ECLI:NL:RBDHA:2025:1924
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die samen met haar minderjarige dochter een asielaanvraag had ingediend, had tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 21 januari 2025, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet uit Nederland verwijderd zou worden totdat er een beslissing op haar verzoek was genomen.
Op 24 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter een ordemaatregel getroffen die de minister verbood verzoekster uit Nederland te verwijderen. De zaak is op 4 februari 2025 behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. F.W. Verweij, en de minister door zijn gemachtigde, I.A.G. Lodder. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL25.3148, behandeld, die verband hield met het beroep van verzoekster.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 februari 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.