ECLI:NL:RBDHA:2025:18865
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht; beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft de zaken behandeld onder de zaaknummers NL25.41827 en NL25.40606. Eiser heeft op 2 september 2025 beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit, dat op 5 augustus 2025 is genomen, en heeft tevens een beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op dezelfde datum is opgelegd. Tijdens de zitting op 3 september 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn zienswijze te geven over het terugkeerbesluit en inreisverbod, maar heeft geconcludeerd dat dit niet opweegt tegen het feit dat eiser zelf heeft geweigerd om met verweerder in gesprek te gaan over deze besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 1 augustus 2025 al voornemens was om de besluiten op te leggen, maar dat eiser op dat moment een asielaanvraag heeft ingediend, waarna de besluiten zijn uitgesteld. Na het intrekken van de asielaanvraag op 4 augustus 2025, heeft verweerder de besluiten alsnog genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Ook het beroep tegen de maatregel van bewaring is ongegrond verklaard, omdat eiser geen zelfstandige beroepsgronden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 oktober 2025.