ECLI:NL:RBDHA:2025:19252

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/686973 / KG ZA 25-587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van beheersregeling voor gezamenlijke hond na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert eiseres, aangeduid als [partij A], dat gedaagde, aangeduid als [partij B], de tussen hen overeengekomen beheersregeling voor hun gezamenlijke hond [naam hond] nakomt. De partijen zijn voormalige echtgenoten die op 9 maart 2024 een hond hebben aangeschaft. Na hun echtscheiding op 2 januari 2025 hebben zij in een convenant afspraken gemaakt over de zorg voor de hond, waarbij de hond om de week van eigenaar wisselt. Echter, sinds 11 mei 2025 heeft [partij B] de afspraken niet nageleefd en weigert hij de hond aan [partij A] over te dragen. [partij A] stelt dat zij hierdoor al twee maanden geen contact heeft gehad met de hond en vordert dat [partij B] de afspraken nakomt, met een dwangsom voor elke keer dat hij dit niet doet.

In reconventie vordert [partij B] schorsing van de beheersregeling, stellende dat hij de enige eigenaar van de hond is en dat de afspraken in het convenant niet afdwingbaar zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afspraken in het convenant als een vaststellingsovereenkomst moeten worden beschouwd en dat deze nagekomen moeten worden. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [partij B] af en bepaalt dat [partij B] de hond op de afgesproken wijze aan [partij A] moet overdragen, met een dwangsom als prikkel voor nakoming. De proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/686973 / KG ZA 25-587
Vonnis in kort geding van 29 juli 2025
in de zaak van
[partij A]te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G. van der Steen te Den Haag,
tegen:
[partij B]te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D.F.P. van Arkel te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [partij A] ’ en ‘ [partij B] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 juni 2025 met producties 1 t/m 4;
- de namens [partij B] overgelegde conclusie van antwoord met producties
1 t/m 7;
- de nader door [partij A] overgelegde producties 5 t/m 11;
- de op 15 juli 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij namens [partij B] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest.
2.2.
Op 9 maart 2024 hebben partijen de op 14 januari 2024 geboren hond genaamd [naam hond] (hierna: [naam hond] ) gekocht. Ongeveer een half jaar daarna zijn partijen uit elkaar gegaan.
2.3.
Bij beschikking van 2 januari 2025 van deze rechtbank is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Van die beschikking maakt deel uit een door partijen op 17 december 2024 ondertekend echtscheidingsconvenant (hierna: het convenant).
2.4.
Op 9 januari 2025 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.5.
In het convenant zijn partijen met betrekking tot [naam hond] het volgende overeengekomen:

[naam hond]
3.7
Partijen beschouwen [naam hond] , de hond, als gezamenlijk eigendom en hebben over hem de volgende afspraken gemaakt:
1. [naam hond] is de ene week bij de man, de andere week bij de vrouw; de wisseldag is op zondag.
2. Als [naam hond] naar de dierenarts moet, zullen partijen daarover overleg hebben en worden de kosten daarvan 50/50 gedeeld. Mocht er een geschil ontstaan over een behandeling van [naam hond] , dan laten partijen de beslissing aan de dierenarts om te bepalen wat het beste voor hem is.
3. [naam hond] blijf maximaal 3 uur alleen, anders wordt een oplossing gezocht of er iemand langs kan komen, bijvoorbeeld om hem uit te laten. Dit is ook mogelijk door middel van een uitlaatservice.
4. Mocht een van partijen een keer niet voor [naam hond] kunnen zorgen (bijvoorbeeld in verband met werk of vakantie) dan zullen partijen eerst de andere partij vragen of die gedurende de benodigde tijd voor Willen kan zorgen.
5. Binnen Nederland mag [naam hond] mee op vakantie, niet naar het buitenland.
6. Mocht het om wat voor reden dan ook niet meer lukken om voor [naam hond] te zorgen, dan wordt eerst overlegd met de andere partij of die fulltime voor [naam hond] kan zorgen.”
2.6.
In het convenant is verder, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Voor zover in het convenant vaststellingen zijn opgenomen die dienen ter beëindiging en/of voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen rechtens tussen partijen zal gelden, betreft dat onderdeel een vaststellingsovereenkomst in de zin van de wet (artikel 7:900 BW).
2.7.
Op 7 maart 2025 heeft [partij B] de echtelijke woning verlaten. Partijen hielden zich sindsdien aan de regeling met betrekking tot [naam hond] zoals opgenomen in het convenant. [naam hond] verbleef de even weken bij [partij A] en de oneven weken bij [partij B] . [naam hond] werd iedere zondag om 16:00 uur overgedragen bij [horecagelegenheid] aan de [adres] te [plaats] (hierna: [horecagelegenheid] ).
2.8.
