichtring (27);
Met het kenmerk dat
1.5
een of meer luchtleidingen (30a, 30b) die elk een eerste luchtopening (31) en een tweede luchtopening (32) hebben, zijn voorzien in de bedekking (23),
1.5.1
waarbij de eerste luchtopening (31) opgesteld [is] boven het grote cilindrische deel (25) en
1.5.2
In overeenstemming met een opening (36) in een onderste wanddeel van de staander (21) dat de bedekking (23) ontvangt
1.5.3
Waarbij de eerste luchtopening (31) tegenover het binnenste of de binnenkant van het bovenste deel (28) van de volgende lagere staander (22) ligt,
1.5.4
En met de tweede luchtopening (32) tegenover een bodemdeel van de bedekking (23) en het binnenste of de binnenkant van het onderste deel (29) van de volgende lagere staander (22),
1.5.5
Het daarbij mogelijk makend dat de lucht van het bovenste deel (28) naar het onderste deel (29) van de volgende lagere staander (22) uittreedt.
4.6.
Voor afhankelijke conclusie 2 van EP 589 zal de voorzieningenrechter, in navolging van partijen, de volgende kenmerkindeling hanteren:
Kenmerk
Conclusie 2 van EP 589
2
Inklapbare ladder volgens conclusie 1
2.1
Waarbij een elastische of elastomeren afdichting of folie (34) is voorzien op de bodem van de bedekking (23) en is verzekerd aan een bodemdeel van de bedekking,
2.2
Waarbij de afdichting (34) zich onder de tweede luchtopeningen (32) tegenover de bodem van de bedekking (23) uitstrekt.
Maken de Vonroc ladders inbreuk op conclusie 1 van EP 589?
4.7.
Op grond van artikel 69 lid 1 EOV [4] wordt de beschermingsomvang van een octrooi bepaald door de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Volgens het bij dit artikel behorende uitlegprotocol [5] (‘het Protocol’) mag artikel 69 EOV niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook mogen uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden. Op grond van artikel 2 van het Protocol dient op passende wijze rekening te worden gehouden met elk element dat gelijkwaardig is aan de in de conclusies omschreven elementen.
4.8.
Bij de vraag of sprake is van inbreuk, zal de voorzieningenrechter in dit kort geding de zogenaamde twee-stappen benadering hanteren [6] . In de eerste stap wordt beoordeeld of de afdekking in de Vonroc ladders beantwoordt aan alle conclusie kenmerken, waarbij die kenmerken worden uitgelegd in het licht van de beschrijving en tekeningen (‘letterlijke inbreuk’). In de tweede stap wordt beoordeeld of de afdekking in de Vonroc ladders elementen bevat die equivalent zijn aan de ontbrekende conclusiekenmerken. Daarvoor is (kort samengevat) vereist dat (i.) het afwijkende element in de variant dezelfde functie vervult als het bewuste kenmerk van de conclusie (technische equivalentie), (ii.) bescherming billijk is in relatie tot de bijdrage van het octrooi aan de stand van de techniek, (iii.) de vakpersoon begrijpt dat er geen goede reden is om de beschermingsomvang van het octrooi beperkt uit te leggen en (iv.) de variant nieuw en inventief is ten opzichte van de stand van de techniek.
4.9.
