ECLI:NL:RBDHA:2025:19271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/685025/ KG ZA 25-436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Europese aanbesteding voor de tijdelijke inhuur van ICT-professionals ten behoeve van diverse overheidsinstanties

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ItaQ B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. ItaQ vorderde de intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing van 24 april 2025, waarbij zij niet in aanmerking kwam voor gunning van een aanbesteding voor de inhuur van ICT-professionals. De aanbesteding was georganiseerd door het Inkoop Uitvoering Centrum EZ, ten behoeve van verschillende overheidsinstanties, waaronder het Bestuursdepartement OCW en de Inspectie van het Onderwijs. ItaQ stelde dat de beoordelingscommissie fouten had gemaakt in de beoordeling van haar inschrijving, wat leidde tot te lage scores. De Staat en de tussengekomen partij, Need Staffing, voerden verweer en stelden dat de beoordeling van ItaQ niet onbegrijpelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de beoordelingscommissie niet onbegrijpelijk was en dat er geen sprake was van procedurele of inhoudelijke onjuistheden. De vorderingen van ItaQ werden afgewezen, en de Staat werd gemachtigd om de opdracht definitief te gunnen aan de winnende inschrijvers, waaronder Need Staffing. ItaQ werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de Staat als Need Staffing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/685025/ KG ZA 25-436
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2025
in de zaak van
ItaQ B.V.te Rijswijk,
eiseres,
advocaten mrs. S.C. Brackmann en P.M. Smid te Rotterdam,
tegen:
1. de Staat der Nederlanden (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) te Den Haag, ten behoeve van:Bestuursdepartement OCW, Dienst Uitvoering Onderwijs Den Haag (exclusief Dienst Uitvoering Onderwijs Groningen), Inspectie van het Onderwijs, Nationaal Archief, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, allen onderdeel van het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschapen te Den Haag,
2. College voor Toetsen en Examenste Utrecht,
3. Adviesraad voor Wetenschap- en Technologiebeleid en Innovatiete Den Haag,
4. Onderwijsraadte Den Haag,
5. Raad voor Cultuurte Den Haag,
6. de Nederlandse Unesco Commissiete Den Haag,
gedaagden,
advocaten mrs. D. Wolters Rückert en A.P.M. Waaijer te Den Haag,
waarin is tussengekomen:
Need Staffing IT B.V.te Rijswijk,
advocaten mrs. J.F. van Nouhuys en E.S.C. van der Hoek te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘ItaQ’. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de Staat’ en de tussengekomen partij als ‘Need Staffing’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 mei 2025 met producties 1 tot en met 20;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst;
- de nader door ItaQ ingediende producties 21 en 22;
- de op 18 september 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door ItaQ pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.
2. Het incident tot tussenkomst
2.1.
Need Staffing heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen ItaQ en de Staat dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting heeft de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Voorafgaand aan de zitting heeft ItaQ bij brief van 15 september 2025 laten weten bezwaar te maken tegen de tussenkomst dan wel voeging van Need Staffing. Ter zitting heeft zij haar bezwaar gehandhaafd.
2.2.
Need Staffing is vervolgens ter zitting toegelaten als tussenkomende partij. Daartoe is het volgende overwogen. Volgens vaste rechtspraak is uitgangspunt dat een partij kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wil instellen en daarmee voldoende belang heeft zich te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij in de uitspraak in het hoofdgeding kan ondervinden. Ook voor voeging moet worden beoordeeld of de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitkomst van deze procedure. Onder nadelige gevolgen wordt verstaan de feitelijke of juridische gevolgen van de toe- of afwijzing van de vordering. Need Staffing heeft gesteld dat bij toewijzing van de vordering tot herbeoordeling van de inschrijving van ItaQ niet kan worden uitgesloten dat die uitspraak leidt tot herbeoordeling door de Staat van alle inschrijvingen. De Staat heeft in reactie daarop te kennen gegeven dat de Staat Need Staffing in dat standpunt volgt en toegelicht dat als in deze procedure tot het oordeel wordt gekomen dat er sprake is van een of meer fouten in de toepassing van de beoordelingssystematiek, de Staat waarschijnlijk tot herbeoordeling zal overgaan. Dit brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter mee dat Need Staffing feitelijke gevolgen kan ondervinden van toewijzing van de vordering van ItaQ. ItaQ wordt niet gevolgd in het standpunt dat, anders dan de Staat naar voren heeft gebracht, haar bezwaren niet gaan over fouten in toepassing van de beoordelingssystematiek. Of daarvan sprake is, is immers nog onderwerp van debat en kan op voorhand niet worden uitgesloten. Het feit dat Need Staffing geen bezwaren over haar eigen beoordeling heeft ingediend, maakt het voorgaande niet anders. ItaQ heeft nog gezegd dat indien de Staat zou besluiten alle inschrijvingen al dan niet op onderdelen opnieuw te beoordelen en deze herbeoordeling leidt tot een nieuwe gunningsbeslissing, iedereen die daarvan nadeel ondervindt een nieuwe rechtsbeschermingstermijn verkrijgt. Dat is op zichzelf juist, maar doet niet af aan het gegeven dat Need Staffing, uiteindelijk, feitelijke gevolgen van de eindbeslissing in deze procedure kan ondervinden. ItaQ heeft ook nog gesteld dat ze onevenredig zwaar in haar belangen wordt geschaad omdat toelating van Need Staffing betekent dat Need Staffing op de hoogte raakt van de inhoud van haar inschrijving en de wijze waarop zij zich tracht te onderscheiden van de andere inschrijvers. De wijze waarop met de bedrijfsvertrouwelijke gegevens uit de inschrijving van ItaQ zal worden omgegaan, staat op dit moment van de behandeling van de zaak nog niet vast en op voorhand is onvoldoende aannemelijk dat de voorzieningenrechter daarmee onvoldoende rekening zal houden in het nadeel van ItaQ. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.
2.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft ItaQ aan Need Staffing slechts deels zwartgelakte processtukken verstrekt in verband met door ItaQ als bedrijfsvertrouwelijk aangemerkte informatie. Ter zitting hebben alle partijen te kennen gegeven ermee in te stemmen dat vonnis wordt gewezen op basis van de ongelakte stukken, ondanks het feit dat Need Staffing slechts over gelakte stukken beschikt. De voorzieningenrechter beoordeelt deze zaak dan ook op basis van de ongelakte stukken.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Inkoop Uitvoering Centrum EZ, onderdeel van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken (hierna: IUC-EZ), heeft in 2024 een Europese openbare aanbesteding georganiseerd voor de inhuur van ICT-professionals. De aanbesteding is uitgevoerd namens en ten behoeve van: het Bestuursdepartement OCW, de Dienst Uitvoering Onderwijs Den Haag (exclusief Dienst Uitvoering Onderwijs Groningen), de Inspectie van het Onderwijs, het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed, het ZBO College voor Toetsen en Examens, en optioneel: de Adviesraad voor Wetenschap- en Technologiebeleid en Innovatie, de Onderwijsraad, de Raad voor Cultuur en de Nederlandse Unesco Commissie (hierna: de Deelnemers).
3.2.
Het doel van de aanbesteding is om kwalitatief goede ICT-professionals tegen een marktconform tarief in te huren voor tijdelijke opdrachten ten behoeve van de Deelnemers in de vorm van zes raamovereenkomsten (hierna: de Opdracht). De raamovereenkomsten hebben een looptijd van vier jaar en drie of minder maanden en de maximale totale opdrachtwaarde is € 160.000.000 exclusief btw. De looptijd bestaat uit een instapfase van nul tot drie maanden en een uitvoeringsfase van vier jaar.
