ECLI:NL:RBDHA:2025:19055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.5521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag van dochter van veroordeelde Gülenist met betrekking tot de oranje lijst van gezochte Gülenisten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2025 een tussenuitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van een Turkse eiseres, die asiel heeft aangevraagd in Nederland. De eiseres, dochter van een veroordeelde lid van de Gülenbeweging, heeft op 25 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 24 januari 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2025 behandeld, waarbij de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de 'oranje lijst' van gezochte Gülenisten, waarop de vader van de eiseres staat. De rechtbank stelt vast dat de eiseres, hoewel zij als Gülenist tot een risicogroep behoort, niet voldoende is beschermd door het asielbeleid van de minister. De rechtbank biedt de minister de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen door nader onderzoek te verrichten naar de implicaties van de plaatsing van de vader op de oranje lijst. De rechtbank heeft de minister verzocht binnen twee weken te laten weten of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. De einddatum voor een nieuw besluit is vastgesteld op 27 februari 2026.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5521

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 25 juli 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 januari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft op 9 maart 2024 en 23 juni 2025 beroepsgronden ingediend en op 5 augustus 2025 een aanvullend stuk overgelegd.
1.2.
Verweerder heeft op 1 augustus 2025 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, als tolk [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
1. Eiseres is van Turkse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Zij legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zij heeft banden met de Gülenbeweging. De vader van eiseres is een prominent figuur binnen de Gülenbeweging en is al enige tijd geleden naar Nederland gevlucht. Eiseres is toen achtergebleven in Turkije met haar moeder en broer. De vader van eiseres is in Turkije veroordeeld tot een jarenlange gevangenisstraf en heeft in Nederland asiel gekregen. De politie is in Turkije vaak langs geweest om haar vader te zoeken. Eiseres is bang dat zij zal worden vervolgd vanwege haar vader en haar eigen banden met de Gülenbeweging. Deze angst nam toe toen de vader van eiseres op een ‘oranje lijst’ werd geplaatst. Kort daarna is eiseres naar Nederland gekomen.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Banden met de Gülenbeweging;
  • Problemen vanwege banden met de Gülenbeweging.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres en haar banden met de Gülenbeweging geloofwaardig. De problemen vanwege deze banden worden niet geloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiseres persoonlijk geen problemen ondervonden vanwege haar banden met de Gülenbeweging. Dat de politie een aantal keer langs is geweest, ligt aan de rol van haar vader en is niet gerelateerd aan eiseres zelf. Verder blijkt uit de verklaringen van eiseres dat zij nooit is ondervraagd of meegenomen door de politie. Van (strafrechtelijke) vervolging is dus geen sprake.
2.1.
Eiseres kan volgens verweerder op grond van de geloofwaardig geachte elementen niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin loopt zij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico op ernstige schade. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat het beleid van verweerder over (vermeende) Gülenisten niet in overeenstemming is met de landeninformatie. Uit die landeninformatie volgt dat de situatie voor Gülenisten niet is gewijzigd, zodat de beleidswijziging van 24 november 2023 (WBV 2023/24) onrechtmatig is. Gülenisten worden nog steeds geconfronteerd met willekeurige arrestatie en vervolging door de Turkse autoriteiten. Hierbij heeft eiseres gewezen op verschillende ambtsberichten en een rapport van Stichting Justice Square van 22 februari 2024, waaruit blijkt dat van een verbetering van de situatie geen sprake is. Los daarvan heeft verweerder ten onrechte geen aanleiding gezien om vanwege de bijzondere omstandigheden van eiseres het oude beleid toe te passen.
3.1.
Eiseres stelt dat zij aan verschillende criteria voldoet op basis waarvan de Turkse autoriteiten Gülenisten vervolgen. Zij staat dus persoonlijk in de negatieve aandacht van de autoriteiten. Zo heeft zij op een Gülenschool en -universiteit gezeten, is zij in haar studententijd ‘Ev-ablasi’ – een soort huisoudste – geweest, heeft zij een bankrekening gehad bij de bank Asya en heeft zij een abonnement op het dagblad Zaman gehad. Daarbij komt dat de vader van eiseres gezocht wordt door de Turkse autoriteiten en op een ‘oranje lijst’ staat met de meest gezochte Gülenisten. Het ligt daarom, mede vanwege de vele politiebezoeken die eiseres al heeft meegemaakt, in de lijn der verwachting dat zij ook op een gegeven moment opgepakt zal worden. Die vrees is niet gebaseerd op aannames, maar op wat bekend is over de wijze waarop de Turkse autoriteiten opereren.
