ECLI:NL:RBDHA:2025:19028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.10136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van gronden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. van Kammen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Asiel en Migratie, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. De staatssecretaris had bepaald dat eiser de Europese Unie binnen vier weken na 4 maart 2024 moest verlaten en terugkeren naar zijn land van herkomst, omdat de tijdelijke bescherming volgens de geldende richtlijnen van rechtswege eindigde na deze datum.

Eiser werd meermaals in de gelegenheid gesteld om gronden van beroep aan te leveren, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft eiser op 8 maart 2024 gewezen op het ontbreken van deze gronden en hem de kans gegeven om dit verzuim te herstellen. Eiser vroeg om uitstel, wat werd verleend tot 19 april 2024. Na enige tijd in afwachting van een uitspraak van de Raad van State, werd eiser op 19 september 2025 opnieuw in de gelegenheid gesteld om gronden aan te leveren. Eiser heeft echter geen gronden ingediend, maar aangegeven dat de zaak op basis van de stukken kon worden afgedaan.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, aangezien eiser herhaaldelijk de kans heeft gekregen om gronden van beroep aan te leveren en dit niet heeft gedaan, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechter heeft de beslissing genomen om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In het besluit van 7 februari 2024 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat eiser met ingang van 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, dat hij de Europese Unie binnen vier weken ná 4 maart 2024 moet verlaten en dat hij moet terugkeren naar zijn land van herkomst. De staatssecretaris heeft dit terugkeerbesluit (het bestreden besluit) genomen omdat de tijdelijke bescherming onder Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 volgens de staatssecretaris van rechtswege eindigt na 4 maart 2024.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft op 19 maart 2024 de door eiser gevraagde voorlopige voorziening toegewezen. [1]
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op grond van het bepaalde in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiser de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 8 maart 2024 hierop gewezen en hem in de gelegenheid gesteld om het verzuim uiterlijk op 5 april 2024 te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
5. Op 5 april 2024 heeft eiser verzocht om uitstel van de termijn waarbinnen het verzuim hersteld diende te worden. De rechtbank heeft uitstel verleend tot 19 april 2024.
6. Nadat de zaak enige tijd is aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is eiser op 19 september 2025 nogmaals in de gelegenheid gesteld gronden aan te leveren. Eiser heeft naar aanleiding van dit laatste verzoek geen gronden aangeleverd, maar laten weten dat de zaak op basis van de stukken kan worden afgedaan.
7. Nu eiser meermaals in de gelegenheid is gesteld gronden van beroep aan te leveren en dit niet heeft gedaan is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.10137, ECLI:NL:RBDHA:2024:3767