3.3.
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
3.4.
Voor het onderdeel kwaliteit zijn in het op 15 april 2024 gepubliceerde Aanbestedingsdocument [1] (hierna: het Aanbestedingsdocument) drie subgunningscriteria (hierna ook genoemd: Kwaliteitswensvragen) beschreven, waarvan hier de volgende twee van belang zijn:

Kwaliteitswensvraag 1 Het leveren van niche kennis en ervaring
(…)
Doelstelling
Deelnemers willen de beschikbaarheid van niche kennis en ervaring zoals OpenText Suite 16 en Blueriq (
en vergelijkbare technische kennis) graag verbeterd zien tot een zo hoog mogelijk aanbiedingsniveau, tegen reguliere uurtarieven.
Daartoe zoeken Deelnemers naar proactieve opdrachtnemers, die uit eigen initiatief en voor eigen rekening investeren in de opbouw en het behoud van de benoemde kennis en ervaring, zodat de beschikbaarheid voor Deelnemers blijft of wordt vergroot.
Daarnaast wensen Deelnemers opdrachtnemers te contracteren, die bereid en in staat zijn hun investering te verleggen of te verbreden, zodra er bij de Deelnemers behoefte aan nieuwe of andere kennis en ervaring ontstaat.
Vraagstelling
Beschrijf in uw beantwoording:
a. Uw aanpak om de voor Deelnemers essentiële niche kennis en ervaring zoals OpenText Suite 16
Proza, Blueriq of vergelijkbare schaarse kennis en ervaring, beter beschikbaar te maken en zo goed mogelijk bij te dragen aan de beschreven doelstelling van de Deelnemers;
b. Een beschrijving van uw
voor Deelnemers meest effectieve zelfstandige en enkelvoudige maatregel(en) (minimaal 1 en maximaal 3)uit uw onder a. omschreven aanpak;
c. Een toelichting bij die maatregel(en) op de volgende vier onderdelen:
1. Hoe werkt de maatregel in de praktijk;
2. Waarom is juist deze maatregel het meest effectief voor de Deelnemers;
3. Welke relevante toetsbare resultaten mogen de Deelnemers op welke termijn van de maatregel verwachten;
4. Eén voorbeeld van
eensituatie
sbij
eenandere opdrachtgever
swaar de maatregel succesvol is geweest.”
Overige relevante informatie
Van de Inschrijver wordt een zodanig concreet en gericht antwoord verwacht, dat dat volstrekt geschikt is om de door Inschrijver benoemde maatregelen en resultaten als door deze Opdrachtnemer vrijwillig aanvaarde zelfstandige verplichtingen als bijlage bij de Raamovereenkomst op te nemen, en dat Opdrachtnemer in de uitvoering van de Opdracht uit eigen beweging conform PvE periodiek aan CCM rapporteert over de goede werking en behaalde resultaten van door hem getroffen maatregelen.
(…)
Beoordeling en waardering
Zie paragraaf 5.4 van het aanbestedingsdocument.
(…)
Kwaliteitswensvraag 3: Proeve van Bekwaamheid – Werving en Selectie
(…)
Doelstelling
Het aangeboden krijgen van geschikte, best-passende Kandidaten, die in aanmerking zouden kunnen komen voor een selectiegesprek.
Vaststellen in welke mate de Inschrijver de opdrachtomschrijving doorgrondt.
Vraagstelling
Het IUC-EZK geeft in de (2e) nota van inlichtingen aan wat het technische onderwerp van deze Proeve van Bekwaamheid is.
Inschrijver ontvangt op de dag van de proeve van het IUC-EZK de volgende documenten:
• Een Aanvraag met eventueel een bijlage (zie bijlage 11 'Model Aanvraag Inhuur ICT') en één of twee bijbehorende adviesvragen;
• Een standaard antwoordformulier.
Inschrijver mag
maximaal zeven (7
)enkelvoudige vragen stellen aan Deelnemer.
Als een vraag uit meerdere deelvragen bestaat dan worden deze deelvragen ieder afzonderlijk meegeteld. Zodra het aantal van zeven vragen is bereikt (incl. de deelvragen dus) worden evt. extra vragen niet beantwoord. De Aanbestedende dienst gaat hierbij uit van beantwoording op volgorde en stopt dus na zeven.De vragen worden twee dagen later beantwoord. De vragen en antwoorden worden elektronisch uitgewisseld.
De vragen die inschrijver stelt, wegen mee in de beoordeling en waardering van de ingediende uitwerking. De Aanbestedende dienst beoordeelt de gestelde vragen en de antwoorden van de Proeve op de in het Aanbestedingsdocument beschreven wijze (zie ook hoofdstuk 5 van het Aanbestedingsdocument).
Inschrijver beschrijft vervolgens zijn bevindingen zodat hij laat zien de casus te doorgronden (maximaal 2 A4). Daarnaast biedt Inschrijver twee
anoniemecv’s (maximaal 3 A4 per stuk) aan waarvan Inschrijver denkt dat deze de best passende cv’s zijn. Inschrijver licht de keuzes van de cv’s op basis van de casus toe. Tenslotte levert Inschrijver in een apart document de namen en telefoonnummers van de door hem aangeboden kandidaten in. De kandidaat behoeft
nietdaadwerkelijk
beschikbaarte zijn of op gesprek te komen. (…)”
3.5.
Het gunningsmodel ziet er voor het onderdeel kwaliteit als volgt uit:
3.6.
Het Aanbestedingsdocument schrijft voor de beoordeling van de Kwaliteitswensvragen de volgende beoordelings- en waarderingsmaatstaf voor:
3.7.
In totaal hebben 21 marktpartijen een inschrijving ingediend (hierna: de Inschrijvers), waaronder ItaQ en Need Staffing.
3.8.
Bij brief van 24 april 2025 heeft IUC-EZ de voorlopige gunningsbeslissing aan ItaQ medegedeeld. Daarin is onder meer vermeld dat ItaQ met een totaalscore van 720 punten op de negende plaats is geëindigd en niet in aanmerking komt voor gunning. Verder is het voornemen geuit om raamovereenkomsten te sluiten met de partijen die op de eerste tot en met de zesde plaats zijn geëindigd. Tot die groep inschrijvers behoort ook Need Staffing, die op de derde plaats is geëindigd.
3.9.
ItaQ heeft voor Kwaliteitswensvragen 1 en 3 een voldoende (6 punten) gescoord, gelijk aan 180 van de 300 punten voor Kwaliteitswensvraag 1 en 240 van de 400 punten voor Kwaliteitswensvraag 3. De motivering van de beoordelingscommissie voor die scores luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Wensvraag 1
(…)
Punten: 6
Motivering
Op grond van onderstaande bevindingen, is het antwoord van Inschrijver op Wensvraag 1 gewaardeerd als “voldoende’ (Punten 6)
A0 Uw aanpak om voor de Deelnemers essentiële niche kennis en ervaring zoals OpenText Suite 16, Blueriq of vergelijkbare schaarse kennis en ervaring, beter beschikbaar te maken en zo goed mogelijk bij te dragen aan de beschreven doelstelling van de Deelnemers:
De aanpak van Inschrijver bestaat uit het identificeren van huidige en toekomstige niche-kennis en-ervaring, specifiek voor Deelnemers. Inschrijver beschrijft uitgebreid welke tool
daarvoor wordt ingezet en welke feeds/informatiebronnen worden gebruikt. Naast de AI tool voeden 4 kennismanagers de AI met informatie uit andere bronnen. De AI tool genereert specifiek voor Deelnemers een dashboard, specifieke relevante informatie over de huidige en een voorspelling over toekomstige, binnen 12 maanden van de top 10 schaarse profielen. De beschrijving van het identificeerproces is relevant en concreet.
