ECLI:NL:RBDHA:2025:19344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/689713 / FA RK 25-5966
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen bij echtscheiding met betrekking tot toevertrouwing van een minderjarig kind en partneralimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2025 een beschikking gegeven in een procedure over voorlopige voorzieningen bij echtscheiding. De man en de vrouw, beiden van Roemeense nationaliteit, zijn gehuwd en hebben samen een minderjarig kind. De man verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van het kind aan hem, evenals voorlopige kinderalimentatie en partneralimentatie. De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de woning en de toevertrouwing van het kind aan haar. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 september 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in juli 2025 met het kind naar Roemenië is vertrokken, wat heeft geleid tot spanningen tussen de partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is om aan de vrouw te worden toevertrouwd, gezien haar zorg voor het kind en de huidige situatie. De verzoeken van de man zijn afgewezen, en de vrouw is verplicht om een voorlopige partneralimentatie van € 1.142,- per maand aan de man te betalen. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-5966
Zaaknummer: C/09/689713
Datum beschikking: 26 september 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 7 augustus 2025 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij in Katwijk.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.S. de Haas in Geertruidenberg.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken;
  • de brief van 5 september 2025, met bijlage, namens de vrouw;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, met aanvullend verzoek, namens de man;
  • het bericht van 10 september 2025, met bijlagen, namens de man;
  • de brief van 10 september 2025 namens de vrouw;
  • het bericht van 10 september 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • de drie berichten van 11 september 2025, met bijlagen, namens de vrouw;
  • het bericht van 11 september 2025, met bijlagen, namens de man;
  • het bericht van 12 september 2025, met bijlage, namens de man.
Op 12 september 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat en tolk R.V. Mamuleanu, de vrouw met haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Van de zijde van de man en de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn gehuwd op [datum] 2012 in [plaats 1] , Roemenië.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige] .
  • De man, de vrouw en [minderjarige] hebben de Roemeense nationaliteit.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man – na aanvulling – strekt ertoe dat:
  • de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • het minderjarige kind van partijen, [minderjarige] , aan de man wordt toevertrouwd;
  • een door de vrouw aan de man te betalen voorlopige kinderalimentatie van € 300,- per maand, dan wel een ander bedrag, wordt vastgesteld, met ingang van 1 september 2025, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • een door de vrouw aan de man te betalen voorlopige partneralimentatie van € 2.000,- per maand, dan wel een ander bedrag, wordt vastgesteld, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vrouw zelfstandig dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • het minderjarige kind van partijen, [minderjarige] , aan de vrouw wordt toevertrouwd,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
In deze voorlopige voorzieningenprocedure heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht en wordt Nederlands recht toegepast.
Uitsluitend gebruik echtelijke woning en toevertrouwing [minderjarige]
De man stelt dat er door spanningen en verschillen van inzicht een onhoudbare situatie is ontstaan. Nadat de vrouw in juli 2025 plotseling en onverwachts met [minderjarige] naar Roemenië is vertrokken heeft de man aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag gedaan. De man heeft op 30 juli 2025 ook een verzoek tot echtscheiding ingediend. De vrouw heeft ervoor gezorgd dat [minderjarige] niet op 1 september 2025 op zijn school in [plaats 2] is begonnen. Als de man het uitsluitend gebruik toegewezen krijgt kunnen spanningen, discussies, onverwachte bezoeken van de vrouw en ruzies in de woning worden voorkomen. Gezien het forse inkomen van de vrouw heeft zij de mogelijkheid ergens anders te verblijven. Verder stelt de man dat hij een groot deel van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op zich heeft genomen. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij na de zomervakantie naar zijn gewone school kan gaan. De man betwist dat hij ooit fysiek of verbaal agressief is geweest tegenover de vrouw of haar familie. De man is onverwachts geconfronteerd met een door de vrouw in Roemenië ingediend verzoek tot een contactverbod. Het door de Roemeense rechter aan de man opgelegde contactverbod lijkt alleen te zijn gebaseerd op een verklaring van de vrouw. De man heeft daartegen direct hoger beroep ingesteld.
