ECLI:NL:RBDHA:2025:19292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
AWB24.2922
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek naturalisatie wegens gerede twijfel over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek van eiseres om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) afgewezen. Eiseres, die stelt de Chinese nationaliteit te hebben, heeft op 13 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek afgewezen op 19 januari 2023, met een bestreden besluit op 8 maart 2024, waarbij de afwijzing is gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat er gerede twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiseres, en dat de staatssecretaris niet in strijd handelt met het evenredigheidsbeginsel door van eiseres te verlangen dat zij haar identiteit en nationaliteit onderbouwt met documenten. Eiseres heeft geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit en nationaliteit, en haar beroep op bewijsnood is niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie in stand kan blijven, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/2922

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats 1], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind:
[naam minderjarig kind]
(gemachtigde: mr. C. Huy),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.C. Post-Kadijk).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eiseres om naturalisatie op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiseres is het hiermee niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het naturalisatieverzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van het verzoek in stand kan blijven. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat sprake is van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiseres. Verder handelt de staatssecretaris niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel door van eiseres te verlangen dat zij haar identiteit en nationaliteit onderbouwt met documenten. Ook stelt de staatssecretaris terecht dat eiseres haar beroep op bewijsnood niet heeft onderbouwd en ook niet heeft aangetoond dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Het beroep is daarom ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 13 december 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend. De staatssecretaris heeft het verzoek met het besluit van 19 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
2.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
3. Eiseres stelt dat zij [eiseres] is, geboren op [geboortedatum] 1985, te [plaats 2] (provincie Zheijang) in China. Eiseres is op enig moment (op of rond 2 oktober 2000) Nederland ingereisd en heeft verklaard de Chinese nationaliteit te hebben, dat zij heeft gewoond in de plaats [plaats 3], wijk [wijk], straat [straat], huisnummer [huisnummer]. De door eiseres opgegeven personalia heeft zij niet met bewijsstukken onderbouwd. Eiseres heeft op 2 oktober 2000 een asielaanvraag ingediend. Naar aanleiding van die aanvraag heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een onderzoek in China uitgevoerd. De uitslag van het onderzoek is neergelegd in een individueel ambtsbericht van 12 september 2001.
Uit het individuele ambtsbericht is gebleken dat op het door eiseres opgegeven adres op nummer [huisnummer] een tandartsenpraktijk is gevestigd. In twee andere gebouwen, die ook onder nummer [huisnummer] geregistreerd stonden, woonden arbeiders die niet uit de streek zelf afkomstig waren. Op vertoon van de foto van eiseres werd zij door zowel de tandarts, de bewoners van de andere twee gebouwen als door omwonenden niet herkend. Verder is tijdens het onderzoek opgemerkt dat eiseres het eerste karakter van de straatnaam niet juist had opgeschreven en dat de tekening van de door eiseres gestelde woonomgeving niet geheel overeen kwam met de werkelijkheid. Volledigheidshalve is ook een bezoek gebracht aan het gestelde geboortedorp van eiseres. Op vertoon van haar foto werd zij ook hier door dorpelingen niet herkend. Dorpelingen kenden ook de naam van de moeder van eiseres niet. Daarnaast is eiseres door verschillende onderwijzers/leraren niet herkend als leerling van de lagere en middelbare school waar zij een opleiding zou hebben genoten. Ook is gebleken dat eiseres over de naam van de gestelde schooldirecteur niet juist heeft verklaard. Verder kon er op dat moment geen navraag worden gedaan over de ouders, oom of andere bloed- en aanverwanten van eiseres.
4. De rechtbank heeft in een uitspraak van 19 december 2002 [1] , over het individueel ambtsbericht van 12 september 2001 onder meer, het volgende overwogen:
“Nu verweerder zich ervan heeft vergewist dat onderhavig ambtsbericht zorgvuldig tot stand is gekomen (…), is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van genoemd individueel ambtsbericht.”
Deze uitspraak staat in rechte vast.
5. Eiseres is sinds 15 juni 2007 in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning op grond van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
Het bestreden besluit
6. Eiseres heeft op 13 december 2021 een verzoek tot naturalisatie ingediend. De staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen, omdat twijfel bestaat over de nationaliteit en herkomst van eiseres en ook over de door haar gestelde identiteit. Deze twijfel is gebaseerd op de uitkomst van het individuele ambtsbericht van 12 september 2001. Deze twijfel mag niet bestaan, ook niet als de verzoeker in het bezit is gesteld van een Ranov-vergunning. De staatssecretaris legt aan zijn standpunt naast het individuele ambtsbericht van 12 september 2001 ook een zogenoemde ‘REK-check’ van 18 september 2001 ten grondslag.