3.2.
Eiseres doet ten slotte een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Van meerdere asielzoekers die een beroep hebben gedaan op wat hun ouders is overkomen heeft verweerder de aanvragen ingewilligd. Anders dan verweerder stelt, zitten hier ook meerdere gevallen bij waarbij de aanvragen zijn ingewilligd ná de beleidswijziging van 6 december 2023. Verweerder kan in dit verband niet volstaan met de stelling dat iedere aanvraag op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld.
Het beleid ten aanzien van Gülenisten
4. Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van de beroepsgronden, zal zij kort schetsen welk asielbeleid voor (vermeende) Gülen-aanhangers verweerder voerde ten tijde van het bestreden besluit en hoe dat beleid daarna is gewijzigd. Daarbij is van belang dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat er geen grond is om af te wijken van het uitgangspunt dat op een asielaanvraag wordt beslist op basis van de regelgeving en het beleid dat geldt op het moment van die beslissing.
4.1.
Met het Wijzigingsbesluit van 24 november 2023 (WBV 2023/24) is het asielbeleid van verweerder met betrekking tot (vermeende) Gülen-aanhangers gewijzigd en is voor hen het destijds gebruikelijke beoordelingskader voor een risicogroep gaan gelden. Verweerder heeft deze aanpassing gebaseerd op het algemeen ambtsbericht over Turkije van augustus 2023. Dit betekent dat een (vermeende) Gülen-aanhanger, als er sprake was van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, met een geringe indicatie aannemelijk kon maken dat zijn problemen die verband houden met een vervolgingsgrond leiden tot een gegronde vrees voor vervolging (IB 2023/81). Met het Wijzigingsbesluit van verweerder van 13 juni 2024 (WBV 2024/12) is het groepenbeleid per 1 juli 2024 komen te vervallen en is verweerder overgestapt naar risicoprofielen voor Turkije. Dit beleid legt een zwaardere bewijslast op de vreemdeling, omdat die niet langer zijn vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade aannemelijk kan maken met ‘geringe indicaties’. Dit is het beleid dat geldt ten tijde van het sluiten van het onderzoek in deze zaak.
De rechtmatigheid van verweerders asielbeleid voor Gülenaanhangers is onderwerp van een aantal procedures bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
4.2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het groepenbeleid gehanteerd dat toen gold.
Beoordeling door rechtbank
Geringe indicaties
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres als Gülenist ten tijde van het bestreden besluit behoorde tot een risicogroep en dat zij daarom met een geringe indicatie aannemelijk kon maken dat zij bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees heeft voor vervolging.
5.1.
Verweerder heeft in dit kader geloofwaardig geacht dat eiseres zelf een aanhanger is van de Gülenbeweging en dat haar vader een gezocht lid is van die beweging en in Nederland een asielvergunning heeft. Verder gelooft verweerder dat eiseres in het verleden een bankrekening heeft gehad bij de bank Asya, een abonnement heeft gehad op het dagblad Zaman, naar een Gülenschool en -universiteit is gegaan en Ev-ablasi is geweest. Verder acht verweerder geloofwaardig dat de politie meermaals bij de woning van eiseres en haar familie is geweest. Ter zitting heeft verweerder erkend dat de vader van eiseres op een ‘oranje lijst’ staat.
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en ter zitting op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van geringe indicaties waaruit volgt dat eiseres persoonlijk in de negatieve belangstelling staat van de Turkse autoriteiten. De vader van eiseres staat weliswaar in de negatieve belangstelling, maar dat maakt niet zonder meer dat eiseres zelf iets te vrezen heeft van de autoriteiten. Dat de vader van eiseres wordt gezocht door de autoriteiten valt op zichzelf ook niet aan te merken als geringe indicatie. Zeker nu de politie enkel langs is geweest om te vragen naar haar vader en zij nooit interesse hebben getoond in eiseres zelf, haar moeder of haar broers. De politie heeft eiseres nooit opgepakt of aangeklaagd of daarmee gedreigd. In zoverre is dus niet gebleken van geringe indicaties.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich hiermee onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat geen sprake is van geringe indicaties, nu hij geen onderzoek heeft verricht naar de ‘oranje lijst’. Zij overweegt daartoe als volgt.
7.1.