Vervolgens neemt Inschrijver een vijftal maatregelen.
M1. Pre-emptive sourcing op basis van de huidige schaarste. Vier recruiters werven continue. Kandidaten worden na screening en selectie opgenomen in de pool voor Deelnemers. Dit is relevant en geeft een inspanning weer, maar geen resultaat.
M2. Inschrijver heeft op basis van de aanbesteding 54 onderaannemers aan zich gebonden. Samen vormen zij het netwerk van Inschrijver, dat continu uitgebreid wordt met nieuwe partijen. Inzichten over schaarste worden gedeeld, opdat zij gericht professionals in dienst kunnen nemen of opleiden. De maatregel is relevant, maar zonder concrete informatie over zakelijke afspraken in het netwerk (SLA afspraken).
M3. Het opleiden van net afgestudeerde ICT-ers.
M4. ICT-ers met niche expertise weghalen bij commerciële opdrachtgevers en plaatsen bij het Rijk.
M5. Schaarse expertise zoeken in Nederlandstalige landen en plaatsen op opdrachten in Nederland. De laatste drie maatregelen worden door Inschrijver gekozen als de meest effectieve zelfstandige en enkelvoudige maatregelen en vervolgens uitgebreider toegelicht.
B0 Beschrijving van uw voor Deelnemers meest effectieve zelfstandige en enkelvoudige maatregelen ( minimaal 1 en maximaal 3) uit uw onder a. omschreven aanpak.
M3. Het opleiden van net afgestudeerde ICT-ers
C1 Hoe werkt de maatregel in de praktijk
Inschrijver onderneemt diverse acties om kandidaten op te leiden. Jaarlijks 12 afgestudeerde studenten tot topprofessional in een niche richting. Het jaarlijks aannemen van 10 MSc technologie in een 2-jarig traineeprogramma tot topspecialist in een niche technologie. Wat exact onder niche technologie wordt verstaan, is niet nader benoemd. In de eigen Academy samen met opleidingspartners worden jaarlijks gemiddeld 20 ervaren ICT-Professionals omgeschoold in een doorlooptijd van 2 tot 3 maanden. Het is onduidelijk voor welke actuele en relevante cursussen de professionals worden opgeleid. Hoe deze aansluiten op vraag van niche kennis bij deelnemers. Zonder nadere duiding is het hierdoor onvoldoende duidelijk hoe Inschrijver zich binnen deze maatregel richt op de specifieke behoefte van Deelnemers.
C2 Waarom is juiste deze maatregel het meest effectief voor de Deelnemers
De stelling dat Inschrijver door middel van de maatregelen ervoor zorgt dat er meer hoogwaardige kandidaten met de juiste niche expertise voor Deelnemers beschikbaar komen is zeer algemeen verwoord (onvoldoende concreet en gericht).
C3 Welke relevante toetsbare resultaten mogen de Deelnemers op welke termijn van de maatregel verwachten
Inschrijver geeft een verwachting dat het aanbiedingspercentage voor aanvragen voor professionals met niche kennis tegen reguliere tarieven, binnen een jaar na de start van de mantelovereenkomst 10% hoger zal liggen dan het gemiddelde van alle overige mantelpartijen. Een duidelijke onderbouwing aangaande deze verwachting ontbreekt echter.
C4 Eén voorbeeld van een situatie bij een andere opdrachtgever waar de maatregel succesvol is geweest.
Het voorbeeld is relevant, concreet en bij navraag toetsbaar.
M4. ICT-ers met niche expertise weghalen bij commerciële opdrachtgevers en plaatsen bij het Rijk
C1 Hoe werkt de maatregel in de praktijk
Een essentieel aspect van deze maatregel is het verleiden van professionals, die commerciële bedrijven werken, om de overstap de maken naar een functie bij de overheid. Inschrijver beschrijft welke middelen daarvoor ingezet worden en dat in 2023 38 professionals de stap gemaakt hebben. De maatregel is relevant.
C2 Waarom is juiste deze maatregel het meest effectief voor de Deelnemers
Inschrijver stelt, dat door het bereiken van bedoelde groepen ICT-ers, de beschikbaarheid
voor Deelnemers wordt vergroot.
C3 Welke relevante toetsbare resultaten mogen de Deelnemers op welke termijn van de maatregel verwachten
Inschrijver geeft een verwachting dat het aanbiedingspercentage voor aanvragen voor professionals met niche kennis tegen reguliere tarieven, binnen een jaar na de start van de mantelovereenkomst 10% hoger zal liggen dan het gemiddelde van alle overige mantelpartijen. Een duidelijke onderbouwing aangaande deze verwachting ontbreekt echter.
C4 Eén voorbeeld van een situatie bij een andere opdrachtgever waar de maatregel succesvol is geweest.
Het voorbeeld is relevant en concreet en bij navraag toetsbaar.
M5. Schaarse expertise zoeken in Nederlandstalige landen en plaatsen op opdrachten in Nederland.
C1 Hoe werkt de maatregel in de praktijk
Via strategische samenwerking met internationale wervingsbureaus en buitenlands universiteiten, vindt Inschrijver gekwalificeerde kandidaten uit het buitenland. Een nadere toelichting hierop met relevante informatie wordt niet uitgewerkt. Daarnaast ontvangt Inschrijver jaarlijks 9 studenten voor een stage, waarvan gemiddeld 6, na afstuderen een opdracht voor Inschrijver uitvoeren. De maatregel is relevant, maar zonder nadere toelichting te algemeen.
C2 Waarom is juiste deze maatregel het meest effectief voor de Deelnemers
Het effect is relevant maar het is onduidelijk wat er exact wordt verstaan onder “volledig ontzorgen”, dan wel waaruit dat blijkt.
C3 Welke relevante toetsbare resultaten mogen de Deelnemers op welke termijn van de maatregel verwachten
Inschrijver geeft een verwachting dat het aanbiedingspercentage voor aanvragen voor professionals met niche kennis tegen reguliere tarieven, binnen een jaar na de start van de mantelovereenkomst 10% hoger zal liggen dan het gemiddelde van alle overige mantelpartijen. Een duidelijke onderbouwing aangaande deze verwachting ontbreekt echter.
C4 Eén voorbeeld van een situatie bij een andere opdrachtgever waar de maatregel succesvol is geweest.
Het voorbeeld is relevant, concreet en bij navraag toetsbaar.
Relatieve voordelen winnende inschrijving
Aangezien de Inschrijver op rangordenummer 6 gelijk op deze kwaliteitswensvraag heeft gescoord, zijn de relatieve voordelen van de Inschrijver met rangordenummer 4 (met 8 punten) beschreven:
• Inschrijver met rangnummer 4 beantwoordt de facetten van de wensvraag relevanter, sterker gericht op het niche aspect van de vraagstelling, concreter en meer onderbouwd, de toetsbaarheid is vergelijkbaar.
(…)
Wensvraag 3
Punten: 6
Motivering
Op grond van het samenstel van onderstaande bevindingen, is het antwoord van Inschrijver op Wensvraag 3 gewaardeerd als “voldoende”(Punten:6).
De maximaal zeven enkelvoudige vragen
De door Inschrijver gestelde vragen zijn relevant voor de doelstelling en in de breedte van de casus gesteld. Daarbij gaat Inschrijver in op de onduidelijkheden van de casus en zijn de vragen helder en concreet geformuleerd.
