ECLI:NL:RBDHA:2025:19286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.49546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlengingsbesluit van bewaring van een Soedanese asielzoeker

Op 21 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, een Soedanese asielzoeker, en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 3 oktober 2025, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en diende op 15 oktober 2025 de gronden van het beroep in. De minister diende op 17 oktober 2025 een verweerschrift in, waarna de rechtbank het onderzoek op 20 oktober 2025 sloot.

De rechtbank overwoog dat eiser, geboren in 1990 en van Soedanese nationaliteit, in beroep ging tegen een verlenging van de termijn voor overdracht aan Frankrijk, die op 22 september 2025 was vastgesteld. Eiser betwistte de gronden voor de bewaring, met name dat hij geen medewerking verleende aan zijn overdracht. De rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat er voldoende zicht was op de overdracht van eiser aan Frankrijk, die gepland stond op 22 oktober 2025.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 21 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.49546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. I vugs).

Procesverloop

Bij besluit van 3 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 15 oktober 2025 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder op 17 oktober een verweerschrift ingediend. Op 20 oktober 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Soedanese nationaliteit te hebben.
2. Bij besluit van 22 september 2025 heeft verweerder de termijn om eiser over te dragen aan Frankrijk verlengd met achttien maanden, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze verlenging. In het beroep tegen de maatregel van bewaring vraagt eiser om het beroep tegen het verlengingsbesluit af te wachten. Als dat beroep gegrond is, heeft dat namelijk tot gevolg dat de overdrachtstermijn ten onrechte is verlengd en komt het claimakkoord tussen Nederland en Frankrijk te vervallen.
3. De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals eiser heeft verzocht, de behandeling van het beroep tegen het verlengingsbesluit af te wachten. Er bestaan immers concrete aanknopingspunten voor een overdacht als bedoeld in de Dublinverordening en er is een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, zoals volgt uit overweging 6. Het is niet aan de bewaringsrechter om in de bewaringsprocedure alvast vooruit te lopen op de kans van slagen van een beroep gericht tegen de verlenging van de overdrachtstermijn.
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. Verweerder heeft de zware grond 3f laten vallen.
6. Eiser betwist de zware grond 3k. Ten onrechte wordt aan hem tegengeworpen dat hij geen medewerking verleent aan zijn overdracht aan Frankrijk. In de terugkeergesprekken heeft eiser immer verklaard dat hij zal meewerken aan zijn overdracht. Op 19 september 2025 stond de overdracht van eiser gepland naar Frankrijk. Echter eiser was die dag ziek en hij voelde zich niet goed om te reizen. Eiser heeft dat ook gemeld bij het COa. [1] Hij lag te slapen op het moment dat hij werd opgehaald voor de overdracht door DV&O [2] en hij heeft daarom niet gehoord dat er werd aangeklopt. Eiser is dan ook niet met onbekende bestemming vertrokken en hij heeft zich niet onttrokken aan het toezicht. Volgens eiser is de overdrachtstermijn voor zijn overdracht naar Frankrijk dan ook ten onrechte verlengd tot 2 oktober 2026. Eiser voert verder aan dat verweerder in de motivering van de zware grond 3k vermeld dat eiser geen actie heeft ondernomen om zijn overdracht naar ‘
Kroatië’te regelen. In het geval van eiser is overdracht aan Frankrijk aan de orde. Deze overweging kan dan ook niet bijdragen aan de motivering van de zware grond 3d. Voor wat betreft de zware grond 3a en de lichte gronden refereert eiser zich aan het oordeel van de rechtbank
7. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat verweerder bij de zware gronden 3a en 3k kan volstaan met een toelichting dat deze gronden zich feitelijk voordoen. [4] De rechtbank is van oordeel dat de zware grond 3a feitelijk juist is. Eiser is niet op voorgeschreven wijze Nederland is ingereisd. Eiser beschikte namelijk ten tijde van zijn inreis in Nederland niet over een paspoort met het benodigde inreisvisum. Eiser heeft de lichte gronden niet betwist. Deze gronden zijn feitelijk juist en voor zover nodig voldoende gemotiveerd. De zware grond 3a en de lichte gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen zijn voldoende om de maatregel te kunnen dragen en een significant risico op onttrekking aan te nemen. De grond gericht tegen de zware grond 3k behoeft daarom geen bespreking meer.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat er voldoende zicht is op overdracht van eiser. Uit de aanbiedingsbrief van verweerder blijkt dat eisers overdracht aan Frankrijk op 22 oktober 2025 is gepland.
9. Verder is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan asielzoekers.
2.Dienst Vervoer & Ondersteuning.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:829.