Omdat verweerder geen onderzoek heeft verricht naar de oranje lijst van door de Turkse autoriteiten gezochte Gülenisten, weet hij niet wat de gevolgen zijn van (het voorkomen op) de oranje lijst voor het risico op (familie)vervolging. Uit hetgeen door eiseres naar voren is gebracht, blijkt dat haar vader kort voor het vertrek van eiseres uit Turkije op de oranje lijst is geplaatst. Mede gelet daarop kan verweerder niet zonder meer volstaan met de motivering dat uit de verklaringen van eiseres over de periode dat zij in Turkije woonde niet blijkt van negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten. Het is bovendien mogelijk dat, zoals eiseres naar voren heeft gebracht, de aanwezigheid van haar vader op de oranje lijst kan betekenen dat hij dient te worden aangemerkt als een hooggeplaatste of prominente Gülenist, zeker nu eiseres ter zitting onbestreden naar voren heeft gebracht dat haar vader in het verleden verschillende hoge functies heeft vervuld voor de Gülenbeweging. Dat de vader van eiseres door de Turkse autoriteiten wordt gezien als een hooggeplaatste Gülenist zou bovendien kunnen verklaren waarom hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. Uit de door eiseres overgelegde landeninformatie en het algemeen ambtsbericht Turkije van 2023 blijkt dat met name familieleden van hooggeplaatste Gülenisten het risico lopen om de negatieve aandacht te trekken van de Turkse autoriteiten. Het plaatsen op de oranje lijst met gezochte Gülenisten betreft daarom in elk geval een omstandigheid die door verweerder deugdelijk moet worden onderzocht. Dat heeft verweerder niet gedaan.
Gelijkheidsbeginsel
8. In reactie op de door eiseres overgelegde V-nummers heeft verweerder in het verweerschrift naar voren gebracht dat de besluiten op de betreffende asielaanvragen dateren van voor de beleidswijziging van november 2023. Vervolgens heeft eiseres enkele V-nummers genoemd waarvoor dat niet geldt. Ter zitting heeft verweerder dat vervolgens erkend en per zaak kort uitgelegd waarom die zaken volgens hem anders zijn dan de zaak van eiseres. Het komt erop neer dat de Turkse autoriteiten volgens de verklaringen van de betreffende vreemdelingen blijk hebben gegeven van negatieve belangstelling voor hen persoonlijk en daarvan blijkt niet uit de verklaringen van eiseres. Hiermee heeft verweerder het beroep op het gelijkheidsbeginsel naar het oordeel van de rechtbank toereikend weersproken, zodat dit beroep niet slaagt.
Conclusie en geschilbeslechting
9. Gelet op overweging 7.1 heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Dit besluit zal bij een eventuele einduitspraak worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
9.1.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder deze gelegenheid te bieden, mede omdat deze procedure al geruime tijd loopt en toepassing van de bestuurlijke lus zou kunnen bijdragen aan een snellere afronding daarvan.
9.2.
Als verweerder het gebrek wil herstellen, dient hij nader onderzoek te verrichten naar de oranje lijst en wat de plaatsing van de vader van eiseres op die lijst betekent voor eiseres. Op 13 augustus 2025 heeft de Afdeling een zitting gehouden waarin het beleid van verweerder ten aanzien van Gülenisten uit Turkije aan de orde is gekomen. De rechtbank acht het onwenselijk dat verweerder, als hij de asielaanvraag van eiseres na onderzoek naar de oranje lijst opnieuw zou willen afwijzen, dat besluit neemt zonder rekening te houden met het oordeel van de Afdeling over het beleid van verweerder. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verweerder, als hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, binnen zes weken na de uitspraak van de Afdeling een nieuw besluit dient te nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van die uitspraak en de uitkomst van het onderzoek naar de oranje lijst, zij het uiterlijk op 27 februari 2026. De rechtbank stelt deze einddatum om duidelijkheid te geven voor het geval de procedures bij de Afdeling niet of met aanzienlijke vertraging tot een uitspraak leiden. Verweerder hoeft de uitspraak van de Afdeling uiteraard niet af te wachten als hij na onderzoek naar de oranje lijst tot de conclusie komt dat de aanvraag van eiseres alsnog moet worden ingewilligd.
9.3.
Verweerder wordt verzocht binnen twee weken na vandaag kenbaar te maken of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Als verweerder van deze gelegenheid geen gebruik maakt, doet de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting einduitspraak.
9.4.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op om binnen twee weken mee te delen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid;
- verzoekt verweerder om, als verweerder van deze gelegenheid gebruik maakt, te handelen zoals in 9.2. is beschreven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.D. Osborne, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak staat nog geen hoger beroep open. Het instellen van hoger beroep tegen deze uitspraak is wel mogelijk nadat de rechtbank een einduitspraak in deze zaak heeft gedaan.