ECLI:NL:RBDHA:2025:19044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/688202 / KG ZA 25-676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering inzage Mutatierapport door eiser tegen de Politie in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. van Dam, en gedaagde, de Nationale Politie, vertegenwoordigd door advocaten mr. A.T. Bolt en mr. S.H. Velers. Eiser vorderde inzage in en een ongecensureerd afschrift van een Mutatierapport dat betrekking had op een doorzoeking van zijn woning op 29 december 2023, waarbij geen vuurwapen werd aangetroffen. Eiser stelde dat hij belang had bij deze inzage in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere afwijzing van zijn vordering door de kantonrechter, waarin hij immateriële schadevergoeding had gevorderd wegens de onrechtmatige doorzoeking van zijn woning. De Politie betwistte het spoedeisend belang van eiser en voerde aan dat de doorzoeking niet was gebaseerd op de MMA-melding, maar op een concrete verklaring van een derde partij. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij belang had bij de gevorderde inzage, aangezien hij al over voldoende informatie beschikte. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de Politie, die op € 1.999,-- werden begroot, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/688202 / KG ZA 25-676
Vonnis in kort geding van 26 augustus 2025
in de zaak van
[eiser]te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. D.L. van Dam te Rotterdam,
tegen:
NATIONALE POLITIEte Den Haag,
gedaagde,
advocaten mr. A.T. Bolt en mr. S.H. Velers te Arnhem.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Politie’.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 16 juli 2025, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 12 augustus 2025. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de advocaten van beide partijen het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Deze maken deel uit van het dossier.
1.3.
Tijdens de zitting is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 29 december 2023 heeft de Politie een melding ontvangen over de aanwezigheid van een vuurwapen in de woning van [eiser] . Volgens deze melding zou [eiser] in het bezit zijn van een vuurwapen van het merk Tokaref, met een kaliber van 7.65 mm. Het vuurwapen zou worden bewaard onder het kookblok en [eiser] zou volgens de melding recent hebben geïnformeerd of er munitie voor het wapen te verkrijgen was. Diezelfde dag heeft de politie in de woning van [eiser] een doorzoeking verricht. Hierbij is geen vuurwapen aangetroffen.
2.2.
Het verslag van het binnentreden van de woning van [eiser] is vastgelegd in een Mutatierapport van 29 december 2023 (hierna ‘het Mutatierapport’).
2.3.
[eiser] heeft de Politie bij dagvaarding van 19 juli 2024 in rechte betrokken voor de rechtbank Den Haag, Team Kanton (hierna ‘de kantonrechter’), omdat de doorzoeking van zijn woning volgens hem onrechtmatig was. Daarbij heeft [eiser] gevorderd om de Politie te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 15.000,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van de Politie in de proceskosten. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] bij vonnis van 26 februari 2025 afgewezen. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis. De procedure in hoger beroep is nog niet geëindigd.
2.4.
Op 7 mei 2025 heeft de advocaat van [eiser] aan de Politie gevraagd om de volledige tekst van de MMA-melding en het volledige verslag van de binnentreding en de doorzoeking van de woning van [eiser] aan [eiser] te verstrekken. In reactie op dit verzoek heeft de Politie in een e-mailbericht van 12 mei 2025 onder meer het volgende aan de advocaat van [eiser] meegedeeld:
2.5.
De Politie heeft als bijlage bij een e-mailbericht van 23 mei 2025 een afschrift van het Mutatierapport aan de advocaat van [eiser] verstrekt, waarin de vertrouwelijke informatie die geen betrekking heeft op de binnentreding van de woning van [eiser] is geanonimiseerd. In het (geanonimiseerde) Mutatierapport is voor zover hier van belang vermeld dat de woning van [eiser] is doorzocht naar aanleiding van een melding dat en op welke locatie zich in die woning een vuurwapen bevond en verder dat in de woning van [eiser] geen vuurwapen is aangetroffen.
