ECLI:NL:RBDHA:2025:19087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
25/1028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering compensatie kinderopvangtoeslag voor jaren 2012 en 2013 in het kader van hersteloperatie toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025, zaaknummer SGR 25/1028, is het beroep van eiseres tegen de weigering van de Dienst Toeslagen om compensatie toe te kennen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag beoordeeld. Eiseres had geen recht op compensatie voor de jaren 2012 en 2013, omdat niet is aangetoond dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld of dat er sprake was van hardheid. De kinderopvangtoeslag voor 2012 was beëindigd op basis van een door eiseres zelf doorgegeven stopzetting, en voor 2013 was er geen aanvraag ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich op 26 mei 2021 als gedupeerde heeft gemeld en dat verweerder in eerdere besluiten geen aanwijzingen heeft gevonden voor vooringenomenheid of bijzondere hardheid. De rechtbank concludeert dat de stopzettingen van de kinderopvangtoeslag op initiatief van eiseres zijn gedaan en dat er geen bewijs is dat deze stopzettingen onterecht zijn. Eiseres heeft geen recht op compensatie en het beroep is ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1028

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

de Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om aan eiseres compensatie toe te kennen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag.
1.1
Verweerder heeft het verzoek om compensatie in het primaire besluit van
26 december 2022 afgewezen. In het bestreden besluit van 27 december 2024 is verweerder bij die afwijzing gebleven.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de echtgenoot van eiseres, mr. E.S.O. Adomako en
mr. P. Frimpong namens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft zich op 26 mei 2021 bij verweerder gemeld als gedupeerde van de toeslagenaffaire en verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
3. Verweerder heeft in het kader van de integrale beoordeling geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiseres voor de jaren 2012 en 2013 en de jaren 2016 tot en met 2019 een gedupeerde is van de toeslagenaffaire.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van het verzoek advies gevraagd aan de Commissie van Wijzen (CvW). De CvW heeft in haar adviezen van 11 november 2022 en 23 januari 2023 geconcludeerd dat de compensatieregeling niet van toepassing is voor de jaren 2012, 2013 en 2016 tot en met 2019, omdat geen sprake is geweest van vooringenomen handelen of van bijzondere hardheid. Voor het jaar 2012 geldt dat de definitieve beschikking gebaseerd is op een door eiseres doorgegeven stopzetting via haar Digid. De kinderopvangtoeslag voor de jaren 2016 en 2017 is op reguliere wijze neerwaarts gecorrigeerd op basis van de afgenomen opvanguren en/of een hoger toetsingsinkomen dan waarvan bij het voorschot is uitgegaan. Voor de jaren 2013, 2018 en 2019 geldt dat eiseres geen aanvraag kinderopvangtoeslag heeft ingediend en dus ook geen kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Onder verwijzing naar dat advies, is het verzoek om compensatie in het primaire besluit afgewezen.
5. In het bestreden besluit is verweerder, onder verwijzing naar het advies van de
bezwaarschriftenadviescommissie van 3 december 2024, bij zijn afwijzing van het verzoek om compensatie gebleven.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat het geschil alleen nog ziet op de jaren 2012 en 2013. In die jaren maakte eiseres gebruik van de kinderopvang en behoorde ze tot de doelgroep. Met betrekking tot het jaar 2012 stelt eiseres daarnaast dat zij de kinderopvangtoeslag niet heeft stopgezet. Zij heeft twee keer geprobeerd om de kinderopvangtoeslag voor dat jaar aan te vragen, maar de aanvraag werd om voor haar onduidelijke redenen stopgezet. Met betrekking tot het jaar 2013 is ter zitting aangevoerd dat de aanvraag voor het jaar 2012 automatisch gecontinueerd had moeten worden naar het jaar 2013. Eiseres stelt verder dat sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Wat vindt verweerder in beroep?
7. Eiseres heeft geen recht op compensatie voor de jaren 2012 en 2013, omdat niet is gebleken dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld dan wel dat sprake is van hardheid van het wettelijk stelsel. Het recht op kinderopvangtoeslag is voor het jaar 2012 beëindigd als gevolg van een stopzetting die eiseres zelf heeft doorgegeven. Deze reguliere correctie van het recht op kinderopvangtoeslag duidt niet op vooringenomenheid of hardheid van het stelsel. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake.
Wat is het toetsingskader?
8. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt van de hersteloperatie is dat gedupeerde ouders alsnog ontvangen wat ten onrechte is teruggevorderd of onthouden, aangevuld met een vergoeding voor materiële en immateriële schade. Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wet hersteloperatie (Wht) volgt dat verweerder compensatie toekent aan een aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem in de periode vóór
23 oktober 2019 bij de beoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem vóór 23 oktober 2019 werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die eiseres daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de institutionele vooringenomenheid of van de hardheid die heeft geleid tot een terugvordering van kinderopvangtoeslag of tot stopzetting van de voorschotverlening. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het jaar 2012
9. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de aanpassing van de kinderopvangtoeslag het gevolg is van een op 14 juni 2012 digitaal ingediende stopzetting per 16 juni 2012 en een op 16 juli 2012 digitaal ingediende stopzetting per diezelfde datum. [2] Uit het dossier blijkt niet dat sprake was van ambtshalve stopzettingen door verweerder. Blijkens de overgelegde xml-bestanden zijn de stopzettingen op naam en met de gegevens van eiseres ingediend. Er zijn in het dossier geen aanwijzingen voor het tegendeel. Eiseres heeft geen concreet bewijs overgelegd voor haar stelling dat de xml-bestanden mogelijk bewerkt zouden zijn. Ook als een ander dan eiseres de verzoeken tot stopzetting zou hebben gedaan, had eiseres de stopzettingen zelf ongedaan kunnen maken nadat zij de daarop volgende beschikkingen ontving. Het IP-adres van waaruit de stopzettingen in 2012 zijn verstuurd is daarom niet relevant. Anders dan bijvoorbeeld bij een verhoging van het aantal opvanguren of het wijzigen van het rekeningnummer waarop de toeslag wordt betaald, is het niet duidelijk welk belang een ander zou hebben bij de stopzetting van de kinderopvangtoeslag van eiseres. Voor zover eiseres bedoelt dat zij slachtoffer is van fraude door een ander, geldt daarom dat het dossier daarvoor geen aanknopingspunten bevat. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat eiseres degene is geweest die de verzoeken tot stopzetting van de kinderopvangtoeslag heeft ingediend.
9.1
Verweerder heeft de stopzettingen vervolgens verwerkt. Het verwerken van een dergelijk verzoek tot stopzetting is op zichzelf geen vooringenomen handeling. Verweerder hoefde immers niet te twijfelen aan de juistheid van de met gebruikmaking van de DigiD van eiseres gedane verzoeken tot stopzetting van de kinderopvangtoeslag. Tegen de besluiten die op de stopzettingen volgden is bovendien geen bezwaar ingesteld door eiseres. De hier betreffende reguliere wijzigingen in de hoogte van het recht op kinderopvangtoeslag vloeien naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voort uit vooringenomenheid aan de zijde van verweerder. Het feit dat eiseres in het jaar 2012 opvang heeft afgenomen, is geen reden om eiseres in aanmerking te laten komen voor compensatie vanwege vooringenomen handelen aan de zijde van verweerder. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat geen sprake is van vooringenomen handelen. Van hardheid van het stelsel is evenmin sprake. Eiseres is voor dit jaar terecht niet in aanmerking gebracht voor compensatie.
Het jaar 2013
10. Zoals in overweging 9 is overwogen, is de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2012 gestopt op initiatief van eiseres. Dat betekent dat de kinderopvangtoeslag na stopzetting niet automatisch gecontinueerd wordt voor het volgende jaar. Als eiseres voor het jaar 2013 kinderopvangtoeslag wenste te ontvangen, had zij die toeslag moeten aanvragen. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier van eiseres geen stukken bevinden waaruit blijkt dat eiseres voor het jaar 2013 een aanvraag om kinderopvangtoeslag heeft ingediend. Ook is niet gebleken dat eiseres voor dit jaar met een daadwerkelijke correctie, stopzetting of terugvordering van de kinderopvangtoeslag geconfronteerd is geweest. Om die reden kan dus ook geen sprake zijn van schade als gevolg van het handelen van verweerder als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wht. Ook overigens heeft de rechtbank in het dossier geen aanwijzingen gevonden voor het oordeel dat verweerder over dit jaar vooringenomen zou hebben gehandeld. Van hardheid van het wettelijk stelsel is evenmin sprake. Ook voor dit jaar is eiseres terecht niet in aanmerking gebracht voor compensatie.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2021-2022, 36 151, nr. 3, p.72.
2.Zie productie 42 van het bezwaardossier.