In welke mate doorgrondt Inschrijver de casus
De analyse van Inschrijver is beknopt, en Inschrijver gaat gedeeltelijk uit van verkeerde uitgangspunten. Zo gaat Inschrijver uitgebreid in op het werken binnen twee scrumteams, terwijl een dergelijke werkwijze in de praktijk vaak wordt afgeraden, en er gaandeweg in de casus duidelijk wordt dat de kandidaat eigenlijk in één team komt te werken. De door Inschrijver beschreven analyse is daarmee slechts gedeeltelijk relevant voor de doelstelling. Vanwege de beknopte uitwerking, en het ontbreken van een verdere uitwerking van de eisen en wensen, kan de effectiviteit van de aanpak niet goed worden vastgesteld.
In welke mate doorgrondt Inschrijver de adviesvraag
De relevante standaarden en methoden, waaronder OWASP, MITRE en DevSecOps, worden door Inschrijver beschreven en de door Inschrijver beschreven stappen zijn concreet en breed toepasbaar. Het beschreven plan van aanpak gaat daarbij teveel in op hoe er aangesloten moet worden op SOC/SIEM, en het gaat te weinig over de ontwikkeling van veilige software, terwijl dit wel onderdeel was van de vraagstelling. Het belang van een cultuurverandering wordt benoemd, en ook de inzet van training. Echter wordt er niet ingegaan op wat de implementatie voor bestaande scrumteams betekent en welke rollen er mogelijk nodig zijn voor de implementatie. Het advies gaat voornamelijk in op wat de Rijksdienst voor Databeveiliging zou kunnen doen, en minder over het “hoe” en “waarom”. De effectiviteit van de aanpak wordt dan ook slechts gedeeltelijk bewezen.
Toelichting keuze cv’s
In de inschrijving gaat Inschrijver beknopt in op de kandidaten die hij heeft voorgedragen, waarbij de competenties worden uitgelicht en het profiel kort wordt omschreven. In het cv zelf gaat Inschrijver vervolgens dieper in op de expertise, achtergrond en eigenschappen van de kandidaat. Bij elkaar is deze toelichting relevant voor de doelstelling en uitgebreid en concreet beschreven. Waarom Inschrijver op deze kandidaten is uitgekomen is dan ook helder. Alleen op de selectieprocedure die tot deze kandidaten heeft geleid zelf wordt verder niet ingegaan.
Best passende cv’s
Cv 1 betreft een full-stack ontwikkelaar en is een redelijke match voor de opdracht. Vanwege het feit dat de verhouding tussen de front-end en back-end werkzaamheden in het cv niet staat aangegeven is het moeilijk om vast te stellen hoeveel ervaring de kandidaat daadwerkelijk heeft met Java 11+. Dit gegeven maakt het lastiger om te kunnen vaststellen in hoeverre de kandidaat daadwerkelijk geschikt is voor de opdracht.
Cv 2 betreft een senior DevOps engineer en is een redelijke match voor de opdracht. Veel van de voor deze opdracht benodigde werkervaring komt echter bij één werkgever naar voren, waar de kandidaat voor een lange periode heeft gewerkt. Op basis van de beschreven werkzaamheden is minder goed te herleiden hoeveel ervaring de kandidaat daadwerkelijk heeft met de in de uitvraag gestelde eisen. Dit had concreter beschreven kunnen worden.
Relatieve voordelen winnende inschrijving
Beide kandidaten zouden worden uitgenodigd voor een gesprek.
Inschrijver met rangnummer 6 scoort een 10 op deze kwaliteitswensvraag.
De meerwaarde van de Inschrijver met rangnummer 6 is gelegen in de volgende elementen:
• Inschrijver met rangnummer 6 toont een uitstekende doorgronding van de casus. De toelichting op de keuze van de kandidaten is concreter en effectiever, beide cv’s betreffen
uitstekende match qua kandidaten. (…)”
3.10.
Bij e-mailbericht van 7 mei 2025 heeft ItaQ bezwaar gemaakt tegen de voorlopige gunningsbeslissing en IUC-EZ verzocht om een inhoudelijke herbeoordeling. IUC-EZ heeft bij e-mailbericht van 8 mei 2025 als volgt gereageerd:
“Wij hebben uw bezwaar d.d. 7 mei jl. in goede orde ontvangen en wij hebben hier kennis van genomen. De door u ingebrachte punten van bezwaar leiden echter niet tot een ander standpunt of andere beoordeling van uw inschrijving onzerzijds. Wij blijven bij ons eerdere standpunt en de beoordeling als verwoord in onze gunningsbeslissing d.d. 24 april jl. en achten deze voldoende gemotiveerd. Indien u zich niet kunt vinden in deze gunningsbeslissing, staat het u vrij een kortgedingprocedure aanhangig te maken tegen deze voorgenomen gunning bij de daartoe bevoegde rechter in Den Haag binnen een periode van 20 kalenderdagen na datum van verzending van de gunningsbeslissing.”
3.11.
Op 11 mei 2025 heeft nog een overleg plaatsgevonden tussen ItaQ en IUC-EZ. Dat heeft niet geleid tot aanpassing van de voorlopige gunningsbeslissing.
3.12.
ItaQ is vervolgens dit kort geding gestart.

4.Het geschil

4.1.
ItaQ vordert – verkort en zakelijk weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. de Staat te veroordelen de gunningsbeslissing van 24 april 2025 in te trekken en ingetrokken te houden, en de inschrijving van ItaQ te herbeoordelen en op basis van de resultaten van de herbeoordeling een nieuwe gunningsbeslissing te nemen, waarbij ItaQ de gelegenheid krijgt om daartegen bezwaar in te dienen;
Subsidiair
2. een andere redelijke maatregel te treffen die recht doet aan de belangen van ItaQ;
In alle gevallen
3. de Staat te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Daartoe voert ItaQ – samengevat – het volgende aan. De voorlopige gunningsbeslissing van 24 april 2025 kan niet in stand blijven. De Staat heeft fouten gemaakt in de beoordeling van de inschrijving van ItaQ en ItaQ te lage scores toegekend. Dat rechtvaardigt een herbeoordeling van de inschrijving van ItaQ. Die herbeoordeling moet worden ondersteund en begeleid door een ter zake deskundige. Vervolgens dient aan de hand van de resultaten van de herbeoordeling een nieuwe gunningsbeslissing te worden genomen.
4.3.
De Staat en Need Staffing voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Need Staffing vordert – zakelijk weergegeven – dat ItaQ niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen althans dat haar vorderingen worden afgewezen. Need Staffing vordert voorts (voorwaardelijk) dat het de Staat wordt verboden om Need Staffing te passeren voor gunning van de Opdracht, voor zover de Staat de Opdracht nog wenst te gunnen.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Need Staffing daartoe dat zij er belang bij heeft dat de Opdracht definitief aan haar gegund wordt als één van de zes winnende inschrijvers en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van ItaQ, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van ItaQ en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Need Staffing hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Ter beoordeling ligt voor of de Staat is gehouden om de voorlopige gunningsbeslissing van 24 april 2025 in te trekken, de inschrijving van ItaQ opnieuw te (laten) beoordelen en vervolgens een nieuwe gunningsbeslissing te nemen.
5.2.
Voor wat betreft de toetsing van de kwalitatieve gunningscriteria geldt volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt dat de voorzieningenrechter slechts een beperkte beoordelingsvrijheid heeft. De voorzieningenrechter moet in beginsel uitgaan van de deskundigheid van de aangewezen beoordelingscommissie. Aan deze beoordelingscommissie moet de nodige vrijheid worden gegund, mede omdat van de rechter niet kan worden verlangd dat deze een specifieke deskundigheid bezit op het gebied van het onderwerp van de opdracht. Slechts wanneer sprake is van een onbegrijpelijke beoordeling, dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden/onduidelijkheden, die meebrengen dat de gunningsbeslissing evident niet overtuigt, is plaats voor ingrijpen door de rechter.