Op zondag 11 mei 2025 heeft [partij B] [partij A] per e-mail te kennen gegeven dat hij [naam hond] niet (meer) zou afstaan. [partij B] is diezelfde dag niet verschenen bij [horecagelegenheid] om [naam hond] aan [partij A] over te dragen. [naam hond] verblijft sindsdien bij [partij B] .
2.9.
Aan het verzoek van (de advocaat van) [partij A] van 22 mei 2025 om de afspraken met betrekking tot [naam hond] na te komen en [naam hond] aan [partij A] over te dragen, heeft [partij B] geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[partij A] vordert – zakelijk weergegeven – te bepalen dat [partij B] met onmiddellijke ingang, dan wel direct na betekening van het vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, de tussen partijen overeengekomen beheersregeling, inhoudende dat de hond [naam hond] de ene week bij [partij B] is en de andere week bij [partij A] , met als wisseldag zondag, dient na te leven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere keer dat [partij B] verzuimt de beheersregeling na te komen, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom. [partij A] vordert verder [partij B] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [partij A] – samengevat – het volgende aan. [partij B] komt sinds 11 mei 2025 de beheersregeling met betrekking tot [naam hond] uit het echtscheidingsconvenant niet na. [partij A] ziet [naam hond] hierdoor al twee maanden niet, terwijl zij zeer aan [naam hond] is gehecht. [partij B] dient de tussen partijen gemaakte afspraken na te komen. [partij A] heeft een spoedeisend belang bij een veroordeling van [partij B] daartoe.
3.3.
[partij B] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
[partij B] vordert – zakelijk weergegeven – geheel of gedeeltelijke schorsing van de beheersregeling in die zin dat [naam hond] bij [partij B] verblijft totdat in een bodemprocedure is beslist, met veroordeling van [partij A] in de proceskosten.
3.5.
Daartoe voert [partij B] – samengevat – het volgende aan. De afspraken in het convenant zijn niet juridisch afdwingbaar tegenover [partij B] omdat hij enig eigenaar van [naam hond] is. [partij A] schiet zelf tekort in de nakoming van de afspraken over [naam hond] . Voorts is het vasthouden aan de afspraken in het convenant in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Verder is sprake van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW, zodat de beheersregeling ook om die reden niet moet worden voortgezet.
3.6.
[partij A] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen en zullen daarom hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Beoordeeld moet worden of de regeling met betrekking tot [naam hond] zoals neergelegd in het convenant (hierna: de beheersregeling) moet worden nagekomen of dat er omstandigheden zijn die maken dat de beheersregeling moet worden geschorst.
4.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is van een spoedeisend belang van [partij A] bij haar vordering in conventie voldoende gebleken. [naam hond] verblijft sinds 11 mei 2025 bij [partij B] , terwijl partijen een regeling over het verblijf van [naam hond] hebben afgesproken. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de vordering van [partij A] inhoudelijk kan beoordelen.
4.4.
[partij B] voert allereerst aan dat hij enig eigenaar van [naam hond] is en dat [partij A] daarom geen omgang met [naam hond] kan afdwingen. De voorzieningenrechter volgt [partij B] hierin niet. Partijen zijn in het convenant onmiskenbaar overeengekomen dat zij [naam hond] beschouwen als gezamenlijk eigendom. Deze omstandigheid krijgt extra gewicht doordat het convenant ook op dit punt als een vaststellingsovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat deze overeenkomst nu juist is gesloten ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil over kwesties als deze. De enkele omstandigheid dat de zorg van [naam hond] al langere tijd bij [partij B] ligt, brengt geen verandering in de vaststelling in het convenant van de gezamenlijke eigendom. Dat [partij B] nu al een tijdje voor [naam hond] zorgt, is bovendien slechts een gevolg van het feit dat [partij B] [naam hond] al twee maanden bij zich houdt. Voor zover relevante registraties met betrekking tot [naam hond] (nog steeds) op naam van [partij B] staan, wat [partij A] betwist, brengt ook deze omstandigheid niet mee dat moet worden geconcludeerd dat het eigendom betreffende [naam hond] alleen bij [partij B] berust.
4.5.
[partij B] voert verder aan dat nakoming van de beheersregeling in het convenant in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Reden daarvoor is volgens [partij B] dat de relatie van partijen dusdanig is verslechterd dat elke vorm van communicatie leidt tot spanningen, zodat het voortzetten van de beheersregeling niet in het belang van [naam hond] is.
4.6.
