ECLI:NL:RBDHA:2025:18956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/662568 / HA RK 24-122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoeker met Turkse en Koeweitse achtergrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 een beschikking gegeven over de staatloosheid van verzoeker, die in Turkije een verzoek tot vaststelling van zijn staatloosheid heeft ingediend. Verzoeker, geboren in 1986, heeft in de asielprocedure documenten overgelegd die zijn claim ondersteunen, waaronder een geboorteakte en een rijbewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in Nederland woont en ontvankelijk is in zijn verzoek. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. Y.D. Ancion, heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en de Turkse procedure onderzocht, waarbij onduidelijkheid bestond over de status van verzoeker in Turkije. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat verzoeker staatloos is, aangezien de Turkse autoriteiten zijn verzoek niet definitief hebben afgewezen. De rechtbank heeft ook de situatie van verzoeker als Bidoon in Koeweit in overweging genomen, maar heeft vastgesteld dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor zijn staatloosheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek afgewezen en geen proceskosten aan de Staat opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 24-122
Zaaknummer: C/09/662568
Datum beschikking: 15 oktober 2025

Wet vaststelling staatloosheid

Beschikking op het op 4 maart 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.S. Nizamoeddin te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. Y.D. Ancion.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 7 juni 2024 van de Staat;
- de brief van 7 augustus 2024, met bijlagen, van verzoeker;
- de brief van 9 oktober 2024, met bijlagen, van verzoeker.
Op 18 februari 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoeker met zijn advocaat en mr. Y.D. Ancion namens de Staat.
Na de zitting heeft de rechtbank – voor zover van belang – ontvangen:
  • een brief van 17 maart 2025 van verzoeker;
  • een e-mailbericht van 28 maart 2025, met bijlagen, van verzoeker;
  • een e-mailbericht van 14 april 2025, met bijlagen, van verzoeker;
  • een e-mailbericht van 15 juli 2025 van de Staat;
  • een e-mailbericht van verzoeker van 15 augustus 2025.

Verzoek en het standpunt van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van de staatloosheid van verzoeker en tot veroordeling van de Staat tot vergoeding van de kosten welke verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs moest maken.
De Staat concludeert tot afwijzing van het verzoek.
Feiten
De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
  • Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteland] .
  • Verzoeker is van [dag 1] 2014 tot [dag 2] 2018 gehuwd geweest met een vrouw met de Bahreinse nationaliteit.
  • In 2015 is verzoeker vanuit Koeweit naar Turkije vertrokken.
  • Verzoeker heeft in 2020 in Turkije een verzoek tot vaststelling staatloosheid ingediend.
  • Aan verzoeker is in december 2022 in Nederland een asielvergunning verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000, met ingang van 14 april 2022 en geldig tot 14 april 2027.
  • Verzoeker heeft tijdens de asielprocedure de volgende documenten overgelegd:
o Een echt bevonden rijbewijs, afgegeven door de ‘State of Kuwait’, geldig tot 6 oktober 2015. Op het rijbewijs staat vermeld: nationality: ‘Non-Kuwaiti’.
o Een echt bevonden zogeheten ‘review card’, afgegeven op 18 juli 2014, geldig voor de duur van een jaar. Deze kaart wordt in Koeweit gegeven aan de Bidoon, welke door de autoriteiten van Koeweit niet als burgers van Koeweit worden beschouwd.
- Verzoeker heeft in de asielprocedure een geboorteakte overgelegd, waarop is vermeld dat zijn ouders niet de Koeweitse nationaliteit hebben.