De vrouw geeft aan dat zij al jaren te maken heeft met ernstige mishandeling door de man en dat ook [minderjarige] het slachtoffer is van mishandeling. Zij is onder het voorwendsel om met [minderjarige] een museum te bezoeken deze zomer naar Roemenië gereisd om zichzelf en [minderjarige] in veiligheid te stellen. De vrouw heeft in Roemenië een (Europees) contactverbod voor de man verzocht en dit is toegekend voor de duur van zes maanden. Zij wil graag met [minderjarige] terugkeren naar Nederland als dit op een veilige manier kan. De vrouw heeft hierdoor behoefte aan toevertrouwing van [minderjarige] en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat een van beide partijen de echtelijke woning zal moeten verlaten, omdat het in de gegeven situatie ondenkbaar is dat partijen samen met [minderjarige] in de woning kunnen verblijven. De rechtbank stelt voorop dat zowel de man als de vrouw er belang bij heeft om met uitsluiting van de ander gebruik te kunnen maken van de echtelijke woning. Dat betekent dat de rechtbank in deze procedure een belangenafweging moet maken. Doorslaggevend bij die belangenafweging is in dit geval aan wie [minderjarige] voor de duur van de scheidingsprocedure moet worden toevertrouwd.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij aan de vrouw wordt toevertrouwd. De omstandigheid dat de vrouw in juli 2025 onverwachts en zonder overleg met de man met [minderjarige] naar Roemenië is vertrokken en ook nu nog niet met [minderjarige] naar Nederland is teruggekeerd, is kwalijk en niet in het belang van [minderjarige] . Deze beslissing van de vrouw is in het licht van het in Roemenië door de vrouw verkregen contactverbod tegen de man en het door de vrouw ervaren gevoel van onveiligheid echter wel te begrijpen. In ieder geval brengt deze omstandigheid naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat [minderjarige] , zoals de man lijkt te menen, om díe reden nu aan de man zou moeten worden toevertrouwd. Gelet op het karakter van deze voorlopige voorzieningenprocedure gaat de rechtbank uit van de huidige feitelijke situatie en die situatie wil de rechtbank voor [minderjarige] zo min mogelijk wijzigen. De vrouw heeft de afgelopen maanden uitsluitend voor [minderjarige] gezorgd en heeft ook daarvoor altijd een belangrijk deel van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] voor haar rekening genomen. Niet is gebleken dat de vrouw vanwege gezondheidsredenen of haar werk niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De vrouw heeft hierover verklaringen van een arts en haar werkgever overgelegd. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat hij met zijn moeder in de voor hem bekende omgeving kan terugkeren en zo spoedig mogelijk zijn vertrouwde leven en school in [plaats 2] kan hervatten.
De rechtbank zal daarom [minderjarige] in deze procedure toevertrouwen aan de vrouw en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toekennen. De betreffende verzoeken van de man zullen worden afgewezen.
Het verzoek om te bepalen dat dit uitsluitend gebruik ‘met inbegrip van de inboedel’ is, zal de rechtbank bij gebrek aan belang afwijzen. Bij toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan een partij is die partij ook uitsluitend gerechtigd tot de tot die woning behorende inboedelgoederen.
Voorlopige zorgregeling
De rechtbank constateert dat geen van partijen voorafgaand aan de zitting een voorlopige zorgregeling heeft verzocht, ondanks dat beide partijen om de toevertrouwing van [minderjarige] hebben verzocht. Op de zitting heeft de man aanvullend subsidiair verzocht om een voorlopige zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] de helft van de tijd bij hem is en meer subsidiair om een regeling waarbij [minderjarige] in ieder geval in het weekend bij de man is.
De rechtbank overweegt als volgt. Van de zijde van de vrouw zijn er ernstige beschuldigen gedaan richting de man. De man betwist die beschuldigingen. De rechtbank kan op basis van de stukken niet vaststellen in hoeverre de beschuldigingen van de vrouw waar zijn. De rechtbank constateert dat er in Roemenië een contactverbod is uitgesproken op verzoek van de vrouw ten laste van de man. De man is daartegen in hoger beroep gegaan. Op dit moment speelt er heel veel tussen partijen. De rechtbank acht het van belang dat de vrouw en [minderjarige] zo spoedig mogelijk terugkeren naar Nederland, dat er een melding wordt gedaan bij Veilig Thuis en dat partijen met Veilig Thuis veiligheidsafspraken gaan maken. Met hulpverlening, bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin, zullen er afspraken over het contact tussen de man en [minderjarige] moeten worden gemaakt. Op dit moment ziet de rechtbank geen mogelijkheid om een voorlopige zorgregeling voor [minderjarige] en de man vast te stellen, zodat de rechtbank het verzoek van de man hiertoe zal afwijzen.
Voorlopige kinderalimentatie
Het verzoek van de man ten aanzien van een voorlopige kinderalimentatie is gebaseerd op de veronderstelling dat [minderjarige] aan hem zou worden toevertrouwd. Nu [minderjarige] aan de vrouw wordt toevertrouwd en er geen voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld, komt de rechtbank niet toe aan dit verzoek van de man.
Voorlopige partneralimentatie
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige partneralimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Daarbij is het uitgangspunt dat een summier onderzoek wordt gedaan en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de actuele situatie, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft.
Bij de vaststelling van de partneralimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen 2025 (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
Lotsverbondenheid
De vrouw voert aan dat zij jarenlang psychisch en lichamelijk door de man is mishandeld, waardoor de lotsverbondenheid tussen hen is doorbroken en de man daarom geen aanspraak kan maken op een bijdrage van de vrouw in zijn levensonderhoud. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, omdat de man de beschuldigingen van de vrouw heeft betwist en in deze voorlopige voorzieningenprocedure geen ruimte is voor nader onderzoek op dat punt.
