ECLI:NL:RBDHA:2025:18899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht met betrekking tot schending van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Algerijnse eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd gekregen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar op de zitting van 11 juli 2025 zijn beide partijen niet verschenen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.
Eiser, geboren in 1993, heeft zijn beroep tegen het terugkeerbesluit ingetrokken, maar handhaaft zijn beroep tegen het inreisverbod. Hij stelt dat het inreisverbod in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat hij een vriendin in België heeft en door het inreisverbod zijn gezinsleven met haar niet kan uitoefenen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn relatie en gezinsleven, waardoor er geen grond is om te concluderen dat het inreisverbod een schending van artikel 8 van het EVRM oplevert.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.