Naar voorlopig oordeel beantwoorden de Vonroc ladders niet letterlijk aan kenmerk 1.5.2. van conclusie 1. Dat conclusie kenmerk bepaalt dat een opening (36) in een onderste wanddeel van een staander in overeenstemming is met een eerste luchtopening (31) genoemd in de kenmerken 1.5 en 1.5.1. Uit de kenmerken 1.5 en 1.5.1 blijkt dat die eerste luchtopening zich bevindt in de bedekking (23) en is opgesteld
bovenhet grote cilindrische deel (25) van die bedekking. Uit de kenmerken 1.3, 1.3.1 en 1.3.2 blijkt dat het grote cilindrische deel (25) is gelegen onder een smaller cilindrisch deel (24) van de bedekking, dat in de bodemopening van een staander van de telescopische ladder is ingebracht. De vakpersoon die deze kenmerken in samenhang leest, zal daaruit begrijpen dat de eerste luchtopening (31) zich in het smalle cilindrische deel (24) van de bedekking bevindt, dat wordt ontvangen door de staander, en in overeenstemming is met opening (36) in de wand van die staander. De vakpersoon ziet dat bevestigd in de beschrijving in [0015] en [0016]. De vakpersoon ziet dat ook bevestigd in de figuren 2a, 2b en 3 van EP 589. Zo is in figuur 2a goed te zien dat wand (21) van de binnenste staander het smalle cilindrische deel van de bedekking opneemt en de wand van de staander een opening (36) heeft die overeenstemt met een eerste luchtopening (31) in de bedekking. In figuur 2a wordt
auxiliary sealing ring(35) weergegeven, die zich blijkens de beschrijving in [0017] bevindt tussen de onderkant van het smalle cilindrische deel (24) en de binnenwand van staander (21). De luchtopening in het smalle cilindrische deel correspondeert dus met een opening in die wand.
4.10.
De afdekking in de Vonroc ladders is voorzien van een smaller cilindrisch deel dat wordt ontvangen in de bodemopening van een staander, maar in de wand van die staander bevindt zich geen opening conform opening (36) uit kenmerk 1.5.2 en in het smalle cilindrische deel bevindt zich ook geen daarmee corresponderende eerste luchtopening (31). De luchtopening in de afdekking van de Vonroc ladders bevindt zich boven de O-ring, maar in het grote cilindrische deel van de afdekking, onder de wand van de staander die de afdekking ontvangt.
4.11.
[eiseres] heeft een illustratie overgelegd van de doorsnee van de Vonroc-ladder voorzien van de nummering uit EP 589. Ter verduidelijking neemt de voorzieningenrechter hier die illustratie over naast figuur 2a uit het octrooischrift voor EP 589:
Vonroc (volgens [eiseres] )
EP 589 (Fig. 2.a octrooischrift)
Hieruit blijkt dat opening (36) in de wand van de staander ontbreekt en eerste luchtopening (31) zich niet in het smalle cilindrische deel (24) bevindt in de Vonroc ladders. De staanders en bedekking in de Vonroc ladders beantwoorden daarmee niet aan kenmerk 1.5.2. van EP 589.
(Geen) equivalente inbreuk op conclusie 1
4.12.
De voorzieningenrechter verwijst naar het toetsingskader beschreven in 4.8 en is voorshands van oordeel dat niet wordt voldaan aan het tweede en het vierde vereiste van de daar beschreven ‘tweede stap’ van de inbreukvraag.
4.13.
In de eerste plaats is het vanuit het oogpunt van een billijke bescherming van de octrooihouder niet passend om bij de vaststelling van de beschermingsomvang van het octrooi rekening te houden met het onderhavige equivalent. Bij deze beoordeling is van belang welke bijdrage EP 589 heeft geleverd aan de stand van de techniek. Vonroc heeft gewezen op twee publicaties uit de stand van de techniek: EP 155 en EP 879 (zie 2.9). Uit een vergelijking van EP 589 en EP 155 volgt dat die bijdrage aan de stand van de techniek van EP 589 zodanig gering is, dat een billijke bescherming van de octrooihouder geen bescherming tegen de variant van Vonroc rechtvaardigt. De voorzieningenrechter licht dit toe als volgt.
4.14.
EP 155 heeft betrekking op hetzelfde probleem als EP 589, te weten het beschermen van de handen van de gebruik(st)er van een telescopische ladder. EP 155 openbaart hiertoe eveneens een soft close mechanisme. Tussen partijen is niet in geschil dat EP 155 de kenmerken 1.1 tot en met 1.4 van EP 589 openbaart. Maar ook de kenmerken 1.5 en 1.5.3 tot en met 1.5.5 worden in EP 155 geopenbaard. In EP 155 ontstaat bij het inschuiven van de ladder een luchtstroom tussen de wanden van de staanders doordat de groef voor de O-ring een overmaat heeft en er in die groef luchtgaten zijn aangebracht. Dit wordt geopenbaard in [0011] en [0012] van EP 155. EP 155 beschrijft in die paragrafen ook dat dit tot een vertraging leidt bij het inschuiven van de ladder.
