ECLI:NL:RBDHA:2025:19257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/691171 / KG ZA 25-878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voorlopig uitsluitend gebruik van de woning in kort geding met afwijzing van straatverbod

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel het voorlopig uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning te verkrijgen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij en de man een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van de woning. Na de beëindiging van de relatie heeft de vrouw de woning verlaten en verblijft zij met hun minderjarige kind op een geheim adres. De vrouw voelt zich onveilig door het gedrag van de man en vordert dat hij de woning verlaat en haar het uitsluitend gebruik toekent. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, gezien de onveilige situatie en het belang van het kind bij een stabiele woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw met ingang van 24 oktober 2025 het uitsluitend gebruik van de woning krijgt voor de duur van zes maanden. De man is verplicht de woning uiterlijk 23 oktober 2025 te verlaten. De vordering tot het opleggen van een straatverbod aan de man is afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de man de vrouw fysiek zal benaderen of lastigvallen. Iedere partij draagt zijn eigen proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/691171/ KG ZA 25-878
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres]verblijvende op een geheim adres,
eiseres,
advocaat mr. G.J.J. van Dam-Lolkema te Zwolle,
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2025 met producties 1 tot en met 10;
- de nader door de vrouw overgelegde producties 11 en 12;
- het door de man ingediende verweerschrift met producties 1 tot en met 3;
- de op 25 september 2025 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn ouders van de minderjarige [de minderjarige] (8 jaar) (hierna: [de minderjarige] ).
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] (hierna: de woning).
2.3.
Op 22 mei 2025 heeft de vrouw de relatie tussen partijen beëindigd en de woning samen met [de minderjarige] verlaten. Sindsdien woont de vrouw met [de minderjarige] op een geheim adres in Nederland. De man verblijft sindsdien alleen in de woning.
2.4.
[de minderjarige] gaat naar een internationale school in [plaats 1] .
2.5.
Op 15 juli 2025 heeft de vrouw aangifte van stalking gedaan tegen de man. Eerder al, in het voorjaar van 2025, heeft de vrouw ook aangifte van verkrachting gedaan tegen de man.
2.6.
Naar aanleiding van diverse meldingen van onder andere de vrouw en de politie over de mentale gezondheid van de man, heeft Veilig Thuis onderzoek gedaan naar de situatie. De vrouw heeft verder bij Stichting Arosa/KesslerPerspektief (hierna: Arosa) een screening doorlopen met betrekking tot huiselijk geweld.
2.7.
Bij brief van 24 juli 2025 heeft Veilig Thuis de onderzoeksresultaten aan de vrouw medegedeeld. In het bij voornoemde brief gevoegde verslag van Veilig Thuis staat onder meer het volgende:
“(…) You indicated that [de minderjarige] has been affected by the tensions at home, partly because arguments occurred while he was present. You were the primary caregiver of [de minderjarige] and said that he prefers to be with you rather than his father. Although you said you do not want to prevent contact between father and son, you noticed little initiative from [de minderjarige] himself to see his father. In conversations with the father, he expressed that he considers himself an involved parent. He worries about [de minderjarige] and their emotional bond, especially since they have not seen each other for some time.
Safe at Home considers it important that [de minderjarige] returns to school after the summer so that he can continue with his development. The father has indicated that he is willing to make arrangements with you and the school regarding this matter.
(…)
An important protective factor is that the father is currently receiving treatment from mental health services (GGZ). His practitioner has stated that there is no indication of psychosis and that he is fully cooperating with treatment. These steps are viewed positively.
Without guidance, clear agreements, and professional support, the risk remains that tensions will recur, causing emotional insecurity for [de minderjarige] and overburdening you as his mother.”
2.8.
Veilig Thuis heeft de volgende afspraken tussen partijen geformuleerd om te bewerkstelligen dat [de minderjarige] in een rustige en veilige omgeving opgroeit:
“1. The parent responsible for caring for [de minderjarige] must ensure that he is not exposed to tension or escalation. [de minderjarige] should remain in an environment that guarantees calm, safety, and predictability.
2. Both parents must respect each other's boundaries in such a way that the situation does not escalate into verbal or physical conflict. Disagreements or arguments should be addressed and resolved in a safe manner.
3. Both parents must remain open to the goals of the support services, so that work can be done toward a safe and stable upbringing for [de minderjarige] - one in which he can maintain contact with both parents.
4. [de minderjarige] has the right to education and to the development of his talents and skills. Together, and with the support of professional services, both parents are responsible for restoring and ensuring his consistent school attendance.
(…)
In three months, we will contact you and Delf Support to hear how things are progressing and whether you have been able to adhere to the safety conditions and agreements. If new
arrangements are needed, we will make them together.”
2.9.
Bij brief van 1 augustus 2025 heeft Arosa de vrouw bericht over de uitkomst van de screening met betrekking tot huiselijk geweld. De inschatting van Arosa is dat de veiligheid buiten de woning voldoende is gewaarborgd. Ook wordt verwacht dat de man de vrouw niet fysiek zal aanvallen buiten de woning. Volgens Arosa waren er ook geen signalen van zodanige onveiligheid dat opschaling naar de vrouwenopvang noodzakelijk werd geacht.
