ECLI:NL:RBDHA:2025:19242
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Guinese eiser op grond van onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese eiser die een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De eiser stelt dat hij wordt gezocht door de Guinese autoriteiten en daarom niet kan terugkeren naar Guinee. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de overgelegde documenten, waaronder een politiecertificaat, onvoldoende bewijs bieden voor de stelling van de eiser dat hij een verdachte is in een strafzaak of dat er een onderzoek naar zijn betrokkenheid bij eerdere gebeurtenissen loopt. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is en dat er geen indicaties zijn dat de eiser daadwerkelijk wordt gezocht door de autoriteiten.
De eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag is afgewezen. De rechtbank heeft in deze procedure de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser beoordeeld en vastgesteld dat er tegenstrijdigheden zijn in zijn verklaringen. De rechtbank heeft ook de waarde van de overgelegde documenten, zoals een verklaring van een vriend en een rapport van Human Rights Watch, in twijfel getrokken. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt gezocht door de Guinese autoriteiten en dat er geen reden is om het inreisverbod te heroverwegen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de minister van Asiel en Migratie.