5.3.
ItaQ komt op tegen de beoordeling van verschillende onderdelen van Kwaliteitswensvragen 1 en 3. Deze onderdelen worden hierna achtereenvolgens besproken.
Kwaliteitswensvraag 1
5.4.
Voor deze Kwaliteitswensvraag dienden de Inschrijvers a) een aanpak op te stellen om voor de Deelnemers essentiële nichekennis en -ervaring zoals OpenText Suite 16, Blueriq of vergelijkbare schaarse kennis en ervaring, beter beschikbaar te maken en zo goed mogelijk bij te dragen aan de beschreven doelstelling van de Deelnemers . Ook moesten de Inschrijvers b) hun voor de Deelnemers meest effectieve zelfstandige en enkelvoudige maatregel(en) uit hun aanpak (minimaal 1 en maximaal 3) beschrijven. Ten slotte dienden de Inschrijvers c) een toelichting geven bij die maatregel(en) aan de hand van vier vragen (c1 t/m c4, zie 3.4).
5.5.
ItaQ heeft vijf maatregelen beschreven en zij heeft de maatregelen 3 tot en met 5 als het meest effectief aangemerkt. Bij die drie maatregelen heeft zij de onder c1 tot en met c4 gevraagde toelichting gegeven.
Maatregel 3.c1
5.6.
Als derde maatregel heeft ItaQ beschreven het jaarlijks opleiden van net universitair afgestudeerde ICT’ers tot topprofessionals in nichetechnologieën en het vergroten van de beschikbaarheid, door kandidaten met expertise waar geen of minder vraag naar is om te scholen. Dit gericht op de voorspelde schaarste. Volgens de Vraagstelling onder c1 diende ItaQ toe te lichten hoe deze maatregel in de praktijk werkt. Dit heeft ItaQ ook gedaan. Zij heeft toegelicht dat zij jaarlijks gemiddeld twaalf afgestudeerde studenten opleidt tot topprofessional in een nichetechnologie zoals Open Tekst Suite 16, Open Text AppWorks, WEM of Blueriq, door samenwerking met de Universiteit Leiden. Zo krijgen jaarlijks minimaal 10 studenten een stage- of afstudeerplek en worden circa tien afgestudeerden MSc Informatica/AI aangenomen die in een tweejarig programma worden opgeleid tot topspecialist in een nichetechnologie. Daarnaast worden jaarlijks twintig ervaren ICT-professionals omgeschoold met behulp van actuele en relevante cursussen, zoals certificering tot Open Text Content Server Developer, Open Tekst Business Analyst of AppWorks Platform Developer.
5.7.
In de beoordeling van dit onderdeel is opgenomen dat ItaQ niet nader heeft benoemd wat exact onder niche technologie wordt verstaan. Daarnaast heeft de beoordelingscommissie vermeld dat het onduidelijk is voor welke actuele en relevante cursussen de professionals worden opgeleid en hoe deze aansluiten op de vraag van nichekennis bij de Deelnemers. De beoordelingscommissie vindt het daardoor onvoldoende duidelijk hoe ItaQ zich binnen deze maatregel richtte op de specifieke behoefte van de Deelnemers.
5.8.
ItaQ verwijt de beoordelingscommissie dat zij de inschrijving van ItaQ niet goed heeft gelezen, omdat ItaQ heeft beschreven dat haar aanpak bestaat uit het identificeren van huidige en toekomstige nichekennis en -ervaring, specifiek voor Deelnemers. ItaQ wijst erop dat zij in haar inschrijving uitgebreid beschrijft welke tool daarvoor wordt ingezet en welke feeds/informatiebronnen daarvoor worden gebruikt en dat zij specifiek voor Deelnemers een dashboard, specifieke relevante informatie over de huidige en een voorspelling over toekomstige binnen 12 maanden van de top 10 schaarse profielen genereert. Volgens ItaQ vormt deze aanpak vanzelfsprekend de basis voor maatregel 3 en is het oordeel dat sprake is van onduidelijkheid onbegrijpelijk, nu ItaQ de in de beoordeling gestelde onduidelijkheid wél degelijk heeft beschreven in haar inschrijving.
5.9.
De voorzieningenrechter volgt ItaQ hierin niet. De Staat voert in dit verband terecht aan dat ItaQ in haar antwoord op c1 geen koppeling heeft gelegd tussen de informatie die in het dashboard is opgenomen en het traineeprogramma voor de studenten, waardoor het niet duidelijk is of met de tien afgestudeerde MSc Informatica/AI-studenten de voor de Deelnemers schaarse niche-kennis en ervaring zal zijn afgedekt. Hetzelfde geldt voor de cursussen die worden gegeven in het kader van de omscholing van ervaren ICT-professionals. Bovendien heeft de Staat er naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht op gewezen dat geen informatie is gegeven over de inhoud en kwaliteit van die cursussen. De stelling van ItaQ dat de aanpak die zij heeft beschreven vanzelfsprekend de basis vormt voor de beschreven maatregel, kan ItaQ niet baten. Dat blijkt immers niet uit haar antwoord op dit onderdeel. Volgens de beoordelingsmaatstaf (zie 3.6) is het aan de Inschrijver om vragen volledig/compleet te beantwoorden en dient het antwoord concreet te zijn, wat onder meer betekent dat het antwoord niet afhankelijk is van aannames of interpretaties van de lezer. Van de beoordelingscommissie kan niet worden verwacht dat zij de koppeling - die in het antwoord ontbreekt - zelf legt. Dat de beoordelingscommissie door het ontbreken van deze informatie en de hiervoor genoemde koppeling niet goed kon beoordelen hoe ItaQ met deze maatregel daadwerkelijk inspeelde op de behoefte van de Deelnemers, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk.
Maatregel 3.c2
5.10.
Als antwoord op de vraag onder c2 waarom juist maatregel 3 een van de meest effectieve is voor de Deelnemers, heeft ItaQ geantwoord : “
omdat wij er zo voor zorgen dat er meer hoogwaardige kandidaten met de juiste niche-expertise voor Deelnemers beschikbaar komen”. Dit antwoord is volgens de beoordelingscommissie zeer algemeen verwoord (onvoldoende concreet en gericht).
5.11.
Volgens ItaQ blijkt uit de beschrijving van de werking van de maatregel, weergegeven onder c1, hoeveel kandidaten ItaQ jaarlijks opleidt, omschoolt en anderszins beschikbaar maakt voor de Deelnemers, waarmee zij in haar inschrijving de concreetheid en gerichtheid expliciet heeft verwoord, zodat de beoordeling van de beoordelingscommissie onbegrijpelijk is. Dit betoog faalt. Zoals reeds volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, bevatte het antwoord op c1 volgens de beoordelingscommissie onduidelijkheden en was dat antwoord onvoldoende concreet. Het antwoord van ItaQ op c1 kan dan ook niet zoals zij aanvoert als (afdoende) onderbouwing van haar antwoord op onderdeel c2 dienen. Anders dan ItaQ meent, is van een inconsistentie in de beoordeling ook niet gebleken. Het is juist dat een vergelijkbaar antwoord van ItaQ op vraag c2 bij maatregel 2 bij Kwaliteitswensvraag 2 wel voldoende is geacht, maar dat had ermee te maken dat de beoordelingscommissie vond dat ItaQ bij die maatregel wél concreet en uitgebreid had toegelicht hoe die maatregel in de praktijk werkt. Dat heeft ItaQ hier nu juist nagelaten volgens de beoordelingscommissie. Van een onbegrijpelijke beoordeling is dan ook geen sprake.
