ECLI:NL:RBDHA:2025:19057
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing zorgmachtiging op basis van vrijwillige medewerking aan behandeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voor de betrokkene, die vrijwillig meewerkt aan zijn behandeling en opname. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1988 en thans verblijvende in de accommodatie Parnassia, geen verzet aantekent tegen de voortzetting van zijn verblijf en behandeling. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de betrokkene recentelijk is overgeplaatst naar een rustiger afdeling en dat hij zijn medicatie trouw inneemt. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen noodzaak is voor verplichte zorg, aangezien de betrokkene zich vrijwillig laat behandelen en geen incidenten heeft vertoond sinds zijn opname.
De rechtbank heeft de criteria voor het verlenen van verplichte zorg beoordeeld, zoals vastgelegd in de Wvggz. Het is vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op basis van vrijwilligheid en dat de betrokkene goed in contact staat met zijn behandelaren. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke basis is voor het toewijzen van het verzoek tot zorgmachtiging, aangezien de betrokkene vrijwillig meewerkt aan zijn behandeling en er geen ernstig nadeel is dat niet kan worden afgewend zonder verplichte zorg. De rechtbank wijst het verzoek af en stelt dat de betrokkene in staat is om zijn behandeling voort te zetten binnen het vrijwillige kader.