In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 oktober 2025, wordt het beroep van een eiser behandeld die zich richt tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag, ingediend op 24 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn van zes maanden heeft verlengd met negen maanden, en dat er een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) was ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor lopende asielaanvragen was verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit BVM was nog van kracht op het moment dat de eiser de minister in gebreke stelde op 12 juni 2025 en zijn beroep indiende op 3 juli 2025.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de minister niet in staat was om te beslissen op de aanvraag door het BVM. Hierdoor voldoet het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet aan de vereisten voor het indienen van een dergelijk beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.