Maatregelen 3.c3, 4.c3 en 5.c3
5.12.
Bij de vraag welke relevante toetsbare resultaten de Deelnemers op welke termijn van de maatregel(s) mogen verwachten, heeft ItaQ ten aanzien van maatregelen 3, 4 en 5 één gecombineerd resultaat genoemd. Als antwoord heeft ItaQ vermeld : “
u kunt van ons verwachten dat ons aanbiedingspercentage voor aanvragen voor professionals met niche-kennis en ervaring tegen reguliere tarieven, binnen 1 jaar na start van de mantel, 10% hoger zal liggen dan het gemiddelde van alle overige mantelpartijen.” De beoordelingscommissie heeft geoordeeld dat een duidelijke onderbouwing met betrekking tot deze verwachting ontbreekt.
5.13.
Voor zover ItaQ aanvoert dat de beoordelingscommissie hier buiten het beoordelingskader is getreden door van ItaQ een onderbouwing te verlangen, gaat de voorzieningenrechter hieraan voorbij. Volgens de gehanteerde beoordelingsmaatstaf dient een antwoord onder meer effectief te zijn. Dat houdt in dat het antwoord door onderbouwing inzichtelijk en begrijpelijk maakt dat gepresenteerde resultaten van de bestaande dienstverlening daadwerkelijk het gevolg zijn van de door Inschrijver in zijn antwoord benoemde bestaande activiteiten, voorzieningen en/of maatregelen en deze resultaten kenbaar bijdragen aan de doelstelling van de wens (zie 3.6). Gegeven dit kader is niet onbegrijpelijk dat de beoordelingscommissie het enkel noemen van een concreet, relevant en in de toekomst toetsbaar resultaat dat als zelfstandige verplichting in de raamovereenkomst kan worden opgenomen - zonder nadere toelichting - als onvoldoende onderbouwd heeft aangemerkt. Voor zover ItaQ aanvoert dat de Staat de gunningsbeslissing ten onrechte aanvult door zich op het standpunt te stellen dat per maatregel een resultaat moest worden genoemd, wordt ook hieraan voorbijgegaan. De Staat heeft ter zitting bevestigd dat in de beoordeling niet ten nadele van ItaQ is meegewogen dat zij het resultaat van drie maatregelen heeft gecombineerd.
Maatregel 5.c1
5.14.
Maatregel 5 houdt in dat de recruiters van ItaQ via strategische samenwerkingen met internationale ICT-wervingsbureaus en buitenlandse universiteiten gekwalificeerde kandidaten uit het buitenland vinden. In dat verband noemt ItaQ een universiteit in Kaapstad en één in Suriname. Per jaar ontvangt ItaQ minimaal 9 studenten in het kader van een internationaal ICT-stageprogramma, waarvan er gemiddeld zes na hun afstuderen een opdracht voor ItaQ uitvoeren. Gevonden kandidaten krijgen een twaalfweekse cursus Nederlands om volledig inzetbaar te worden in Nederlandstalige omgevingen. De beoordelingscommissie heeft opgemerkt dat een nadere toelichting met relevante informatie op het vinden van gekwalificeerde kandidaten uit het buitenland niet wordt uitgewerkt. Daarnaast vermeldt de beoordelingscommissie de maatregel dat jaarlijks negen studenten een stage lopen waarvan gemiddeld zes na afstuderen een opdracht voor ItaQ uitvoeren. De beoordelingscommissie beoordeelt maatregel 5 als relevant, maar zonder nadere toelichting te algemeen.
5.15.
ItaQ stelt dat de concreetheid en gerichtheid van deze maatregel blijkt uit het feit dat 1) ItaQ gekwalificeerde kandidaten uit het buitenland vindt via de onder c1 genoemde strategische samenwerkingen en 2) ItaQ de kandidaten helpt bij reallocatie en het leren van de Nederlandse taal. ItaQ wijst erop dat dit ontbreekt in de beschrijving van maatregel 5 onder c1 in de motivering van de gunningsbeslissing. Anders dan ItaQ betoogt, blijkt uit de motivering van de beoordelingscommissie niet dat zij de inschrijving van ItaQ niet goed heeft doorgrond dan wel onjuist heeft beoordeeld. Dat de beoordelingscommissie in de motivering niet heeft vermeld dat ItaQ samenwerkt met de Universiteit van Kaapstad en de Anton de Kom Universiteit in Suriname, betekent niet dat zij hier geen acht op heeft geslagen. In onderdeel c1 diende ItaQ te beschrijven hoe maatregel 5 in de praktijk werkt. In de inschrijving van ItaQ staat dat haar recruiters gekwalificeerde kandidaten uit het buitenland vinden, maar ItaQ licht niet toe hoe die kandidaten worden gevonden en aan de hand van welke criteria de kandidaten worden geselecteerd. Dit terwijl de Deelnemers, zo voert de Staat aan, juist willen weten hoe de beste kandidaten worden geworven. Gelet hierop is begrijpelijk dat de beoordelingscommissie de inschrijving op dit punt als onvoldoende toegelicht en te algemeen heeft aangemerkt. Uit de motivering van de beoordelingscommissie volgt ook niet dat andere essentiële informatie uit de inschrijving van ItaQ over het hoofd is gezien.
5.16.
Voor zover ItaQ aanvoert dat de Staat ook bij maatregel 5 in het geheel niet ingaat op de beschrijving van ItaQ van de zelf ontwikkelde AI-tool van ItaQ, wordt ook dit bezwaar verworpen. ItaQ heeft de AI-tool immers bij de toelichting van maatregel 5 op geen enkele plaats genoemd of daarmee een verband gelegd, zodat niet onbegrijpelijk is dat daar in de beoordeling van maatregel 5 niets over in staat.
Maatregel 5.c2
5.17.
Op de vraag waarom juist deze maatregel [hier; maatregel 5] het meest effectief is voor de Deelnemers, heeft ItaQ in haar inschrijving geantwoord: “
omdat we een internationale bron aanboren om het aantal beschikbare kandidaten met niche-expertise te vergroten en daarbij zowel de ICT’er als de opdrachtgever volledig ontzorgen, zodat er voor Deelnemers geen verschil is met lokale kandidaten”. ItaQ heeft het begrip ‘volledig ontzorgen’ in haar antwoord op onderdeel c2 niet nader toegelicht. De beoordelingscommissie heeft geoordeeld dat het effect relevant is, maar dat onduidelijk is wat er exact wordt verstaan onder ‘volledig ontzorgen’, dan wel waaruit dat blijkt. Voor zover ItaQ aanvoert dat alles wat zij onder onderdeel c1 heeft genoemd onder ‘volledig ontzorgen’ moet worden geschaard, faalt dit betoog. De Staat heeft er terecht op gewezen dat hulp van internationale kandidaten bij reallocatie en het leren van de Nederlandse taal, hoe dan ook al tot de verantwoordelijkheid van Inschrijver behoren, zodat niet valt in te zien hoe die hulp bijdraagt aan het ontzorgen van de Deelnemers. Welke, andere, zorgen, ItaQ meent weg te nemen met maatregel 5 blijkt niet uit haar inschrijving op dit onderdeel. Ook hier geldt dat het antwoord eenduidig, niet voor meerdere uitleg vatbaar en niet afhankelijk van aannames of interpretaties van de lezer moet zijn. Dat voor de beoordelingscommissie niet duidelijk was wat werd bedoeld met volledig ontzorgen en waar dit uit blijkt is dan ook niet onbegrijpelijk.
