ECLI:NL:RBDHA:2025:19211
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen in kort geding betreffende zorgregeling voor minderjarige
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De moeder vorderde onvoorwaardelijke uitvoering van de zorgregeling zoals vastgesteld in eerdere beschikkingen van de rechtbank. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de moeder afgewezen, omdat de zorgregeling in samenspraak met de betrokken hulpverlening moet plaatsvinden en er geen zwaarwegende feiten zijn gebleken die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigen. De vader had voorwaarden gesteld aan de uitvoering van de zorgregeling, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze voorwaarden niet voortvloeien uit de eerdere beschikkingen. De moeder had een spoedeisend belang bij haar vorderingen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat een kort geding niet geschikt is voor het wijzigen van de zorgregeling. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak en de relatie tussen de partijen.