2.10.
Op initiatief van de vrouw is het contact tussen [de minderjarige] en de man hersteld, in die zin dat [de minderjarige] de man wekelijks ziet.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. het uitsluitend gebruik van de woning per datum vonnis toe te kennen aan de vrouw tot aan het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten of de woning notarieel is verdeeld of geleverd aan een derde;
II. de man te verbieden per datum vonnis tot aan het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten of de woning notarieel is verdeeld of geleverd aan een derde, de woning te betreden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250 per overtreding per dag;
III. de man te verbieden om zich, na betekening van het vonnis en voor de duur dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft, te begeven in de straat waarin de woning zich bevindt en in de omliggende straten zoals aangegeven in productie 10, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250 per overtreding per dag;
IV. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. Partijen kunnen niet meer gezamenlijk in de woning verblijven. De vrouw heeft er belang bij dat zij met [de minderjarige] kan terugkeren naar de woning en dat de man de woning verlaat. Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat hij vanuit zijn vertrouwde omgeving naar school gaat en dat kan alleen als de vrouw weer in de woning gaat wonen. De vrouw heeft geen andere verblijfplaats, terwijl de man over een appartement in [plaats 2] beschikt. Het belang van de vrouw om in de woning te verblijven weegt zwaarder dan het belang van de man daarbij. De vrouw voelt zich onveilig door het gedrag van de man. De gedragingen van de man jegens de vrouw zijn dusdanig dreigend dat oplegging van een straatverbod aan de man noodzakelijk is.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Voorlopig uitsluitend gebruik woning
4.1.
Vaststaat dat de woning gemeenschappelijk eigendom van partijen is, zodat partijen in beginsel evenveel recht hebben om de woning te gebruiken. De relatie tussen partijen is geëindigd en de vrouw wenst niet langer met de man samen te wonen, (met name) omdat zij zich daarbij niet veilig voelt door incidenten in het recente verleden en het gestelde onwenselijke gedrag van de man. Daarnaast moeten spanningen tussen partijen zo veel mogelijk worden vermeden in het belang van [de minderjarige] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter laat de situatie niet langer toe dat partijen gezamenlijk in de woning verblijven. De vrouw verblijft sinds mei 2025 met [de minderjarige] noodgedwongen op verschillende plekken. Gelet hierop heeft de vrouw een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
4.2.
Beoordeeld moet worden welke partij het meeste belang heeft bij het voorlopig uitsluitend gebruik van de woning in de komende periode. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van de vrouw dient uit te vallen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
4.3.
Als onweersproken staat vast dat de vrouw als gevolg van de taakverdeling tijdens de relatie de dagelijkse zorg over [de minderjarige] had en ook nu alle zorg over [de minderjarige] heeft. [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw. Ter zitting is duidelijk geworden dat de vrouw om de twee weken verplaatst naar een nieuwe plek (meestal een appartement voor korte duur). Zoals Veilig Thuis ook heeft geschreven, is voor [de minderjarige] van belang dat hij een stabiele en rustige leefomgeving heeft, die nu ontbreekt. Dat wordt niet anders als ervan moet worden uitgegaan dat [de minderjarige] het leuk vindt om op nieuwe plekken te verblijven en dat het nu goed met hem gaat, zoals de man aanvoert. Dat neemt immers niet weg dat een minderjarige van acht jaar vooral behoefte heeft aan stabiliteit, dat wil zeggen een vaste woonplek met een eigen kamer en spullen. Dat kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter op korte termijn alleen gerealiseerd worden als hij terugkeert naar de woning. Voor zover de man aanvoert dat [de minderjarige] samen met hem in de woning kan verblijven, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. Het is niet wenselijk dat op dit moment een wijziging in de huidige zorgsituatie van [de minderjarige] plaatsvindt, temeer omdat partijen doende zijn om met behulp van een mediator afspraken te maken over de zorg voor [de minderjarige] . Bovendien is voorshands niet aannemelijk dat de uitkomst daarvan zal zijn dat de man de volledige dagelijkse zorg van [de minderjarige] op zich zal nemen.
4.4.
De man wenst de woning niet te verlaten en voert aan dat zijn belang bij het verblijf in de woning er (onder meer) in is gelegen dat hij de hypothecaire lasten van de woning niet meer kan betalen als hij de woning moet verlaten. Dit betoog kan niet slagen. Allereerst is gebleken dat op dit moment de man noch de vrouw de hypotheek betaalt. Er is sprake van een forse hypotheekschuld. De man heeft ter zitting verklaard dat hij met het incassobureau dat is belast met de inning van de hypotheekschuld (Flanderijn), heeft afgesproken dat die schuld wordt afgelost na de verkoop van zijn appartement in Den Haag. De man heeft verder verklaard dat hij daarna nog een bedrag overhoudt, waarmee hij acht tot tien maanden vooruit kan. Om die reden valt niet in te zien waarom de man niet in staat zou zijn om de hypothecaire lasten van de woning nog langer te betalen. Dat in dat geval een gedwongen verkoop van de woning dreigt is niet aannemelijk geworden.
