ECLI:NL:RBDHA:2025:19405

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.26901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Pakistaanse biseksuele man door de Rechtbank Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Pakistaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 27 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die op 11 juni 2025 door verweerder als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 30 september 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser, geboren in 1999, behoort tot de Punjabi bevolkingsgroep en heeft verklaard biseksueel te zijn, wat in Pakistan niet wordt geaccepteerd. Hij en zijn partner zijn gevlucht na bedreigingen van de familie van zijn partner.

De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, ondanks zijn culturele achtergrond en introverte karakter. Verweerder heeft de asielmotieven van eiser beoordeeld en het eerste motief als geloofwaardig geacht, maar het tweede motief, dat betrekking heeft op zijn biseksualiteit, als ongeloofwaardig. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens en ervaringen met betrekking tot zijn biseksualiteit en dat verweerder op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26901

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 27 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Als tolk is verschenen A. Sareen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Asielrelaas
2. Eiser heeft de Pakistaanse nationaliteit, behoort tot de Punjabi bevolkingsgroep en is geboren op [geboortedatum] 1999. Eiser heeft verklaard dat hij biseksueel is en de Pakistaanse maatschappij dat niet accepteert. Hij en zijn partner zijn door de neven van zijn partner betrapt toen zij met elkaar kletsten. Hierop zijn eiser en zijn partner vertrokken uit Pakistan. Nadat eiser en zijn vriend waren vertrokken, heeft de familie van zijn vriend de broer van eiser aangevallen. Eiser stelt te vrezen voor de familie van zijn vriend en voor zijn eigen familie.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst (ook wel het eerste asielmotief);
de problemen vanwege eisers biseksuele geaardheid (ook wel het tweede asielmotief).
3.1.
Verweerder vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. Verweerder vindt het tweede asielmotief niet geloofwaardig, omdat eisers verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [1] Verweerder vindt verder dat eiser bij terugkeer naar Pakistan geen gegronde vrees voor vervolging heeft en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Allereerst stelt eiser dat er in de besluitvorming niet kenbaar rekening is gehouden met zijn complete referentiekader, zoals zijn culturele achtergrond als Punjabi en zijn introverte karakter. Verder blijkt uit het gehoorrapport dat eiser moeite had met de vragen en de beantwoording ervan. Eiser stelt verder dat ten onrechte het tweede asielmotief ongeloofwaardig is geacht. Voor een aantal van verweerders tegenwerpingen geeft eiser een verklaring in zijn beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot deze conclusie komt.
Herhaald en ingelast
6. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser eerder in zijn asielprocedure naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende kenbaar rekening heeft gehouden met eisers referentiekader.
7.1.
In het voornemen is het referentiekader geschetst. Verweerder heeft tegen de achtergrond van dit referentiekader gemotiveerd uiteengezet wat van eiser verwacht mag worden in zijn verklaringen over zijn gedachten en gevoelens ten aanzien van zijn biseksuele geaardheid. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat ook van iemand met een ‘bescheiden referentiekader’ enige authenticiteit in de verklaringen verwacht mag worden. Dat eiser introvert is en vanwege zijn culturele achtergrond het niet gewend is om over zijn gevoelens te praten, betekent niet dat hij in het geheel geen authentieke verklaringen af zou kunnen leggen.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser de ruimte gekregen om zijn verhaal in zijn eigen woorden te doen. Uit het nader gehoor blijkt dat verweerder op momenten waarop eiser geen antwoord gaf op de vraag, hem hierop heeft gewezen en de vraag opnieuw of op een andere manier heeft gesteld waarop eiser vervolgens wel antwoord geeft op de vraag. Eiser is meermaals en op verschillende manieren uitgenodigd om over zijn gevoelens ten aanzien van zijn biseksuele geaardheid te praten. [3] Eiser heeft niet onderbouwd op welke manier er meer rekening gehouden had moeten worden met zijn referentiekader en op welke concrete punten verweerder daarin tekort is geschoten. De verwijzing door eiser naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 26 april 2023, in een zaak waarin is geoordeeld dat er onvoldoende rekening was gehouden met het referentiekader, slaagt derhalve niet.
