ECLI:NL:RBDHA:2025:1930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, verlenging op grond van artikel 59b Vreemdelingenwet, ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De minister van Asiel en Migratie had op 28 november 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Terpstra, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het vooronderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het verweerschrift van de minister, maar de rechtbank oordeelt dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn gronden naar voren te brengen. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de maatregel van bewaring op 5 januari 2025 rechtmatig was, ondanks de argumenten van eiser dat zijn identiteit en nationaliteit al bekend waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 februari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4147
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Terpstra),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

De minister heeft op 28 november 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de minister nadere stukken ingediend, waarop eiser ook heeft gereageerd. De minister heeft daarna een verweerschrift overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het vooronderzoek gesloten.
Na het sluiten van het vooronderzoek heeft eiser nog een nadere reactie ingediend.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en hij is geboren op [geboortedatum] 1982.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 19 december 2024 (in de zaak NL24.47581) volgt dat de
maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
Reactie na sluiten van het vooronderzoek
4. In deze reactie betoogt eiser dat hij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op het verweerschrift. Vervolgens worden deels reeds aangevoerde gronden herhaald en deels nieuwe gronden aangevoerd.
4.1
De rechtbank ziet in hetgeen eiser na het sluiten van het onderzoek heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. De rechtbank kan ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw het vooronderzoek sluiten en zonder toestemming van partijen bepalen dat een zitting achterwege blijft. De rechtbank vindt dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad zijn gronden naar voren te brengen aan de hand van de bewarings- en asielstukken en ziet geen reden waarom eiser hiertoe na het verweerschrift nogmaals in de gelegenheid moest worden gesteld. Om die reden zal de rechtbank, voor zover eiser in deze reactie nieuwe gronden heeft aangevoerd, deze buiten beschouwing laten.
Beoordeling van het volgberoep
5. Eiser heeft op 26 november 2024 asiel aangevraagd. De minister heeft eisers bewaring op 28 november 2024 om deze reden omgezet naar artikel 59b, eerste lid, van de Vw. Eisers gemachtigde stelt zich op het standpunt dat het asielbesluit van 5 januari 2025, waarin de opgelegde maatregel is verlengd, ten onrechte enkel aan zijn gemachtigde in de asielprocedure is bekendgemaakt en niet aan zijn advocaat in deze procedure. Daarnaast is volgens eiser de maatregel van bewaring ten onrechte mede gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, omdat zijn identiteit en nationaliteit als gevolg van het voor hem afgegeven laissez-passer (hierna: lp) door de Marokkaanse autoriteiten bij de minister zijn vastgesteld. De minister heeft deze grondslag ter zitting op 16 december 2024 laten vallen. De bewaring kon dus niet op 5 januari 2025 worden verlengd met drie maanden, omdat eiser zijn identiteit en nationaliteit al bekend zijn. De bewaring is gelet hierop met ingang van 5 januari 2025 onrechtmatig.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. De rechtbank stelt vast dat de verlenging van de bewaringstermijn als bedoeld in artikel 59b, derde lid, van het Vw is opgenomen in het asielbesluit van 5 januari 2025. De minister heeft hierin de opgelegde maatregel onder verwijzing naar artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Vw verlengd. Eiser stelt terecht dat de bewaring niet kon worden verlengd onder verwijzing naar de onder a vermelde grondslag. Deze grondslag heeft de minister blijkens de uitspraak van 19 december 20241 immers laten vallen. Dit neemt niet weg dat blijkens de maatregel van bewaring van 28 november 2024, de maatregel ook op de onder c vermelde grondslag is gebaseerd. Die grondslag is daarin nader gemotiveerd, onder meer door erop te wijzen dat eiser reeds sinds 2 juli 2024 in vreemdelingenbewaring verblijft, dat op 15 november 2024 een laissez-passer voor hem is afgegeven en dat hij de asielaanvraag één dag voor de geplande vlucht heeft ingediend. Dat in de uitspraak van 19 december 2024 de c-grond niet is vermeld, moet naar het oordeel van
1. Rechtsoverweging 2
de rechtbank worden aangemerkt als een kennelijke omissie en betekent niet dat de maatregel niet (meer) op deze grondslag is gebaseerd. Hierbij is ook van belang dat niet is gebleken dat in die procedure beroepsgronden zijn aangevoerd tegen deze grondslag. De rechtbank ziet ook thans, in het dossier of anderszins, geen grond voor het oordeel dat de maatregel niet op deze grondslag kan worden gebaseerd. Gezien het voorgaande is in het asielbesluit van 5 januari 2025 de bewaring rechtmatig verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw.
8. Wat betreft de beroepsgrond dat de minister de verlenging ten onrechte niet aan zijn advocaat in de bewaringsprocedure heeft toegezonden, volgt de rechtbank eiser evenmin. In het besluit van 5 januari 2025, waarin eisers asielaanvraag is afgewezen, is vermeld dat artikel 59b, derde lid, van de Vw is verlengd. Dit besluit is tijdig en correct bekendgemaakt aan de advocaat die eiser bijstaat in zijn asielprocedure, zodat eiser geacht moet worden op de hoogte te zijn van de inhoud van het besluit, en eiser heeft ook tijdig rechtsmiddelen ingesteld tegen dit besluit. Eiser heeft niet geconcretiseerd op grond waarvan de minister verplicht zou zijn dit besluit ook aan zijn bewaringsadvocaat toe te zenden. De rechtbank ziet daarvoor ook overigens geen grond. Tegen een verlengingsbesluit op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw is geen separaat beroep opengesteld. De beoordeling van een dergelijke verlenging vindt plaats bij de beoordeling van een volgberoep. Nu eiser op elk gewenst moment een volgberoep kan instellen, is eiser door het niet separaat toezenden van de verlenging aan de bewaringsadvocaat niet in zijn verdediging geschaad. Niet valt in te zien waarom eiser na ontvangst van het besluit van 5 januari 2025, niet zelf, of via zijn asieladvocaat, zijn bewaringsadvocaat kan vragen beroep in te stellen tegen het voortduren van de bewaring. Het betoog slaagt niet.
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van
A.F. Klomp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 februari 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.