ECLI:NL:RBDHA:2025:19096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
25/2295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van compensatie voor afbetaalde schuld in het kader van de toeslagenaffaire

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025, in de zaak tussen eiseres en de minister van Financiën, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de Dienst Toeslagen om haar afbetaalde schuld bij Syncasso te compenseren beoordeeld. Eiseres, die als gedupeerde ouder in het kader van de toeslagenaffaire wordt aangemerkt, had verzocht om compensatie van een schuld van € 2.774,85. De Dienst Toeslagen weigerde deze compensatie met het argument dat de schuld onvoldoende was onderbouwd en dat eiseres niet de benodigde informatie had verstrekt om de schuld te kunnen beoordelen.

Eiseres had drie banktransacties overgelegd ter onderbouwing van haar claim, maar de rechtbank oordeelde dat er cruciale informatie ontbrak, zoals de ontstaansdatum en de opeisbaarheid van de schuld. De rechtbank stelde vast dat de SBN (Sociale Banken Nederland) niet in staat was om de schuld te beoordelen omdat eiseres niet op verzoek om aanvullende informatie had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de afbetaalde schuld niet in aanmerking kwam voor terugbetaling, omdat niet kon worden vastgesteld of deze voldeed aan de voorwaarden van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontving. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van voldoende bewijs en informatie door de eiseres in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/2295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Arakelyan),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om de reeds afbetaalde schuld van eiseres bij Syncasso te compenseren.
1.1.
Met het primaire besluit van 12 juni 2024 heeft de Dienst Toeslagen geweigerd de afbetaalde schuld van eiseres te compenseren. Met het bestreden besluit van
7 januari 2025 is verweerder bij die weigering gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. S. el Kaddouri namens de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is aangemerkt als gedupeerde ouder ten gevolge van de toeslagenaffaire. Op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) komen gedupeerden in aanmerking voor compensatie van afbetaalde private schulden als die voldoen aan de vereisten van de Wht. Het compenseren van de afbetaalde private schulden wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisatie Sociale Banken Nederland (SBN).
3. Eiseres heeft de SBN gevraagd om een reeds afbetaalde schuld bij Syncasso van in totaal € 2.774,85 aan haar terug te betalen. Ter onderbouwing van deze schuld heeft eiseres drie screenshots van banktransacties overgelegd waaruit blijkt dat de echtgenoot van eiseres de volgende betalingen heeft verricht:
- op 8 maart 2023 is € 400 betaald aan Syncasso ten name van Zilveren Kruis;
- op 17 april 2023 is € 1.271,62 betaald aan Syncasso ten name van Zilveren Kruis; en
- op 13 juni 2023 is € 1.103,23 betaald aan Syncasso.
4. De SBN heeft in het primaire besluit bepaald dat de afbetaalde schuld niet aan eiseres wordt terugbetaald, omdat de SBN de schuld niet heeft kunnen beoordelen. De SBN heeft om extra bewijs gevraagd, maar eiseres heeft het gevraagde extra bewijs niet aangeleverd (code 13).
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres stelt dat de afbetaalde schuld bij Syncasso ten onrechte niet is terugbetaald. Bij Syncasso stonden meerdere schulden open, waaronder een schuld met dossiernummer 522002109 [1] . Volgens eiseres kan uit het emailbericht van Syncasso van
5 februari 2025 [2] worden afgeleid dat de schuld in dat dossiernummer voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres in beroep een brief van Syncasso van 3 februari 2025 [3] , een dwangbevel van het CJIB van
5 juni 2020 [4] en bankafschriften overgelegd.
Wat vindt verweerder in beroep?
6. Verweerder stelt dat de afbetaalde schuld van eiseres niet voor terugbetaling in aanmerking komt, omdat deze schuld onvoldoende is onderbouwd. Eiseres heeft onvoldoende informatie overgelegd om vast te kunnen stellen wanneer de schuld is ontstaan en in hoeverre de schuld voor 1 juni 2021 opeisbaar is geworden.
Wat is het toetsingskader?
7. Op grond van artikel 4.1, tweede lid, van de Wht neemt verweerder een geldschuld over als deze:
- is ontstaan na 31 december 2005 (onderdeel a);
- vóór 1 juni 2021 opeisbaar is geworden (onderdeel b); en
- niet is voldaan op het moment dat de aanvraag wordt gedaan (onderdeel c).