6.1.
Eiseres heeft in onderhavige procedure kritische kanttekeningen geplaatst bij het individuele ambtsbericht. De conclusie blijft volgens de staatssecretaris echter hetzelfde, namelijk dat de identiteit en nationaliteit van eiseres onvoldoende vaststaan.
De staatssecretaris stelt verder dat eiseres tot op heden geen enkel objectief verifieerbaar document heeft overgelegd over haar gestelde identiteit en nationaliteit. Al de door eiseres opgegeven gegevens over haar gestelde identiteit en nationaliteit zijn gebaseerd op haar eigen verklaringen.
Mag de staatssecretaris van eiseres verlangen dat zij haar nationaliteit en identiteit aannemelijk maakt?
7. Eiseres betoogt dat het beleid om bij twijfel vast te houden aan de documenteis in strijd is met de wet, althans in strijd met de bedoeling van de Kamermotie van de Kamerleden Van Dijk en Van Toorenburg van 9 februari 2021 [2] en niet verenigbaar met het evenredigheidsbeginsel. De voorwaarde dat – om het Nederlanderschap te kunnen verkrijgen – een geboorteakte en een paspoort moet worden overgelegd, is niet neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift, maar in een beleidsregel. De staatssecretaris is bevoegd om deze voorwaarde niet tegen te werpen als de weigering van het Nederlanderschap onevenredig moet worden geacht in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Het onthouden van het Nederlanderschap aan vreemdelingen die al zeer lange tijd in Nederland verblijven met als enige reden dat zij geen geboorteakte en paspoort kunnen overleggen, is onevenredig met het doel van het verlangen van deze documenten. [3] Naar aanleiding van de Kamermotie zijn versoepelingen van de naturalisatievoorwaarden voor Ranov-vergunninghouders doorgevoerd met als doel evenwichtig beleid voor Ranov-vergunninghouders. Het Directoraat-Generaal schrijft dat uit een inventarisatie van nog openstaande naturalisatieverzoeken van Ranov-vergunninghouders is gebleken dat bij een substantieel percentage sprake is van gerede twijfel aan de identiteit. [4] In het licht van de Kamermotie is het onverkort handhaven van de beleidsregel voor deze groep onevenredig, omdat deze mensen (nog altijd) onevenredig worden benadeeld. De staatssecretaris kan volgens eiseres niet enerzijds ter uitvoering van de Kamermotie het beleid wijzigen en voormalige houders van een Ranov-vergunning vrijstellen van het documentvereiste, en anderzijds dit beleid zoveel mogelijk uithollen door elk mogelijk argument voor twijfel aan de nationaliteit en identiteit aan te grijpen om toch documenten te verlangen. De rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) waar de staatssecretaris naar verwijst op pagina 2 van het primaire besluit vormde immers de aanleiding voor de Kamermoties en de daaropvolgende wijziging van het beleid waarbij Ranov-vergunninghouders zijn vrijgesteld van de verplichting een geboorteakte en paspoort over te leggen.
7.1.
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de RWN wordt met inachtneming van hoofdstuk 4 van de RWN het Nederlanderschap aan vreemdelingen verleend die daarom verzoeken (naturalisatie). Op grond van artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, verstrekt de vreemdeling bij de indiening van het naturalisatieverzoek waar mogelijk gegevens over diens nationaliteit en identiteit. Volgens onderdeel 7-alg, paragraaf 3, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (Handleiding RWN) moet de vreemdeling zekerheid verschaffen over diens nationaliteit en identiteit. Dat geldt volgens de Handleiding ook voor vreemdelingen aan wie een regulier verblijfsrecht is verstrekt op grond van de Ranov-regeling.
7.2.
Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is en de staatssecretaris dan ook bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde nationaliteit en identiteit van eiseres te verlangen. De omstandigheid dat een vreemdeling heeft deelgenomen aan de Ranov-regeling maakt niet dat de staatssecretaris in de naturalisatieprocedure geen eisen mag stellen aan het verkrijgen van zekerheid over zijn nationaliteit, herkomst en identiteit. [5] Dit betekent concreet dan van een verzoeker om naturalisatie niet mag worden verwacht dat hij een paspoort of ander bewijs van het bezit van een vreemde nationaliteit of een geboortebewijs overlegt, maar dat de staatssecretaris wel van hem mag vragen dat hij zijn identiteit en herkomst op een andere manier onderbouwt. Het betoog van eiseres dat het beleid in strijd is met de wet en dat het, gelet op de Kamermotie van 9 februari 2021, niet evenredig is om van Ranov-vergunninghouders te blijven verlangen dat zij documenten aanleveren, slaagt niet. In de genoemde Afdelingsuitspraak van 17 november 2021 is het beleid getoetst en heeft de Afdeling geoordeeld dat het beleid niet onevenredig is. Dit oordeel wordt ondersteund door latere rechtspraak van de Afdeling [6] , waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om van het beleid in de Handleiding RWN af te wijken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid niet handelt in strijd met het evenredigheidsbeginsel door van een verzoeker om naturalisatie te verlangen dat hij zijn identiteit en nationaliteit onderbouwt met documenten indien twijfel bestaat over de door een verzoeker opgegeven identiteit of herkomst. Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021 en paragraaf 3.5 van de Handleiding volgt dat die twijfel bijvoorbeeld kan blijken uit een individueel ambtsbericht.
7.3.
In dit geval heeft eiseres bij haar verzoek tot naturalisatie geen documenten overgelegd die haar identiteit en nationaliteit kunnen onderbouwen. Er is dus alleen de door eiseres gestelde Chinese nationaliteit en identiteit. De vraag is vervolgens of het individueel ambtsbericht heeft mogen leiden tot twijfel over de door eiseres gestelde nationaliteit en identiteit en dat de staatssecretaris om die reden van eiseres mocht verlangen dat alsnog documenten overlegt om haar identiteit, nationaliteit te staven.
Is er sprake van gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiseres?
8. Eiseres betoogt dat haar gestelde nationaliteit en identiteit ten onrechte in twijfel wordt getrokken op grond van het individueel ambtsbericht van 12 september 2001. Het individueel ambtsbericht is namelijk naar zijn aard niet geschikt om iemands identiteit en nationaliteit aan te tonen omdat het slechts geschikt is om een uitspraak te doen over de omgeving waar iemand (langdurig) heeft gewoond of op school heeft gezeten. Daarnaast kan het niet als objectieve grond worden aangemerkt voor gerede twijfel aan haar identiteit en nationaliteit. Er zijn namelijk concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het onderzoek, de begrijpelijkheid van de in het onderzoek gevolgde redenering en het aansluiten van de conclusies daarop. De staatssecretaris kan zich niet met de enkele verwijzing naar de zogeheten REK-check op het standpunt stellen dat het onderzoek wél zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het had gelet op de vergewisplicht op de weg van de staatssecretaris gelegen om een reactie te vragen naar aanleiding van de door eiseres geplaatste kanttekeningen.
8.1.
De rechtbank is het met de staatssecretaris eens dat de bevindingen in het individuele ambtsbericht leiden tot een gerede twijfel over de identiteit en nationaliteit van eiseres. De rechtbank heeft reeds in de asielprocedure geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van het individuele ambtsbericht, mede gelet op de op 18 september 2001 uitgevoerde REK-check. Tijdens deze REK-check zijn de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht ingezien en is aan de hand daarvan de onderbouwing, inzichtelijkheid, consistentie, volledigheid en zorgvuldigheid van het individueel ambtsbericht beoordeeld. Op basis van deze beoordeling stelt de staatssecretaris terecht dat het individueel ambtsbericht naar inhoud en procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en dat hij daarmee heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Uit dit ambtsbericht blijkt dat geen aanknopingspunten zijn gevonden voor de juistheid van de door eiseres opgegeven identiteit en nationaliteit. Wel is twijfel ontstaan. Die twijfel komt voort uit het feit dat eiseres niet een volledig juiste beschrijving kan geven van haar laatste woonadres voor vertrek, zij door geen van haar oude buren wordt herkend en zij noch haar moeder bekend zijn in haar gestelde geboortedorp. Ook leraren op de scholen waar zij onderwijs zegt te hebben genoten, (her)kennen haar niet. De staatssecretaris stelt terecht dat er tot heden geen concrete aanknopingspunten zijn aangevoerd die de bevindingen in het individueel ambtsbericht of de REK-check in twijfel trekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bewijsnood?