4.15.
Vonroc heeft een geannoteerde versie overgelegd van afbeelding 3 van EP 155 die de cilindrische afdekking weergeeft met een eerste en een tweede luchtopening, die zich onder en boven een O-ring bevinden. Hierbij heeft Vonroc de luchtstroom zichtbaar gemaakt (in blauw) tussen de buitenste kolom van een staander en de binnenste kolom van diezelfde staander:
4.16.
Alleen kenmerken 1.5.1 en 1.5.2 worden derhalve niet geopenbaard in EP 155. Immers, de eerste luchtopening in de bedekking van EP 155 is opgenomen aan de bovenzijde van de groef met overmaat en derhalve niet
bovenmaar
inhet grote cilindrische deel van de bedekking. Het octrooischrift van EP 589 vermeldt niets over het technisch effect van die verschilmaatregelen. [eiseres] heeft in deze procedure ook geen technisch effect van die verschilmaatregelen gesteld. [eiseres] betwist het betoog van Vonroc dat de kenmerken 1.5.1 en 1.5.2 de functie van borging van de afdekking in de staander vervullen. EP 589 valt naar voorlopig oordeel dan ook te beschouwen als een alternatieve oplossing voor hetzelfde probleem als EP 155. EP 589 laat de lucht niet door een groef met overmaat stromen, maar door een daarvan afgescheiden kanaal waarvan de eerste opening zich in het smalle cilindrische deel van de bedekking bevindt en correspondeert met een opening in de wand van de staander. Dat is de enige technische leer die EP 589 aan de stand van de techniek toevoegt. Een billijke beschermingsomvang van het octrooi is dan ook beperkt tot equivalente oplossingen waarin juist die technische leer – voor zover al inventief – wordt toegepast. Dat betekent dat een billijke bescherming van EP 589 geen equivalenten omvat die juist die leer niet toepassen. De Vonroc bedekking valt daarom niet onder de beschermingsomvang van EP 589.
4.17.
Op dezelfde feitelijke gronden kan de bedekking van de Vonroc ladders aangemerkt worden als een niet-inventieve variant op EP 155. Ook aan het in 4.8 bedoelde vierde vereiste voor equivalente inbreuk is daarmee niet voldaan. Het Vonroc-mechanisme bestaat uit een eerste luchtopening die zich bevindt in het brede cilindrische deel van de bedekking en een tweede luchtopening ter hoogte van de O-ring, eveneens in het brede cilindrische deel van de afdekking. Dit heeft Vonroc inzichtelijk gemaakt in een eveneens door haar overgelegde geannoteerde afbeelding, waarbij Vonroc de luchtstroom in blauw heeft gemarkeerd:
4.18.
De vakpersoon die uitgaat van EP 155, zal zonder inventieve arbeid de groef met overmaat vervangen voor een of meer luchtkanalen die om de groef heen lopen met een opening boven en onder de O-ring in het brede cilindrische deel van de bedekking. De bedekking zoals toegepast in de Vonroc ladders is derhalve niet inventief ten opzichte van de stand van de techniek.
4.19.
Om deze redenen valt de bedekking in de Vonroc ladders niet binnen het equivalentie-bereik van EP 589. Daarbij kan in het midden blijven of de variant van Vonroc ‘technisch equivalent’ is aan kenmerk 1.5, 1.5.1 en 1.5.2 van het octrooi in de zin van het eerste vereiste van de in 4.8 beschreven tweede stap. Als deze deelkenmerken niet tevens fungeren als borging voor de bedekking, zoals [eiseres] betoogt, zou dat het geval kunnen zijn. Uit het voorgaande volgt dat dat standpunt van [eiseres] echter impliceert dat EP 589 geen technisch voordeel heeft ten opzichte van EP 155.
