ECLI:NL:RBDHA:2025:19280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.35957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Amerikaanse burger met problemen met de FBI

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Amerikaanse burger, door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 4 augustus 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 1 augustus 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 was de gemachtigde van de minister aanwezig, maar eiser en zijn gemachtigde verschenen niet. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat hij problemen heeft met de FBI en andere Amerikaanse instanties, die hem volgens hem hebben geprobeerd te criminaliseren en hem hebben bestolen van aanzienlijke bedragen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, maar constateert dat de minister de afdoening van de aanvraag als kennelijk ongegrond niet langer handhaaft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat eiser ten onrechte een vertrektermijn is onthouden en een inreisverbod is opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.35957

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 4 augustus 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt Amerikaans burger te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. De minister heeft met het bestreden besluit van 1 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. [2]
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en de gemachtigde van eiser zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is een Amerikaans burger en behoort tot de [bevolkingsgroep] bevolkingsgroep. Eiser heeft sedert 2015 of 2016 problemen met de FBI en/of andere overheidsdiensten. Eiser heeft hierover verklaard te zijn gebruikt door de FBI. De FBI, maar ook andere Amerikaanse instanties/autoriteiten hebben, hebben eiser naar eigen zeggen gepoogd te criminaliseren. De FBI heeft eiser een bedrijf laten opzetten en heeft hem bestolen van 700.000 dollar. Eiser heeft verklaard dat de FBI hem crypto-valuta afhandig heeft gemaakt. Eiser heeft ook verklaard dat de FBI heeft gehandeld in goud en zilver en dat zij dit hebben gestolen. De FBI heeft er voor gezorgd dat de Mexicaanse politie eiser heeft bestolen van 15.000 dollar. De Amerikaanse overheid heeft eiser getracht land te laten kopen om dit later van hem af te nemen. Hij heeft verklaard dat de Amerikaanse ambassade in Parijs hem geen geld wilde geven voor tandartskosten, maar hem tegelijkertijd dwong een lening aan te gaan om terug te keren naar de Verenigde Staten. De FBI heeft ervoor gezorgd dat eiser in Canada en in het Verenigd Koninkrijk geen asiel kon krijgen. De FBI en/of andere overheidsinstanties zijn schuldig aan eisers dakloosheid en werkloosheid. Ook is de Amerikaanse overheid schuldig aan het overlijden van eisers vader. Eiser heeft bij zijn asielrelaas tien documenten overgelegd.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
2) Eisers problemen met de FBI en/of verschillende andere Amerikaanse instanties/autoriteiten
De minister heeft 1) geloofwaardig en 2) niet geloofwaardig bevonden. Eiser voldoet volgens de minister niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder b, c en e van de Vw 2000. Bij verweerschrift van 10 oktober 2025 heeft de minister de rechtbank laten weten dat de afdoening van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond niet langer wordt gehandhaafd. De minister heeft daarbij vermeld dat bij brief van 23 september 2025 aan de Tweede Kamer is medegedeeld dat is besloten om de nationale lijst met veilige landen van herkomst op te schorten. Als gevolg hiervan is aan eiser ten onrechte een vertrektermijn onthouden en is ten onrechte een inreisverbod opgelegd. De minister heeft de rechtbank verzocht om het beroep van eiser gegrond te verklaren met instandlating van de rechtsgevolgen op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a van de Awb. [3] Aan eiser is een vertrektermijn van vier werken opgelegd, welke aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak van de rechtbank.
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser stelt het recht te hebben de beslissing op zijn asielaanvraag te laten toetsen door een onafhankelijke rechter. Eiser wantrouwt overheidsinstanties en wantrouwt met name overheidsinstanties in zijn land van herkomst. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar zijn relaas in het nader gehoor. Verder stelt eiser dat hij onvoldoende tijd en gelegenheid heeft gekregen om zijn relaas met meer en voldoende documenten te onderbouwen. Op 29 juli 2025 heeft eiser zijn gehoor gehad in Ter Apel. Op 30 juli 2025 is het voornemen kenbaar gemaakt, waarna de afwijzende beschikking volgde op 1 augustus 2025. Eiser heeft veel documenten proberen te overleggen, maar deze documenten konden door de minister niet worden geopend omdat deze via pdf-bestanden, dan wel met codes, moesten worden aangeleverd. Op het aanbod om deze documenten op de gewenste wijze aan te leveren is de minister niet ingegaan. Door de snelle besluitvorming is te kort gedaan aan eisers belangen.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en te onderbouwen met documenten en/of verklaringen. De stelplicht en de bewijslast ligt bij de vreemdeling. Dit volgt ook uit de Werkinstructie 2024/6 over de geloofwaardigheidsbeoordeling. Ondanks dat er daarnaast ook een samenwerkingsplicht bestaat, is het niet aan de minister om eisers asielrelaas naar voren te brengen of aan te vullen. Het is ook aan eiser om zijn verklaringen tijdig te onderbouwen en het is aan eiser om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld de SD-kaart (met documenten die hij wenste te overleggen) werkt. Eiser is al twee jaar geleden vertrokken uit de Verenigde Staten en was op het moment van het asielgehoor al twee maanden in Nederland. Dat eiser niet ruim de tijd heeft gehad, kan dan ook niet worden gevolgd. De beroepsgrond slaagt niet. Voor het overige zijn er tegen de afwijzing van de asielaanvraag geen inhoudelijke gronden aangevoerd.
5.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat de gronden van eiser, gericht tegen de kennelijkheid van de ongegrondverklaring van de asielaanvraag en tegen het inreisverbod, geen doel meer treffen nu de kennelijke afdoening en het inreisverbod door de minister niet langer worden gehandhaafd. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het bezwaar door de minister ten onrechte als kennelijk is afgedaan waardoor eiser een vetrektermijn is onthouden en ten onrechte een inreisverbod is opgelegd. Voor het overige laat de rechtbank het besluit in stand, aangezien geen van de overige beroepsgronden slaagt.
5.3.
Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding de minister te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 907,= (1 punt voor het indienen van het beroepschrift).

Conclusie en gevolgen

6. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is gegrond. Eiser krijgt daarom vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 augustus 2025;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover die zien op de afwijzing van de gevraagde asielvergunning;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.NL25.35959
3.Algemene wet bestuursrecht.