In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 oktober 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser met een asielaanvraag die op 13 september 2023 is ingediend. De eiser stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn van zes maanden heeft verlengd met negen maanden, en dat er een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) was ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor lopende asielaanvragen was verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit BVM was nog van kracht op het moment dat de eiser de minister in gebreke stelde op 12 juni 2025. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de minister niet kon beslissen op de aanvraag door het BVM. Hierdoor voldoet het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet aan de vereisten voor het indienen van zo’n beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.