Behoefte man
De rechtbank zal de behoefte van de man vaststellen aan de hand van de zogeheten hofnorm, inhoudende dat de behoefte van de alimentatiegerechtigde kan worden gelijkgesteld aan 60% van het NBI van partijen ten tijde van hun uiteengaan, minus de kosten van [minderjarige] . Voor het bepalen van de behoefte van de man berekent de rechtbank eerst het NBI van partijen in 2025, uitgaande van de tarieven van de periode 2025-II.
De man ontving het eerste half jaar van 2025 een WW-uitkering van € 2.382,- per maand. Hij heeft op de zitting verklaard dat hij in juli 2025 in loondienst is getreden en ongeveer hetzelfde bedrag aan inkomen ontvangt. Aangezien de man ten tijde van de zitting nog geen loonstrook had ontvangen, zal de rechtbank uitgaan van deze verklaring van de man en daarmee uitgaan van een inkomen van € 2.382,- per maand. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 2.338,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aan de zijde van de vrouw gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 113.411,- per jaar, zoals volgt uit haar salarisstrook van juli 2025. Gelet op haar inkomen maakt de vrouw geen aanspraak op kindgebonden budget. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 5.680,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Het NBGI van partijen bedraagt daarmee (€ 2.338,- + € 5.680,- =) € 8.018,- per maand. Volgens de alimentatieberekening bedragen de kosten van [minderjarige] € 990,- per maand, zodat er bij de berekening van de behoefte van de man uit wordt gegaan van een NBGI van € 7.028,- per maand. Uitgaande van deze gegevens zou de behoefte van de man op grond van de hofnorm berekend worden op € 4.217,- netto per maand. Dit bedrag is iets hoger dan de door de man op de zitting gestelde huwelijksgerelateerde behoefte van € 3.600,- netto per maand, zodat de rechtbank van dat laatste bedrag, dus € 3.600,- netto per maand, zal uitgaan.
Aanvullende behoefte man
Op de netto behoefte van de man van € 3.600,- per maand moet zijn huidige NBI in mindering worden gebracht. Zoals hierboven is overwogen bedraagt het NBI van de man
€ 2.338,- per maand. De vrouw heeft betwist dat de man een aanvullende behoefte heeft en heeft daartoe aangegeven dat de man werkt en in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Uit de hierboven genoemde gegevens blijkt echter dat de man niet zelf volledig in zijn huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien en dus behoeftig is. Voor zover de vrouw heeft willen stellen dat aan de man verdiencapaciteit moet worden toegekend, gaat de rechtbank daar in het kader van deze voorlopige voorzieningenprocedure aan voorbij.
De aanvullende behoefte van de man bedraagt dus (€ 3.600,- minus € 2.338,- =) € 1.262,- netto per maand, zijnde € 2.460,- bruto per maand.
Draagkracht vrouw
Bij de berekening van de financiële draagkracht van de vrouw zal de rechtbank uitgaan van dezelfde inkomensgegevens als bij de berekening van de behoefte. Rekening houdend met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 5.929,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De rechtbank zal, in lijn met het rapport van 2025, de draagkracht vaststellen aan de hand van de formule 60% [NBI – (0,3 x NBI + 1310)]. Bij een NBI van € 5.929,- resulteert dit in een draagkracht van de vrouw van € 1.704,- per maand. Hierop worden in mindering gebracht de kosten die de vrouw voor [minderjarige] heeft. Zoals hierboven overwogen bedragen de kosten voor [minderjarige] € 990,- per maand en draagt de vrouw deze kosten op dit moment volledig. Daarmee resteert een draagkracht voor een voorlopige partneralimentatie van
€ 714,- per maand. Gebruteerd komt dit neer op € 1.142,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Omdat de aanvullende behoefte van de man per maand hoger is dan de draagkracht van de vrouw, wordt de vast te stellen bijdrage in het levensonderhoud van de man begrensd tot de hoogte van de draagkracht van de vrouw.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum de datum van deze beschikking hanteren en niet de datum van het verzoek van de man zoals verzocht, omdat op de zitting is gebleken dat de man niet bijdraagt in de lasten van de echtelijke woning en tot op heden dus geen woonlasten heeft gehad. Er is dan geen reden om de man met terugwerkende kracht een voorlopige partnerbijdrage toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat met ingang van 26 september 2025 de vrouw aan de man een voorlopige partneralimentatie van € 1.142,- bruto per maand zal betalen. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
bepaalt dat de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ;
aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
*
bepaalt dat de vrouw aan de man, met ingang van 26 september 2025, voorlopig een partneralimentatie van € 1.142,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 26 september 2025.