De voorzieningenrechter verwerpt dit betoog. Vooropgesteld wordt dat, zoals [partij A] terecht aanvoert, de beheersregeling in het convenant moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Die vaststellingsovereenkomst moet in beginsel worden nagekomen. De argumenten die [partij B] aanvoert zijn van onvoldoende gewicht om die vaststellingsovereenkomst te kunnen openbreken. Het is evident dat partijen niet meer goed met elkaar overweg kunnen. Dat betekent niet zonder meer dat de beheersregeling terzijde mag worden geschoven. Daarbij komt dat niet aannemelijk is geworden dat [naam hond] lijdt onder de gebrouilleerde relatie tussen partijen en daardoor spanningen ervaart. De speurhondenschool waar [naam hond] regelmatig kwam, heeft in dat verband verklaard dat in het gedrag van [naam hond] geen veranderingen zijn gesignaleerd tijdens de echtscheiding van partijen. Uit hetgeen [partij B] ter zitting heeft verklaard leidt de voorzieningenrechter af dat [partij B] met name moeite heeft met een incident tussen partijen en de in zijn ogen onterechte aangifte die [partij A] tegen hem heeft gedaan. Dat heeft bij [partij B] (kennelijk) geleid tot een vertrouwensbreuk, maar dat kan geen gerechtvaardigde reden zijn om de beheersregeling niet meer na te komen. Ook kan [partij B] geen voorwaarden stellen aan het nakomen van de beheersregeling.
4.7.
[partij B] beroept zich voorts op onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW. Daartoe voert hij aan dat [partij A] niet (meer) in staat is om voor [naam hond] te zorgen, omdat zij een fulltime baan heeft aangenomen. Volgens [partij B] is [partij A] niet in staat om de afspraak die inhoudt dat [naam hond] maximaal drie uur alleen mag zijn, na te komen. Ook hierin wordt [partij B] niet gevolgd. [partij A] heeft ter zitting verklaard dat zij vier dagen per week werkt en dat zij in de week waarin zij de zorg voor [naam hond] heeft drie dagen thuiswerkt en slechts één dag op kantoor. Voor die ene dag is ook een oppas voor [naam hond] geregeld, aldus [partij A] . [partij B] heeft een en ander niet betwist. Gelet hierop – en ook omdat er geen aanwijzingen zijn dat [partij A] niet goed voor [naam hond] zou zorgen – moet thans ervan worden uitgegaan dat [partij A] voldoende in staat is om de benodigde zorg aan [naam hond] te kunnen bieden. Benadrukt wordt dat natuurlijk ook [partij A] zich onverkort aan de afspraken uit het convenant dient te houden.
4.8.
Voor zover [partij B] aanvoert dat [partij A] (ook) op andere wijze is tekortgeschoten in de nakoming van de beheersregeling, faalt dit betoog eveneens. In dit verband is niet aannemelijk geworden dat [partij A] gehouden was om het paspoort van [naam hond] aan [partij B] te geven voor een vakantie in het buitenland; daarover staat niets in het convenant. Daarnaast brengt het enkele feit dat de buurvrouw van [partij A] (die in het verleden vaker voor [naam hond] heeft gezorgd) één keer op [naam hond] heeft opgepast niet mee dat [partij A] dusdanig is tekortgeschoten in de nakoming van het convenant dat [partij B] gerechtigd is om het convenant gedeeltelijk te ontbinden dan wel zijn verplichtingen daaruit op te schorten.
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat de beheersregeling in het convenant onverkort door [partij B] (en dus ook door [partij A] ) moet worden nagekomen. Voor (een gedeeltelijke) schorsing van de beheersregeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. De voorzieningenrechter geeft partijen wel in overweging om de contactmomenten voor de overdracht van [naam hond] kort en zakelijk te houden, om enige vorm van conflict te voorkomen.
4.10.
De vordering in conventie wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld. Dit houdt in dat [partij B] zal worden veroordeeld om de beheersregeling na te komen. Gelet op het feit dat [naam hond] in de even weken bij [partij A] verbleef, ligt het voor de hand om dit zo te houden. Dat betekent dat [partij B] [naam hond] eerst op zondag 3 augustus 2025 om 16:00 uur aan [partij A] dient over te dragen. De voorzieningenrechter acht oplegging van een dwangsom op zijn plaats als prikkel voor [partij B] om het bevel van de voorzieningenrechter na te komen. Deze dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. De vorderingen in reconventie worden afgewezen.
4.11.
In de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij zowel in conventie als in reconventie de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [partij B] tot nakoming van de tussen partijen overeengekomen beheersregeling, inhoudende dat de hond [naam hond] de ene week (de oneven week) bij [partij B] en de andere week (de even week) bij [partij A] is, met als wisseldag zondag;
5.2.
bepaalt dat [partij B] een dwangsom van € 500 verbeurt voor iedere keer dat hij, zonder dat [partij A] daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft gegeven, verzuimt de hond [naam hond] op de zondag vóór een even week aan [partij A] over te dragen, met een maximum van € 25.000;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.
yd