ECLI:NL:RBDHA:2025:19060
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing zorgmachtiging op basis van Wvggz na stabilisatie van betrokkene
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 12 september 2025 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene, geboren in 1971, in een crisisverblijf verkeerde. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 oktober 2025 werd echter duidelijk dat de situatie van betrokkene in de weken voorafgaand aan de zitting was gestabiliseerd. Betrokkene gaf aan dat zij vrijwillig in de accommodatie verbleef, haar medicatie accepteerde en zich niet verzette tegen sondevoeding. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, terwijl de psychiater aangaf dat er vertrouwen was in de voortzetting van de behandeling binnen een vrijwillig kader.
De rechtbank heeft de wettelijke vereisten voor het verlenen van verplichte zorg beoordeeld. Volgens de Wvggz kan verplichte zorg alleen worden verleend als er ernstig nadeel dreigt en er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn. De rechtbank concludeerde dat betrokkene geen verzet vertoonde en dat er mogelijkheden waren voor zorg op vrijwillige basis. Daarom werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking werd gegeven door rechter mr. L. Kelkensberg, bijgestaan door griffier P.S.R. Nieman, en is vastgesteld op 14 oktober 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.