Kwaliteitswensvraag 3
5.18.
Kwaliteitswensvraag 3 bestond uit een proeve van bekwaamheid ‘werving en selectie’, waarmee de Deelnemers beoogden geschikte, best-passende kandidaten aangeboden te krijgen die in aanmerking zouden kunnen komen voor een selectiegesprek. Doel was tevens het vaststellen in welke mate de Inschrijver de opdrachtomschrijving doorgrondt. De proeve van bekwaamheid bestond uit een inhuuraanvraag en een adviesvraag. De Inschrijvers mochten ieder zeven vragen stellen aan de Deelnemer die de aanvragen deed. De Inschrijvers moesten vervolgens hun bevindingen op in totaal twee pagina’s beschrijven en twee anonieme cv’s aanleveren. De beoordelingscommissie heeft het antwoord van ItaQ op deze wensvraag beoordeeld op de volgende onderdelen: de maximaal zeven enkelvoudige vragen, in welke mate doorgrondt Inschrijver de casus en de adviesvraag, toelichting keuze cv’s en best passende cv’s. De uitvraag diende te worden beoordeeld aan de hand van de in de Beoordelings- en waarderingstabel opgenomen aspecten.
In welke mate doorgrondt Inschrijver de casus?
5.19.
ItaQ heeft in haar inschrijving de aanvraag geanalyseerd als volgt:

Daarnaast zoekt RvD een T-shaped Sr. Java ontwikkelaar die gaat meedraaien in team Microservices en team Websites, de softwarebeveiliging gaat helpen verbeteren en gaat helpen met de aansluiting van systemen op de SOC/SIEM-voorziening. De ideale kandidaat beschikt volgens ons over sterke Java-vaardigheden en heeft de kennis/ervaring om beveiligingsstandaarden/-methoden te implementeren. Omdat er in twee scrumteams gewerkt wordt, moet de persoon goed kunnen samenwerken en verbinden. Met senioriteit en overtuigingskracht weet de ontwikkelaar kennis over te brengen en veiligheidsbewustzijn te vergroten. De minicompetitie betreft categorie “Leiding en toezicht”.
5.20.
De beoordelingscommissie heeft genoteerd dat de analyse van ItaQ beknopt is en dat zij gedeeltelijk uitgaat van verkeerde uitgangspunten. Zo gaat ItaQ uitgebreid in op het werken binnen twee scrumteams, terwijl een dergelijke werkwijze in de praktijk vaak wordt afgeraden, en er gaandeweg in de casus duidelijk wordt dat de kandidaat eigenlijk in één team komt te werken. Volgens de beoordelingscommissie is de analyse daarmee slechts gedeeltelijk relevant voor de doelstelling. Vanwege de beknopte uitwerking, en het ontbreken van een verdere uitwerking van de eisen en wensen, kan naar het oordeel van de commissie de effectiviteit van de aanpak niet goed worden vastgesteld.
5.21.
ItaQ is het niet eens met het oordeel van de beoordelingscommissie dat ItaQ in haar analyse van de aanvraag beknopt is en gedeeltelijk van verkeerde uitgangspunten is uitgegaan. ItaQ wijst er in dat verband allereerst op dat de door haar gestelde vragen relevant voor de doelstelling zijn beoordeeld en dat daarbij is aangegeven dat zij is ingegaan op de onduidelijkheden van de casus en voorts dat de vragen helder en concreet zijn geformuleerd. Op basis van deze vragen kan de beoordelingscommissie volgens ItaQ vaststellen in welke mate zij de casus doorgrondt. In dit standpunt gaat de voorzieningenrechter niet mee. Met de Staat is zij van oordeel dat moet worden gekeken naar de hiervoor weergegeven bevindingen van ItaQ en dat die nauwelijks meer inhouden dan een samenvatting van de uitvraag. Dat dit als “beknopt” is aangemerkt is dan ook begrijpelijk. De Staat heeft bovendien terecht opgemerkt dat het doorgronden van de opdracht niet kan blijken uit alleen het stellen van relevante vragen, maar dat daarvoor ook belangrijk is hoe Inschrijver omgaat met de verkregen antwoorden.
5.22.
ItaQ stelt ook dat de opmerking dat werken binnen twee scrumteams in de praktijk wordt afgeraden, blijkt geeft van onvoldoende expertise. Volgens ItaQ is in de context van de opdracht de door haar gekozen aanpak meer dan verdedigbaar en is de kritiek van de beoordelingscommissie niet onderbouwd. Ook hierin gaat de voorzieningenrechter niet mee. Het is juist, zoals ItaQ aanvoert, dat in de inhuuraanvraag is vermeld dat wordt gezocht naar een kandidaat voor twee teams en dat ItaQ dat ook in haar inschrijving zo heeft opgenomen. De beoordelingscommissie heeft er in haar beoordeling echter op gewezen dat het uiteindelijk de bedoeling was dat de kandidaat in één team zou komen te werken en dat dit gaandeweg in de aanvraag duidelijk wordt. De Staat heeft in dit verband aangevoerd dat ItaQ uit de antwoorden op de door haar gestelde vragen had kunnen afleiden dat het zwaartepunt lag bij zogenaamde back-end werkzaamheden en dat het daarom niet voor de hand lag dat de kandidaat in twee teams kwam te werken. De Staat heeft daaraan toegevoegd dat het aan de Inschrijvers was om dat door een goede doorgronding van de aanvraag te achterhalen en dat dit ItaQ niet is gelukt (ondanks de door haar gestelde zeven gerichte vragen). Nu ItaQ er in haar inschrijving van is uitgegaan dat de kandidaat in twee teams komt te werken terwijl dit niet de strekking van de aanvraag was, is het oordeel van de beoordelingscommissie dat ItaQ gedeeltelijk is uitgegaan van verkeerde uitgangspunten begrijpelijk. In het verlengde daarvan is ook begrijpelijk dat de analyse van ItaQ slechts als gedeeltelijk relevant is aangemerkt.
5.23.
Voor zover ItaQ aanvoert dat zij had moeten worden gewaarschuwd dat zij op het verkeerde spoor zat, wordt hieraan voorbijgegaan. De achtergrond van de proeve van bekwaamheid was immers het beoordelen van de kwaliteiten van het team van Inschrijver dat de gevraagde dienstverlening gaat leveren. Vaststellen welke Inschrijver in staat is om de aanvraag zodanig te doorgronden dat deze begrijpt dat de kandidaat slechts in één team komt te werken, hoort daar ook bij.
5.24.
Niet aannemelijk is verder dat de beoordelingscommissie buiten het beoordelingskader is getreden door te oordelen dat vanwege de beknopte uitwerking, en het ontbreken van een verdere uitwerking van de eisen en wensen, de effectiviteit van de aanpak niet goed kan worden vastgesteld. Voor zover ItaQ hiermee bedoelt dat niet mocht worden getoetst op effectiviteit van de aanpak, faalt dit betoog. De Staat heeft terecht opgemerkt dat ‘effectief’ een van beoordelingsaspecten is, zodat de inschrijving daarop mocht worden beoordeeld. Voor zover ItaQ de beoordelingscommissie verwijt dat zij ten onrechte een uitwerking van de eisen en wensen heeft verlangd, faalt ook dit betoog. Deze opmerking kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet los worden gezien van het (algehele) bezwaar van de beoordelingscommissie dat de analyse van ItaQ van de inhuuraanvraag (überhaupt) beknopt was en slechts een korte samenvatting betrof van de inhuuraanvraag. Tegen die achtergrond is niet onbegrijpelijk dat de beoordelingscommissie méér dan alleen een samenvatting van de inhuuraanvraag verwachtte.