Met betrekking tot de MMA-melding is in het Mutatierapport het volgende opgenomen:

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert de Politie te veroordelen om [eiser] inzage in en een afschrift van het Mutatierapport van 29 december 2024 te geven, ongecensureerd en zonder weggelakte onderdelen, behoudens waar het persoonsgegevens of gegevens van politiemedewerkers betreft, met veroordeling van de Politie in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt [eiser] – samengevat – het volgende. In het kader van bewijslevering in het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [eiser] er belang bij om te weten op basis van welke melding en welke gegevens de Politie heeft besloten om binnen te treden in zijn woning. [eiser] wil in die procedure kunnen aantonen dat bij de doorzoeking geen sprake is geweest van een redelijk vermoeden van schuld en dat de tegen hem gerichte verdenking ongefundeerd was, mede in het licht van een voorgeschiedenis van valse aangiften tegen [eiser] en de afspraken die hij naar aanleiding daarvan heeft gemaakt een inmiddels overleden officier van justitie. Daarom is het voor [eiser] van belang om te kunnen beschikken over het volledige Mutatierapport, zonder dat daarin passages zijn weggelakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] gesteld dat hij daarnaast belang heeft bij het volledige Mutatierapport, om te kunnen achterhalen of de melding over het vuurwapen afkomstig is van zijn neef, [naam] (hierna ‘ [naam] ’), met wie [eiser] een conflict heeft en die in het verleden al vaker valse anonieme meldingen over [eiser] heeft gedaan bij de Politie. Omdat [naam] enkele weken geleden de onder de woning van [eiser] gelegen winkel heeft bezocht en daar vragen over [eiser] heeft gesteld, heeft [eiser] er belang bij om te weten of de door hem ervaren terreur van [naam] weer is begonnen, zodat hij daar zo nodig tegen kan optreden. Gelet op het voorgaande vordert [eiser] met een beroep op het bepaalde in artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage in en afgifte van een ongecensureerd afschrift van het Mutatierapport.
3.3.
De conclusie van de Politie strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Haar verweer zal hierna, voor zover nodig, worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Spoedeisend belang
4.1.
De Politie heeft betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van zijn vordering. [eiser] heeft onder meer gesteld dat hij er belang bij heeft om te weten of [naam] de melding heeft gedaan. Als dat het geval is wil [eiser] die informatie gebruiken om maatregelen te treffen om een einde te maken aan de volgens [eiser] onrechtmatige gedragingen van [naam] . Daarmee heeft [eiser] het spoedeisend belang voldoende onderbouwd, zodat aan het verweer van de Politie voorbij wordt gegaan.
Recht op inzage en/of afschrift?
4.2.
Uit artikel 194 lid 1 Rv volgt dat een partij bij een rechtsbetrekking tegenover degene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht heeft op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij een voldoende belang heeft. Op grond van het tweede lid van artikel 194 Rv is degene die over de gegevens beschikt, verplicht daarvan inzage, afschrift of uittreksel te verstrekken, tenzij hem een verschoningsrecht toekomt of gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Als aan de in artikel 194 Rv gestelde voorwaarden is voldaan, kan de rechter de wederpartij van de partij die recht heeft op bepaalde gegevens op grond van het bepaalde in artikel 195 lid 1 Rv bevelen tot het verstrekken van inzage in of afschrift van die gegevens.
Belang bij inzage en/of afschrift?
4.3.
[eiser] heeft allereerst aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij er ten behoeve van de procedure in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter belang bij heeft om te weten op basis van welke gegevens de Politie zijn woning heeft doorzocht en dat het daarom nodig is dat hij kennis kan nemen van de volledige ongecensureerde tekst van de MMA-melding.
4.4.
De Politie heeft aangevoerd dat het binnentreden van de woning van [eiser] niet direct is gebaseerd op de MMA-melding. Volgens de Politie heeft zij naar aanleiding van de MMA-melding, die niet tegen [eiser] was gericht, de persoon tegen wie die melding wel was gericht bezocht en heeft die persoon tijdens dat bezoek onder meer verklaard dat [eiser] een vuurwapen van het merk Tokaref, met een kaliber van 7.65 mm, onder het kookblok in zijn woning bewaarde.
4.5.
