Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [naam 1] een voorlopige voorziening heeft aangevraagd om ontruiming van zijn woning door de verhuurder, stichting [stichting], te voorkomen. De verhuurder had op 24 september 2025 aangekondigd de woning te willen ontruimen, wat een bedreigende situatie voor de heer [naam 1] creëerde. De heer [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de tijd kreeg om een minnelijk traject voor zijn schulden af te ronden. De rechtbank heeft op 23 september 2025 al een tussenvonnis uitgesproken waarin de verhuurder werd verboden om de woning te ontruimen totdat er een eindbeslissing op het verzoek van de heer [naam 1] was genomen. Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 werd vastgesteld dat de heer [naam 1] onder bewind was gesteld en dat zijn inkomen op een beheerrekening zou binnenkomen, wat de betaling van de huurtermijnen zou garanderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de heer [naam 1] zwaarder wegen dan die van de verhuurder, en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de ontruiming van de woning voor zes maanden wordt verboden, zodat de heer [naam 1] de kans krijgt om zijn schulden te regelen. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.