Toelichting keuze cv’s
5.25.
ItaQ keert zich verder tegen het oordeel van de beoordelingscommissie dat ItaQ bij de toelichting van de keuze van de door haar aangeboden cv’s niet is ingegaan op de selectieprocedure die tot de door ItaQ aangeboden kandidaten heeft geleid. ItaQ voert in dit verband aan dat het ingaan op de selectieprocedure geen onderdeel is van Kwaliteitswensvraag 3 en dus sprake is van een evidente fout in de beoordeling. Aldus miskent ItaQ dat in Kwaliteitswensvraag 3 in de vraagstelling expliciet is vermeld dat de Inschrijver
de keuzesvan de cv’s dient toe te lichten op basis van de casus. Niet valt in te zien hoe deze vraag anders kan worden opgevat dan zoals de Staat bepleit, namelijk dat (mede) dient te worden ingegaan op de wijze waarop de Inschrijver tot de kandidaten is gekomen. Ook dit bezwaar van ItaQ wordt daarom verworpen.
Best passende cv’s
5.26.
Met betrekking tot de cv’s heeft de beoordelingscommissie verder geoordeeld dat aan de hand van de door ItaQ aangeboden cv’s moeilijk valt vast te stellen of de kandidaat over de vereiste ervaring met Java 11+ beschikt en dus geschikt is voor de functie.
5.27.
ItaQ kan zich hierin niet vinden. Zij verwijt de beoordelingscommissie dat zij de cv’s niet goed heeft gelezen, omdat volgens haar uit cv 1 blijkt dat de kandidaat meer dan drie jaar ervaring heeft met Java 11+. Aan ItaQ kan worden toegegeven dat inderdaad in cv 1 expliciet is benoemd dat de kandidaat meer dan drie jaar ervaring heeft met Java 11+. De daarbij behorende werkervaring en de door de kandidaat uitgevoerde werkzaamheden zijn ook uitgebreid uiteengezet. Cv 1 is dan ook als een redelijke match voor de opdracht aangemerkt. Dat de match niet als goed is aangemerkt, had kennelijk te maken met de kritiek van de beoordelingscommissie dat ItaQ de verhouding tussen front-end en back-end werkzaamheden niet inzichtelijk heeft gemaakt, zoals verderop in de beoordeling te lezen valt. De Staat heeft aangevoerd dat inzicht in die verhouding van belang is om vast te stellen of een kandidaat de vereiste aantoonbare diepgaande kennis en uitgebreide werkervaring heeft, omdat Java 11+ voornamelijk wordt gebruikt bij back-end werkzaamheden en een kandidaat minder geschikt kan zijn als hij in het verleden hoofdzakelijk front-end werkzaamheden heeft uitgevoerd. Deze verklaring acht de voorzieningenrechter voorshands niet onaannemelijk. Dat ItaQ een fullstack ontwikkelaar heeft aangeboden, maakt het voorgaande niet anders. Dat een fullstack ontwikkelaar per definitie kennis heeft over de gehele breedte kan zo zijn, maar ook dan kan het accent mogelijk onvoldoende op back-end werkzaamheden hebben gelegen. Daarvoor is juist dat inzicht van belang. De beoordeling van de beoordelingscommissie acht de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande niet onbegrijpelijk. Evenmin is gebleken dat de beoordelingscommissie hier buiten het beoordelingskader is getreden. Kwaliteitswensvraag 3 is immers een proeve van bekwaamheid waarin de Inschrijvers moeten laten zien dat zij in staat zijn de opdrachtomschrijving te doorgronden, hetgeen in dit geval dus inhield: doorgronden dat werd gezocht naar een kandidaat met ervaring met Java 11+ in back-endwerkzaamheden.
5.28.
Ook ten aanzien van cv 2 heeft de beoordelingscommissie geoordeeld dat op basis van de beschreven werkzaamheden minder goed te herleiden is hoeveel ervaring de kandidaat daadwerkelijk heeft met de in de uitvraag gestelde eisen. ItaQ heeft weliswaar in cv 2 onder match met eisen, wensen en competenties opgenomen hoeveel ervaring de kandidaat heeft met ieder van de vereiste technologieën, maar zij heeft dit niet verder uitgewerkt. De beoordelingscommissie verlangde dat ItaQ de ervaring met deze specifieke technologieën in de beschrijving van de werkzaamheden onder het kopje ‘Overzicht werkervaring en projecten’ nader zou toelichten. Het enkel benoemen van de ervaring heeft de beoordelingscommissie onvoldoende geacht en dat is niet onbegrijpelijk. Onderdeel van de beoordelingsmaatstaf is immers dat de informatie effectief en toetsbaar moet zijn en dat kan alleen als de informatie voldoende concreet en specifiek is onderbouwd.
5.29.
ItaQ voert nog aan dat de beoordelingscommissie het oordeel dat de door ItaQ aangeboden cv’s een redelijke match zijn niet heeft voorzien van een feitelijke onderbouwing. ItaQ wordt hierin niet gevolgd. De beoordelingscommissie heeft in de beoordeling voldoende duidelijk naar voren gebracht op welke onderdelen relevante informatie ontbrak in de cv’s. Op grond daarvan is - anders dan ItaQ meent - helder waar en waarom de inhoud van de cv’s volgens de beoordelingscommissie tekortschiet.
Conclusie
5.30.
Concluderend is niet aannemelijk dat de beoordeling van de beoordelingscommissie op Kwaliteitswensvragen 1 en 3 onbegrijpelijke kritiekpunten dan wel procedurele of inhoudelijke onjuistheden bevat. Daarom kan niet worden gezegd dat de voorlopige gunningsbeslissing evident niet overtuigt. Voor een veroordeling tot intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing, is dan ook geen plaats. Ook bestaat er bij die stand van zaken geen aanleiding om de Staat te veroordelen de inschrijving van ItaQ opnieuw te (laten) beoordelen en op basis daarvan een nieuwe gunningsbeslissing te nemen dan wel enige andere voorziening in het voordeel van ItaQ te treffen. De vorderingen van ItaQ worden dan ook afgewezen.
5.31.
Nu de Staat voornemens is de opdracht ook definitief te gunnen aan (onder meer) Need Staffing, brengt voormelde beslissing mee dat Need Staffing geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Need Staffing heeft jegens de Staat te gelden als de in het ongelijk gestelde partij en zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet ItaQ in haar verhouding tot Need Staffing worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Need Staffing was immers te voorkomen dat een herbeoordeling van de inschrijving van ItaQ zou plaatsvinden, welk doel is bereikt. ItaQ zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Need Staffing. Voorts zal ItaQ, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat.
De proceskosten van zowel Need Staffing als de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00
5.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst de vorderingen van ItaQ en Need Staffing af;
6.2.
veroordeelt Need Staffing voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt ItaQ in de overige proceskosten van zowel de Staat als Need Staffing van ieder € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als ItaQ niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet ItaQ € 92,00 extra aan de betreffende partij betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt ItaQ in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2025.
yd

Voetnoten

1.Genaamd ‘Europese aanbesteding volgens de openbare procedure voor de tijdelijk inhuur van ICT-Professionals ten behoeve van het Bestuursdepartement OCW, de Dienst Uitvoering Onderwijs Den Haag, de Inspectie van het Onderwijs, het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed en het College voor Toetsen en Examens en optioneel de Adviesraad voor Wetenschap- en Technologiebeleid en Innovatie, de Onderwijsraad, de Raad voor Cultuur en de Nederlandse Unesco Commissie’.