9. Nu gerede twijfel bestaat omtrent de identiteit en nationaliteit van eiseres, mag de staatssecretaris van eiseres verlangen dat zij haar nationaliteit en identiteit alsnog onderbouwt.
9.1.
Eiseres betoogt in dit verband dat de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding ziet om te veronderstellen dat zij in bewijsnood verkeert. Allereerst betoogt eiseres dat de beleidswijziging juist is gekomen, omdat een grote groep Ranov-vergunninghouders – waar eiseres onder valt – niet in staat was om documenten over te leggen en niet in staat was bewijsnood aan te tonen. Eiseres merkt hierbij op dat juist het voorheen gevoerde beleid en de aanvaarding van dit beleid in de rechtspraak de aanleiding vormden voor de motie. De beleidswijziging komt erop neer dat Ranov-vergunninghouders niet meer hoeven aan te tonen dat sprake is van bewijsnood, maar dat deze standaard wordt aangenomen. De omstandigheid dat eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van bewijsnood maakt haar situatie dus niet anders dan die van de Ranov-vergunninghouders die op grond van het huidige beleid wel worden vrijgesteld. Integendeel, het beleid ziet juist op vreemdelingen die niet kunnen aantonen dat er sprake is van bewijsnood.
Daarnaast is het voor eiseres niet mogelijk om de benodigde documenten te verkrijgen. Eiseres komt rond van een bijstandsuitkering, heeft geen contacten meer in China en de Chinese autoriteiten werken niet mee aan de afgifte van reisdocumenten en identificerende documenten. Eiseres verwijst naar de pogingen die zij heeft ondernomen in de aanvraagprocedure van haar dochter. De staatssecretaris heeft haar in dat kader ten onrechte tegengeworpen dat zij niet heeft aangetoond zich tot de juiste autoriteiten te hebben gewend. De autoriteiten werken namelijk niet mee aan de afgifte en reageren nooit. Dit blijkt ook uit de bewijsstukken die eiseres heeft overgelegd in de aanvraagprocedure van haar dochter. Het is bovendien aan de staatssecretaris om een licht te werpen op de vraag of de Chinese autoriteiten in het algemeen meewerken aan de afgifte van documenten en of zij daarover communiceren.
9.2.
Hiervoor is reeds overwogen dat van RANOV-vergunninghouders in zijn algemeenheid niet kan worden verwacht dat zij bij een verzoek om naturalisatie een paspoort of ander geldig identiteitsbewijs dan wel een geboorteakte overleggen om hun identiteit, nationaliteit en herkomst te onderbouwen. Indien de staatssecretaris echter in redelijkheid stelt dat gerede twijfel bestaat omtrent de opgegeven identiteit en nationaliteit, wordt dit anders. Dan mag van een verzoeker om naturalisatie worden verlangd dat hij zijn identiteit en herkomst op een andere manier onderbouwt. Deze situatie doet zich in het geval van eiseres voor. Het is dan aan eiseres om eventuele bewijsnood te onderbouwen.
9.3.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiseres haar beroep op bewijsnood niet voldoende heeft onderbouwd en ook niet heeft aangetoond dat zij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Ter zitting heeft eiseres ook bevestigd dat zij in ieder geval vanaf 2010 geen enkele poging meer heeft ondernomen om aan documenten of andere bewijsstukken te komen. Dat eiseres leeft van een bijstandsuitkering en stelt dat zij niemand in China kan machtigen, doet hieraan niet af. Het ligt op haar weg om de twijfel weg te nemen. Zoals door de staatssecretaris terecht is opgemerkt, kan zij bijvoorbeeld een advocaat in China machtigen om documenten te verkrijgen. Overigens is ter zitting gebleken dat haar ex-man (tevens de vader van haar kinderen) vanuit Nederland naar China is teruggekeerd. Ook langs die weg kan eiseres proberen om aan documenten omtrent haar identiteit en nationaliteit te komen. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarin het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
griffier rechter
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer: AWB 02/1314 BEPTDN (niet gepubliceerd).
4.http://open.overheid.nl/repository/ronl-0871e0921d436124f2d8a950fd396ce35abb2e6e/1/pdf/tk-beslisnota-bij-destijds-minderjarige-ranov-vergunninghouders-en-gerede-twijfel-aan-nationaliteit-identiteit.pdf
5.ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, overweging 3.1. en 3.2.
6.ABRvS 7 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:8115.