In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 9 oktober 2025. De zaak betreft een betrokkene, geboren in 1990, die momenteel verblijft in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg. De officier van justitie verzocht om voortzetting van de crisismaatregel die op 8 oktober 2025 was genomen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er op dat moment geen sprake meer was van een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de situatie van de betrokkene is gestabiliseerd en dat er geen psychotische symptomen meer waarneembaar zijn. De betrokkene heeft aangegeven dat hij geen redenen ziet om de crisismaatregel voort te zetten en zijn advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet aanwezig zijn, en heeft het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter H.J.M. Bellekom, bijgestaan door griffier E.J. Balk, en is uitgesproken ter openbare zitting.