Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van asielaanvragen van een gezin uit Irak. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun dochters, hebben op 5 oktober 2023 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvragen op 25 augustus 2025 afgewezen, waarbij hij de geloofwaardigheid van hun asielrelaas in twijfel trok. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de minderjarige dochter [eiseres 2]. De rechtbank oordeelt dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van [eiseres 2] ongeloofwaardig zouden zijn, gezien haar jonge leeftijd en psychische toestand. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met deze uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eisers.