Schulden die in ieder geval niet worden overgenomen, zijn de resterende hoofdsommen van leningen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden. [5]
8. In artikel 4.3 van de Wht is een bepaling opgenomen voor compensatie van al afbetaalde private schulden. Op grond van dit artikel komt een private schuld die is betaald na ontvangst van een bedrag op grond van een herstelmaatregel [6] in aanmerking voor compensatie, als deze afgeloste schuld op grond van artikel 4.1 van de Wht zou zijn overgenomen als deze niet voldaan was.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres in het aanvullend beroepschrift van
10 september 2025 mede naar voren heeft gebracht dat zij op 7 januari 2021 een betaling heeft gedaan van € 300 en dat ook deze betaling dient te worden vergoed. Ter zitting heeft eiseres nog gewezen op een betaling van € 200 die zij op 5 juli 2020 heeft verricht. De rechtbank overweegt dat de hier bestreden besluitvorming niet ziet op die betalingen, maar op de banktransacties die vermeld zijn in overweging 3. Gelet hierop zal de rechtbank in het hiernavolgende dan ook niet ingaan op de beroepsgronden die eiseres specifiek ten aanzien van de betalingen van € 300 en € 200 heeft aangevoerd.
10. Uit het dossier blijkt dat eiseres op 19 maart 2021 het compensatiebedrag van
€ 30.000 heeft ontvangen. Dit betekent dat op grond van artikel 4.3 van de Wht alleen schulden die zijn voldaan op of na 19 maart 2021 in aanmerking kunnen komen voor compensatie, mits aan de overige wettelijke vereisten van de Wht is voldaan.
11. De rechtbank overweegt dat zij de in overweging 3 vermelde banktransacties niet heeft kunnen koppelen aan een onderliggende vordering (van Zilveren Kruis), omdat eiseres geen schuldbewijs of specificatie van die onderliggende vordering heeft overgelegd. Verder ontbreekt cruciale informatie over de ontstaansdatum, opeisbaarheid en samenstelling van de onderliggende vordering. De benodigde gegevens zijn ook in beroep niet overgelegd. Al deze informatie is echter noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de afbetaalde schuld voldoet aan de voorwaarden voor compensatie. Daar komt bij dat de rechtbank geen verband heeft kunnen leggen tussen het door eiseres opgegeven dossiernummer 522003109 en de in overweging 3 vermelde banktransacties. Uit de in beroep overgelegde bankafschriften blijkt immers dat die banktransacties een geheel ander dossiernummer hebben. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder dan ook terecht dat de afbetaalde schuld van eiseres niet in aanmerking komt voor terugbetaling, omdat niet kan worden beoordeeld of de schuld voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.1 van de Wht. Nu niet is gebleken dat de afbetaalde schuld voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.1 van de Wht, is verweerder op grond van artikel 4.3 van de Wht terecht niet tot terugbetaling van de afbetaalde schuld overgegaan.
12. Voor zover eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat geen deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, slaagt dit niet. Verweerder heeft toegelicht dat de SBN in het kader van het onderzoek op 18 april 2024 contact heeft opgenomen met eiseres op het door haar opgegeven emailadres om de ontbrekende informatie aan te leveren. Eiseres heeft daar niet op gereageerd. De SBN beschikte daarom ten tijde van het primaire besluit over onvoldoende gegevens om de schuld te kunnen beoordelen. Daarnaast is in de bezwaarfase afgesproken dat eiseres stukken zou aanleveren over de afbetaalde schuld bij Syncasso, maar binnen de gestelde termijn zijn geen stukken ontvangen. Daarom beschikte ook verweerder ten tijde van het bestreden besluit over onvoldoende gegevens om de afbetaalde schuld te kunnen beoordelen. Het is bovendien aan eiseres om aannemelijk te maken dat haar afbetaalde schuld voor terugbetaling in aanmerking komt. Verweerder heeft op de zitting aangegeven dat hij bereid is om met eiseres mee te denken, maar het is aan eiseres om aanvullende stukken aan te leveren die de koppeling kunnen leggen tussen een opeisbare vordering en een betaling die verricht is na ontvangst van het compensatiebedrag.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Gelet op het in voetnoot 2 vermelde dossiernummer, gaat de rechtbank er vanuit dat de gemachtigde van eiseres bedoeld heeft te verwijzen naar dossiernummer 522003109.
2.In dit emailbericht staat dat Syncasso dossiernummer 522003109 op 24 december 2021 heeft gesloten en teruggestuurd naar het CJIB.
3.Uit deze brief blijkt dat de openstaande schuld in dossiernummer 522003109 op 3 februari 2025
4.Dit dwangbevel ziet op de periode van november 2016 tot en met september 2019 en de openstaande bestuursrechtelijke premies van de echtgenoot van eiseres van in totaal € 3.413,78.
5.Dit geldt ten aanzien van andere dan hypothecaire leningen, zie artikel 4.1, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wht.
6.Zoals bedoeld in artikel 2.7 van de Wht.