ECLI:NL:RBDHA:2025:19019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.51529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het rechtmatig verblijf van een gemeenschapsonderdaan op basis van artikel 8.12 Vb 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2025, wordt de zaak behandeld van eiseres die geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). De minister van Asiel en Migratie heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste, wat leidt tot de conclusie dat haar beroep ongegrond is. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, waarin deze zijn standpunt handhaaft dat eiseres niet als economisch actieve gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste. De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde van eiseres te laat aanvullende beroepsgronden heeft ingediend, wat in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank concludeert dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vaststelling dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Eiseres is het niet eens met die vaststelling. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf had.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste van artikel 8.12 van het Vb 2000
.Zij heeft dus geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan gehad. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 1 juli 2024 heeft de minister vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan op grond van artikel 8.12 van het Vb 2000. Met het bestreden besluit van 27 november 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S. Raissi als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Strijd met de goede procesorde
3. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiseres één werkdag voor de zitting nog aanvullende beroepsgronden heeft ingediend. Hierin zijn meerdere nieuwe inhoudelijke beroepsgronden naar voren gebracht. In zaken zoals deze, waarbij de termijn voor hoger beroep vier weken betreft, geldt dat aanvullende gronden kunnen worden ingediend tot 10 dagen voor de inhoudelijke behandeling. Door ruim daarna aanvullende gronden in te dienen kan van de minister niet verwacht worden dat hij daarop adequaat verweer voert èn is het voor de rechtbank niet mogelijk om een deugdelijk onderzoek naar het slagen van die beroepsgronden te doen. Gelet hierop acht de rechtbank het indienen van aanvullende beroepsgronden op 29 september 2025 in strijd met de goede procesorde. Dat in de uitnodiging voor de zitting was opgenomen dat stukken konden worden ingediend tot de derde werkdag voor de zitting, maakt dat niet anders. De rechtbank laat de door de gemachtigde van eiser ingediende stukken van 29 september 2025 daarom buiten beschouwing en beoordeelt daarom alleen de beroepsgronden die op 20 januari 2025 zijn ingediend.
Het bestreden besluit
4. De minister heeft vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft gehad als gemeenschapsonderdaan op grond van artikel 8.12 van het Vb 2000. Hij baseert dit op de overweging dat dat eiseres niet als economisch actieve gemeenschapsonderdaan [1] kan worden aangemerkt, en eiseres voldoet niet aan de voorwaarde dat zij beschikt over voldoende middelen van bestaan, zodat zij ook niet als economisch niet-actieve gemeenschapsonderdaan [2] kan worden aangemerkt. Niet gebleken is dat eiseres op grond van een andere bepaling van dit artikel rechtmatig verblijf heeft gehad. De minister is ook tot het oordeel gekomen dat artikel 8 van het EVRM niet in de weg staat aan deze beslissing.
Stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste?
5. Eiseres beperkt zich in haar gronden tot het betoog dat zij wel aan het middelenvereiste van artikel 8.12 van het Vb 2000 voldoet omdat zij een uitkering krijgt op grond van de Participatiewet. Uit het arrest Brey [3] volgt dat een beroep op het sociale bijstandsstelsel niet zonder meer betekent dat burgers van de Unie of hun familieleden een onredelijke belasting voor het sociale bijstandsstelsel vormen. [4] De bevoegde nationale autoriteiten dienen op basis van de persoonlijke omstandigheden een globale beoordeling te maken van de belasting die de toekenning van die uitkering concreet zou vormen voor het nationale sociale bijstandsstelsel in zijn geheel. De minister heeft deze belangenafweging ten onrechte in het nadeel van eiseres laten uitvallen.
5.1.
De beroepsgrond slaat niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan het middelenvereiste, omdat zij een uitkering krijgt op grond van de Participatiewet. Het beroep op het arrest Brey kan niet slagen, aangezien er recentere rechtspraak is die een minder vergaande uitleg geeft. Hieruit volgt namelijk dat per individueel geval onderzocht moet worden of iemand aan het middelenvereiste voldoet, waarbij de aangevraagde uitkering buiten beschouwing blijft. [5] De minister heeft in het kader van de toelaatbaarheid van de verwijdering van eiseres een juiste belangenafweging gemaakt. Hierbij zijn de duur van het verblijf, het bedrag van de uitgekeerde steun en de persoonlijke omstandigheden van eiseres betrokken. [6] De minister weegt niet ten onrechte in het nadeel van eiseres mee dat zij niet aan het solliciteren is, waardoor geen zicht bestaat op een moment in de toekomst waarop eiseres geen beroep meer zou hoeven doen op een bijstandsuitkering. Hierbij mocht de minister ook betrekken dat eiseres niet goed Nederlands spreekt en ook heeft verklaard geen Nederlands te leren. Ook mocht de minister in het nadeel van eiseres meewegen dat zij geen omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat niet van haar mag worden verwacht dat zij in haar eigen levensonderhoud voorziet. Eiseres stelt dat zij geopereerd is aan haar voet en daarom niet kan werken, maar zij heeft geen medische stukken overgelegd om dit te onderbouwen. Ook is niet gebleken dat zij is vrijgesteld van het solliciteren door de gemeente of dat zij arbeidsongeschikt is verklaard door het UWV. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het enkele feit dat eiseres gezinsleven uitoefent in Nederland onvoldoende reden is om de belangenafweging in haar voordeel uit te laten vallen. Hierbij mag de minister betrekken dat de banden van eiseres met haar geboorteland Italië groter zijn dan de banden met Nederland. Ook is niet gebleken dat eisers het gezinsleven niet in een ander land zou kunnen uitoefenen.

Conclusie en gevolgen

6. Uit 5.1 volgt dat de grond dat eiseres wel voldoet aan het middelenvereiste niet slaagt. Omdat dit de enige grond is die eiseres heeft aangevoerd, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad op grond van artikel 8.12 van het Vb 2000. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, onder a, van het Vb 2000.
2.Als bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, onder b, van het Vb 2000.
3.HvJEU 19 september 2013, ECLI:EU:C:2013:565, r.o. 63 en 64.
4.In de zin van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verblijfsrichtlijn.
5.HvJEU 11 november 2014, C-333/13, ECLI:EU:C:2014:2358, r.o. 80.
6.Zoals bedoeld in Werkinstructie 2023/3 Het recht van de Europese Unie.