De Politie heeft met het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat niet de MMA-melding, maar de zeer concrete verklaring van de persoon die de Politie naar aanleiding van de MMA-melding heeft bezocht voor de Politie de aanleiding was om de woning van [eiser] binnen te treden. Die verklaring is, met weglating van persoonsgegevens, al door de Politie aan [eiser] verstrekt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt op grond waarvan hij in aanvulling daarop nog belang heeft bij inzage in of een afschrift van het volledige Mutatierapport, zoals hij heeft gevorderd. Met het aan [eiser] verstrekte (geanonimiseerde) Mutatierapport beschikt [eiser] immers al over de informatie op basis waarvan de Politie zijn woning heeft doorzocht. De stelling van [eiser] dat de Politie, mede gelet op de voorgeschiedenis van meerdere valse meldingen met betrekking tot [eiser] en de in dat kader met het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken, niet zonder nader onderzoek had mogen en kunnen besluiten tot de doorzoeking, maakt het voorgaande niet anders. Nog daargelaten dat [eiser] niet heeft toegelicht waarom die voorgeschiedenis relevant is in het kader van de vraag of [eiser] belang heeft bij de door hem gevorderde informatie, heeft de Politie voldoende onderbouwd dat het meest recente in de systemen van de Politie op naam van [eiser] geregistreerde antecedent dateert van 15 april 2015, dat de door [eiser] gestelde afspraken met het Openbaar Ministerie niet in de systemen van de Politie zijn vastgelegd en dat de juistheid van de stelling van [eiser] over die afspraken vanwege het overlijden van de betreffende officier van justitie ook niet meer kan worden geverifieerd. [eiser] heeft zijn stelling dat ook de wijkagent op de hoogte was van de met de officier van justitie gemaakte afspraken niet onderbouwd en deze stelling kan zijn betoog dan ook niet ondersteunen. Tegen die achtergrond valt, anders dan [eiser] heeft betoogd, niet in te zien waarom de Politie gelet op de concrete melding over de aanwezigheid van een vuurwapen in de woning van [eiser] , in redelijkheid niet tot de doorzoeking heeft kunnen besluiten.
4.6.
[eiser] heeft daarnaast aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij er belang bij heeft om te achterhalen wie aan de Politie heeft verteld dat er een vuurwapen in zijn woning lag. [eiser] heeft het vermoeden dat die melding is gedaan door [naam] , die hem volgens [eiser] de afgelopen jaren, onder meer door het doen van valse MMA-meldingen, het leven zuur heeft gemaakt. [eiser] heeft in dit verband gesteld dat [naam] een paar weken geleden de winkel onder de woning van [eiser] heeft bezocht en daar vragen over [eiser] heeft gesteld. Naar aanleiding van die gebeurtenis heeft [eiser] aangifte gedaan bij de Politie, maar de Politie wil die aangifte niet in behandeling nemen omdat deze ‘niet kansrijk’ zou zijn, aldus [eiser] . [eiser] heeft daarom gesteld dat het voor hem noodzakelijk is om te weten of [naam] de betreffende melding heeft gedaan, zodat hij zo nodig maatregelen kan treffen om een einde te maken aan de overlast die hij van [naam] ondervindt.
4.7.
De Politie heeft hiertegen aangevoerd dat het laatste in de systemen van de Politie geregistreerde antecedent op naam van [eiser] dateert uit 2015 en dat in de periode tussen 2015 en 29 december 2023 geen bijzonderheden met betrekking tot [eiser] in de systemen van de Politie zijn geconstateerd. Volgens de Politie moest zij de concrete melding over de aanwezigheid van een vuurwapen in de woning van [eiser] gelet op haar wettelijke taak (mede) daarom serieus nemen. Met betrekking tot de stellingen van [eiser] dat [naam] de winkel onder de woning van [eiser] heeft bezocht en dat [eiser] aangifte heeft gedaan van stalking heeft de Politie naar voren gebracht dat dit nieuwe informatie betreft die eerst op de zitting naar voren is gebracht en dat zij de juistheid van deze stellingen niet kan controleren. Ten slotte heeft de Politie in dit verband toegelicht dat zij op grond van haar vast beleid nooit de namen prijsgeeft van personen die een melding hebben gedaan en dat zij in de gegeven omstandigheden geen aanleiding ziet om in de situatie van [eiser] een uitzondering te maken.
4.8.
Tegenover het betoog van de Politie heeft [eiser] zijn stellingen naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet gemaakt. Hij heeft volstaan met het poneren van blote stellingen maar daarvan nog geen begin van bewijs bijgebracht, en heeft zijn belang bij het kunnen achterhalen van de naam van degene die de melding over het vuurwapen in zijn woning heeft gedaan onvoldoende onderbouwd.
Slotsom en proceskosten
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het gevorderde wordt afgewezen.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Politie worden begroot op:
- griffierecht
714,--
- salaris advocaat
1.107,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,--
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die aan de zijde van de Politie zijn begroot op € 1.999,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,-- extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2025.
mvt