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoeker in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoeker onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
Relevante landen
Omdat verzoeker stelt dat hij, tot zijn vertrek in 2014, in Koeweit woonde en daarna in Turkije heeft verbleven, ziet de rechtbank aanleiding om bij beantwoording van de vraag of verzoeker staatloos is, Koeweit en Turkije in de beoordeling te betrekken. Omdat verzoeker gehuwd is geweest met een vrouw met de Bahreinse nationaliteit, zal de rechtbank ook Bahrein in de beoordeling betrekken.
Wordt verzoeker als onderdaan van Bahrein beschouwd?
Verzoeker is van [dag 1] 2014 tot [dag 2] 2018 gehuwd geweest met een vrouw met de Bahreinse nationaliteit. Verzoeker heeft stukken overgelegd van het ministerie van Binnenlandse Zaken, Nationaliteits-, Paspoorten- en Verblijfszaken van het Koninkrijk Bahrein, waaruit volgt dat verzoeker niet de Bahreinse nationaliteit heeft. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee voldoende vast dat verzoeker niet de Bahreinse nationaliteit heeft.
Wordt verzoeker als onderdaan van Turkije beschouwd?
De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is gebleven of verzoeker niet al in een procedure in Turkije staatloos is bevonden. Daarbij is het volgende van belang. Verzoeker heeft in Turkije een verzoek tot vaststelling staatloosheid ingediend. De Turkse immigratiedienst heeft dit verzoek in eerste instantie niet in behandeling genomen omdat aan verzoeker al asielbescherming was verleend. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingediend en dit beroep is in 2020 door de rechtbank in Turkije gegrond verklaard.
De Turkse rechtbank heeft – kort gezegd – geoordeeld dat de Turkse immigratiedienst niet heeft kunnen volstaan met de asielbescherming omdat asiel en staatloosheid twee verschillende dingen zijn en dat de migratiedienst alsnog moet onderzoeken of verzoeker staatloos is. De Turkse staat heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingediend. Dit beroep is in 2021 ongegrond verklaard. Daarmee is in rechte vast komen te staan dat de Turkse staat de staatloosheidsclaim van verzoeker moet onderzoeken. Uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat de laatst bekendgemaakte stand van zaken is dat de Turkse immigratiedienst verzoeker heeft gevraagd om documenten aan te leveren die zijn claim ondersteunen. Het is onduidelijk gebleven wat hierna is gebeurd en hoe deze procedure is geëindigd.
De rechtbank merkt op dat, indien in Turkije de staatloosheid van verzoeker is vastgesteld, de Nederlandse staat deze vaststelling overneemt (Besluit evidente staatloosheid, Staatsblad 2023, 251 in combinatie met Regeling betreffende evidente staatloosheid en het identificatiedocument voor staatlozen, Staatscourant 2023, 26513).
Verzoeker stelt dat zijn verzoek door de Turkse autoriteiten mondeling is afgewezen en dat hij nooit een schriftelijk afwijzing heeft ontvangen. Volgens verzoeker is de Turkse procedure afgesloten. Verzoeker kan echter geen documenten overleggen waaruit blijkt dat in Turkije is vastgesteld dat hij staatloos is of dat zijn verzoek is afgewezen. Het verblijf van verzoeker in Turkije en de door hem in Turkije gevoerde procedure bieden geen aanknopingspunten voor een mogelijke nationaliteit of eventuele staatloosheid van verzoeker. Uit wat door verzoeker met betrekking tot de Turkse procedure is overgelegd, kan de rechtbank niet afleiden of verzoeker staatloos is bevonden of dat zijn verzoek aldaar is afgewezen.
Wordt verzoeker als onderdaan van Koeweit beschouwd?
Verzoeker stelt dat hij Bidoon is. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat de Bidoon een grotendeels staatloze Arabische minderheid is in Koeweit, die niet als staatsburger werden erkend ten tijde van de onafhankelijkheid van Koeweit in 1961 of kort daarna.
De Staat stelt zich op het standpunt dat, gelet op de door verzoeker overgelegde documenten, te weten een rijbewijs en review card, en hetgeen ambtshalve bekend is over de Bidoon in Koeweit, verzoeker niet de Koeweitse nationaliteit heeft.
Voor zover verzoeker niet de Koeweitse nationaliteit heeft, betekent dit echter niet automatisch dat verzoeker staatloos is. Uit het advies van de Staat blijkt dat de Koeweitse autoriteiten het standpunt innemen dat de meeste Bidoon burgers van andere landen zijn en daarom niet als staatloos kunnen worden aangemerkt. Om die reden zijn de autoriteiten van Koeweit van mening dat zij de Bidoon geen staatsburgerschap hoeven te verlenen.
Verzoeker heeft in de asielprocedure een geboorteakte overgelegd, waarop is vermeld dat zijn ouders niet de Koeweitse nationaliteit hebben. Dat enkele gegeven kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat de ouders van verzoeker niet een andere nationaliteit hebben. Omdat verzoeker geen identificerende documenten van zijn ouders, in het bijzonder van zijn moeder, heeft overgelegd, kan niet worden vastgesteld dat verzoeker niet, door afstamming van zijn ouders, een andere nationaliteit heeft verkregen.
Op de zitting is gebleken dat verzoeker over veel stukken beschikt, die niet in de procedure waren overgelegd. Verzoeker heeft na de zitting de gelegenheid gekregen om zijn standpunt dat hij staatloos is aan de hand van nadere stukken te onderbouwen. Verzoeker heeft naar aanleiding daarvan een aantal stukken ingediend. Deze stukken overtuigen echter niet. In de eerste plaats kon van geen van deze stukken de echtheid worden vastgesteld. In de tweede plaats bieden de stukken ook inhoudelijk geen steun aan de stelling van verzoeker dat hij staatloos is. Zo heeft verzoeker bijvoorbeeld een kopie van een identiteitskaart van zijn vader overgelegd, afgegeven door het Koninkrijk Saoedi-Arabië, Ministerie van Defensie, Luchtvaart en Algemene Inspectie, Regio Noord, voorzien van een vertaling, waarop is vermeld dat de vader van verzoeker de Koeweitse nationaliteit heeft. Ook bevindt zich onder de stukken een kopie van een Koeweits paspoort ten name van verzoeker, waarop bij de nationaliteit is vermeld: undefined / Kuwaiti. Kortom, ook de later ingediende stukken bieden onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat verzoeker staatloos is. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten van verzoeker en zal het verzoek daartoe afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, C.L. Strop en A.P. de Klerk, rechters, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2025.