ECLI:NL:RBDHA:2025:19298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.39830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake verlenging overdrachtstermijn Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 26 mei 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld. Bij eerdere uitspraak op 27 augustus 2025 had de rechtbank het overdrachtsbesluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, de minister had nog geen nieuw besluit genomen. Eiser was op eigen gelegenheid naar Duitsland gegaan, waardoor de claim was geëffectueerd en de overdrachtstermijn was geëindigd. De rechtbank oordeelt dat het verlengingsbesluit geen betekenis meer heeft en dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van dit besluit. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39830

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. C.M.G.M. Raafs),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.A. Willems).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 18 augustus 2025, waarin verweerder de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Duitsland tot achttien maanden heeft verlengd op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening (het verlengingsbesluit).
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het verlengingsbesluit niet inhoudelijk zal beoordelen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Eiser heeft op 26 mei 2025 een asielaanvraag gedaan. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan en Duitsland heeft dit verzoek op 17 juni 2025 aanvaard. Verweerder heeft bij besluit van 11 juli 2025 de asielaanvraag van eiser vervolgens niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat volgens verweerder Duitsland de verantwoordelijke lidstaat is. Bij uitspraak van 27 augustus 2025 (NL25.31114) heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, het beroep tegen het overdrachtsbesluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld. Op dezelfde dag heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verweerder heeft nog geen nieuw overdrachtsbesluit genomen, zo is op de zitting bevestigd.
3. Het geschil in dit beroep gaat enkel over de verlenging van de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser naar Duitsland. Reden voor de verlenging is dat eiser volgens verweerder is ondergedoken als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
4. De rechtbank gaat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 12 augustus 2025 is gemeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken (MOB gemeld). Op 18 augustus 2025 is het verlengingsbesluit genomen. Op 18 augustus 2025 heeft verweerder ook aan de Duitse autoriteiten bericht dat de overdracht niet door kan gaan en dat de overdrachtstermijn is verlengd tot achttien maanden. Op diezelfde dag hebben de Duitse autoriteiten laten weten dat een overdracht niet meer nodig is en de procedure is afgerond, omdat eiser zichzelf op 18 juli 2025 heeft overgedragen aan Duitsland.
5. De gemachtigde van eiser heeft bevestigd dat eiser toen inderdaad naar Duitsland is gegaan. Eiser zou enkel voor korte tijd in Duitsland zijn geweest om stukken op te halen. Eiser heeft dat echter niet onderbouwd, ook niet wanneer hij Duitsland weer heeft verlaten en (als hij overigens weer naar Nederland zou zijn gegaan) op welk moment hij dan weer in Nederland was. Uit het bericht van de Duitse autoriteiten kan in elk geval niet worden afgeleid dat eiser om die reden ‘even op en neer ging’, maar een paar dagen in Duitsland is geweest en daarna weer naar Nederland zou zijn gegaan, mede gelet op het tijdsverloop tussen 18 juli 2025 (de dag waarop eiser naar Duitsland is gereisd) en 18 augustus 2025 (de dag waarop de Duitse autoriteiten lieten weten dat eiser al in Duitsland is). Op de zitting is tot slot niet duidelijk geworden waar eiser nu is: de gemachtigde van eiser heeft enkel bevestigd dat eiser momenteel – naar eigen zeggen – niet in Duitsland is, maar waar dan wel en of dat dan in Nederland is heeft hij niet kunnen of willen zeggen.
6. Gezien het bericht van de Duitse autoriteiten dat eiser al in Duitsland is en gelet op de overwegingen hiervoor over de feitelijke (verblijfs)situatie, stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat de claim reeds geëffectueerd is doordat eiser op 18 juli 2025 (overigens binnen de ‘gewone’ termijn van zes maanden) zelfstandig naar Duitsland is vertrokken. Daarmee is de overdrachtstermijn, die tot stand is gekomen met het claimakkoord van 17 juni 2025, geëindigd. Dat betekent dat er geen termijn meer is om over te dragen en dus ook geen verlenging daarvan meer aan de orde kan zijn. Op het moment dat eiser mogelijk opnieuw moet worden overgedragen, zal een nieuwe overdrachtstermijn tot stand moeten komen. Daar doet niet aan af dat er nu formeel nog een openstaande asielaanvraag is. De rechtbank overweegt hierbij overigens in praktische zin nog dat verweerder op de zitting heeft erkend dat het verlengingsbesluit geen betekenis meer heeft, nadat verweerder vóór de zitting ook al het standpunt had ingenomen dat er om die reden geen procesbelang meer bestond. Dat impliceert dat verweerder eiser hoe dan ook de verlenging (die in dit beroep aan de orde is) niet tegenwerpt bij een mogelijke nieuwe overdrachtstermijn.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen procesbelang is bij een inhoudelijke beoordeling van het verlengingsbesluit.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
9. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.B.J. Schreijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 oktober 2025.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.