(Ook) geen inbreuk op volgconclusies
4.20.
[eiseres] heeft haar vorderingen ook nog gegrond op inbreuk op volgconclusies 2, 3 en 4 van EP 589. De gestelde ‘letterlijke’ inbreuk is voor deze conclusies onvoldoende aannemelijk gemaakt op dezelfde gronden als hiervoor overwogen over conclusie 1.
4.21.
Bovendien heeft [eiseres] voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de afdichting in de afdekking van de Vonroc ladders een elastische of elastomeren afdichting of folie is zoals geclaimd in kenmerk 2.1 van conclusie 2. [eiseres] wijst enkel op de vorm van de afdichting in de hierboven bij 4.17 weergegeven tekening, waardoor het volgens haar noodzakelijk zou zijn dat sprake is van een flexibele afdichting. Anders zou de afdichting niet in de afdekking aangebracht kunnen worden, zo stelt zij. Die tekening heeft zij echter zelf gemaakt, zodat de weergegeven vormgeving niet doorslaggevend is. Vonroc betwist dat het onderste brede deel in de afdichting elastisch is, waarbij zij betoogt dat het niet nodig is voor de bevestiging van die afdichting dat dat deel ook elastisch is. Het is dat onderste brede deel dat de functie van afdichting in de zin van kenmerk 2.1 vervult. [eiseres] heeft haar stelling dat de afdichting in de bedekking van Vonroc beantwoord aan conclusiekenmerk 2.1 in het licht van dat verweer onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.22.
[eiseres] heeft verder onvoldoende motivering aangedragen voor haar stelling dat Vonroc bij wege van equivalentie inbreuk zou maken op de afhankelijke volgconclusies, zodat het beroep op equivalente inbreuk al op de stelplicht niet slaagt. De vorderingen van [eiseres] die zijn gebaseerd op conclusies 2, 3 en 4 van EP 589 zullen daarom geheel worden afgewezen.
Proceskosten
4.23.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten aan de zijde van Vonroc. Vonroc heeft daartoe opgave gedaan van een bedrag van € 93.528,57 aan advocaatkosten.
4.24.
Om de redelijkheid en evenredigheid van de gevorderde advocaatkosten te kunnen beoordelen, zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij de toepasselijke Indicatietarieven in octrooizaken (versie 1 september 2020). De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van een ‘normaal kort geding’ waarvoor, volgens genoemde indicatietarieven, een maximum geldt van € 40.000,-. Nu de door Vonroc gevorderde advocaatkosten boven het voor een ‘normaal’ kort geding geldende maximum komen, zal het door Vonroc gevorderde bedrag tot het maximum van € 40.000,00 worden toegewezen. Dit bedrag wordt nog verhoogd met het griffierecht ad € 714,-
4.25.
Nakosten behoren tot de proceskosten. De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024 een bedrag van € 178,00 zonder betekening en bij een procedure in conventie en reconventie een bedrag van € 278,00). Dit bedrag wordt onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening wordt een extra component aan salaris (per 1 februari 2024 een bedrag van € 92,00 extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten worden voorwaardelijk toegekend, te weten als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden. De totale proceskosten zullen daarmee worden begroot op (€ 40.000,00 + € 714,00 + € 178,00 =) € 40.892,00.
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op € 40.892,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW [7] over de proceskosten en de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus, rechter, bijgestaan door mr. E.E. de Vos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2025.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
3.Rijksoctrooiwet 1995
4.Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag).
5.Protocol inzake de uitleg van Artikel 69 van het Verdrag.
6.Zie Hof Den Haag 27 oktober 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2052 (Pemetrexed II), r.o. 4.1-4.11, Hof Den Haag 15 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2327(Novartis/Pharmathen), r.o. 5.24 zoals o.g.v. artikel 81 RO in stand gelaten in HR 17 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:728.
7.Burgerlijk Wetboek