Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten in conventie en in reconventie
[naam hond]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiseres, aangeduid als [partij A], dat gedaagde, aangeduid als [partij B], de tussen hen overeengekomen beheersregeling voor hun gezamenlijke hond [naam hond] nakomt. De partijen zijn voormalige echtgenoten die op 9 maart 2024 een hond hebben aangeschaft. Na hun echtscheiding op 2 januari 2025 hebben zij in een convenant afspraken gemaakt over de zorg voor de hond, waarbij de hond om de week van eigenaar wisselt. Echter, sinds 11 mei 2025 heeft [partij B] de afspraken niet nageleefd en weigert hij de hond aan [partij A] over te dragen. [partij A] stelt dat zij hierdoor al twee maanden geen contact heeft gehad met de hond en vordert dat [partij B] de afspraken nakomt, met een dwangsom voor elke keer dat hij dit niet doet.
In reconventie vordert [partij B] schorsing van de beheersregeling, stellende dat hij de enige eigenaar van de hond is en dat de afspraken in het convenant niet afdwingbaar zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afspraken in het convenant als een vaststellingsovereenkomst moeten worden beschouwd en dat deze nagekomen moeten worden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [partij B] af en bepaalt dat [partij B] de hond op de afgesproken wijze aan [partij A] moet overdragen, met een dwangsom als prikkel voor nakoming. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.