ECLI:NL:RBDHA:2025:1932

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.41828
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 februari 2025, wordt er beslist over een verzoek van een verzoekster om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat de verzoekster in het gelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de minister tijdens het beroep alsnog een beslissing heeft genomen op de aanvraag van de verzoekster, die op 16 januari 2024 was ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister aan de verzoekster tegemoet is gekomen door een beslissing te nemen op haar aanvraag, wat aanleiding gaf om de proceskosten te veroordelen. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt voor het indienen van het beroepschrift is toegekend, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.

De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de verzoekster. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van 6 weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41828

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: D. van Elp),
mede namens haar minderjarige kinderen,

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten.
2. Omdat het verzoek als kennelijk gegrond wordt toegewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. De rechtbank stelt vast dat de minister aan verzoekster tegemoet is gekomen door tijdens het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoekster van 16 januari 2024.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Dat betekent dat verzoekster gelijk krijgt.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.