4.5.
Voor zover de man aanvoert dat er nog verbouwingen in de woning moeten plaatsvinden, gaat de voorzieningenrechter ook hieraan voorbij. De woning is op dit moment veilig om in te wonen en niet aannemelijk is dat er enige spoed is vereist bij de verbouwingen. Daarnaast heeft de man te kennen gegeven de woning te willen overnemen. De vrouw voert terecht aan dat de man die verbouwingen ook kan realiseren wanneer hij de woning heeft overgenomen.
4.6.
De man voert verder aan dat hij geen alternatieve woonruimte heeft, maar dat geldt evenzeer voor de vrouw. De doorslaggevende factor in dit geval is dat de vrouw de zorg over [de minderjarige] heeft. Gelet op al het voorgaande weegt het belang van de vrouw en [de minderjarige] bij het uitsluitend gebruik van de woning de komende periode zwaarder dan het belang van de man daarbij. Dat betekent de man de woning dient te verlaten, zodat de vrouw daar met [de minderjarige] in kan terugkeren. De termijn waarbinnen de man dat dient te doen, zal de voorzieningenrechter anders dan gevorderd bepalen op twee weken na dit vonnis, te weten uiterlijk 23 oktober 2025. De man moet immers op zoek naar een andere plek om te verblijven, nu zijn appartement in Den Haag op korte termijn wordt verkocht en hij op dit moment geen alternatieve woonruimte heeft.
4.7.
De voorzieningenrechter zal bepalen dat de vrouw met ingang van 24 oktober 2025 het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De voorzieningenrechter gaat er daarbij van uit dat de vrouw zich aan de toezegging houdt die zij tijdens de zitting heeft gedaan,namelijk dat zij voor de duur van het uitsluitend gebruik van de woning per maand een bedrag van € 1.500 bijdraagt aan de hypotheeklasten, door betaling van dat bedrag aan de bank dan wel aan Flanderijn. Voor zover de vrouw vordert dat zij het uitsluitend gebruik van de woning heeft totdat zij de woning heeft verlaten of de woning is verdeeld dan wel geleverd aan een derde, is de vordering niet toewijsbaar omdat deze te ruim is geformuleerd. De voorzieningenrechter acht het in dit geval redelijk om te bepalen dat de vrouw met ingang van 24 oktober 2025 voor de duur van zes maanden met uitsluiting van de man is gerechtigd tot het gebruik van de woning. De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat de vrouw die periode aanwendt om andere woonruimte te vinden waar zij en [de minderjarige] gedurende langere tijd kunnen verblijven en dat de man die periode gebruikt om te onderzoeken of hij financieel in staat is om de woning over te nemen, zodat partijen spoedig tot een verdeling kunnen komen.
4.8.
De vorderingen van de vrouw onder I en II worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan het gebod om de woning uiterlijk 23 oktober 2025 te verlaten een dwangsom te verbinden omdat de vrouw dit zo nodig met tussenkomst van de deurwaarder kan afdwingen. Aan het gebod om de woning na het verlaten niet opnieuw te betreden zonder toestemming van de vrouw voor de duur dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft, zal de voorzieningenrechter een dwangsom verbinden. Deze dwangsom wordt gemaximeerd.
Straatverbod
4.9.
Een straatverbod zoals de vrouw vordert, vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.10.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij zich door het gedrag van de man niet veilig voelt, dat zij spanning ervaart als zij in dezelfde omgeving is met de man en dat zij rust zal krijgen als de man niet in de directe omgeving van de woning kan komen. In hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht is echter geen enkele aanwijzing te vinden die erop duidt dat de man de vrouw fysiek zal benaderen of zal lastigvallen als zij terugkeert in de woning. Van fysiek geweld en/of dreigementen is geen sprake. Arosa heeft ook geschreven dat er geen risico van fysiek geweld van de man richting de vrouw aanwezig is. Dat de man de achterdeur van het naast de woning gelegen pand heeft vernield door daar tegenaan te schoppen is juist, maar dit had te maken met een geschil met de buren en had niets van doen met de vrouw. Bij deze stand van zaken kan niet worden gesproken van een reële dreiging van onrechtmatig handelen jegens de vrouw of [de minderjarige] . Nu de vrouw onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die een straatverbod kunnen rechtvaardigen, wordt de vordering onder III wordt afgewezen. Niettemin wordt van de man verwacht dat hij de vrouw de gewenste rust zal bieden en dat hij niet ongevraagd aan haar deur zal verschijnen.
Proceskosten
4.11.
In de familierechtelijke aard van dit geschil, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
bepaalt dat de vrouw voorlopig het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] heeft met ingang van 24 oktober 2025 voor de duur van zes maanden;
5.2.
gebiedt de man de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] uiterlijk 23 oktober 2025 te verlaten en deze niet meer te betreden zonder toestemming van de vrouw voor de duur dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft;
5.3.
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 250 voor iedere keer dat hij in de periode dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats 1] heeft, die woning betreedt zonder toestemming van de vrouw, met een maximum van € 5.000;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. van de Laarschot en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
yd