Mocht verweerder het tweede asielmotief ongeloofwaardig vinden?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het tweede asielmotief ongeloofwaardig geacht.
8.1.
Verweerder heeft allereerst mogen tegenwerpen dat eiser geen inzicht heeft gegeven in hoe hij zich realiseerde dat hij ook op mannen valt en wat dit met hem deed. Eisers stelling dat hij onder andere op pagina 10 en 11 van het nader gehoor weldegelijk zijn gevoelens authentiek heeft beschreven, volgt de rechtbank niet. Aan eiser is meermaals de vraag gesteld wat er door hem heen ging toen hij ontdekte dat hij ook op mannen valt. Eiser heeft daarop enkel geantwoord dat hij [naam 2] leuk vond, maar bang was om het hem te vertellen. [4] Ook heeft hij verklaard dat hij het vreemd vond, maar het met [naam 2] fijn voelde. [5] Verweerder heeft voorgaande verklaringen kunnen aanmerken als oppervlakkig en summier nu ze geen inzicht geven in de gevoelens en gedachten van eiser.
8.2.
Verweerder heeft zich verder op pagina 5 tot en met 7 van het voornemen voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser geen inzicht heeft gegeven in wat het met hem deed dat zijn biseksualiteit in de Pakistaanse maatschappij niet wordt geaccepteerd en dat hij het niet met de buitenwereld kon delen.
8.3.
Verweerder heeft daarnaast mogen vinden dat eisers verklaringen over zijn relatie met [naam 2] en [naam 3] niet overtuigen. Zo heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarin zijn relatie met [naam 2] verschilde van een gewone vriendschap. Eisers verklaring dat hij het leuk vond dat [naam 2] een natuurlijke uitstraling had, altijd de waarheid sprak, jonger was en dat zij samen aten en dezelfde kleding en tassen droegen [6] , heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Eisers stelling dat hij wel heeft verklaard over zijn persoonlijke beleving, omdat hij heeft verklaard over de angst voor een ontdekking, leidt volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit geen inzicht geeft in de liefdesrelatie met [naam 2] . Daarnaast heeft verweerder mogen vinden dat eisers verklaringen over zijn relatie met [naam 3] niet te volgen zijn. Eisers betoog dat verweerder heeft miskend dat er ten tijde van het nader gehoor geen sprake was van wederzijdse liefde maar later wel, slaagt niet. Dit verklaart namelijk niet waarom eiser oppervlakkig heeft verklaard over de persoon [naam 3] . Dat eiser intussen met hem zou samenwonen, maakt het voorgaande niet anders.
8.4.
Eiser stelt dat niet meer van hem verwacht kan worden omdat hij ten tijde van de ontdekking van zijn biseksuele geaardheid zeer jong was en verwijst hierbij naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 24 november 2021. [7] De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep op deze uitspraak voorgaande conclusies niet anders maakt. Daarbij heeft verweerder in het geval van eiser van belang mogen achten dat eiser vanaf zijn zestiende een paar jaar een relatie heeft gehad met [naam 2] . Bovendien was de vreemdeling in de door eiser ingeroepen uitspraak 11 of 12 jaar oud toen hij voor het eerst gevoelens kreeg voor een man. Eiser was 15 jaar oud.
8.5.
De rechtbank kan eiser volgen in zijn betoog dat niet van hem verwacht hoeft te worden dat hij contacten onderhoudt met LHBTI-groepen in Nederland. Verweerder heeft echter wel mogen tegenwerpen dat eiser beperkte kennis heeft van de situatie van LHBTI’s in Nederland. Zo heeft eiser verklaard dat hij niet weet welke rechten en bescherming LHBTI’s in Nederland hebben, maar dat hij op YouTube heeft gezien dat ze dezelfde rechten hebben en worden beschermd. [8] Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat eiser meer dan drie jaar in Nederland is en het in de rede had gelegen dat hij enig onderzoek had gedaan naar de positie van LHBTI’s in Nederland. Dat eiser de naam van de gaybar, waar hij naar eigen zeggen regelmatig komt, niet kon noemen, heeft verweerder ook kunnen tegenwerpen. Dat de naam volgens eiser moeilijk te onthouden is, biedt daartoe onvoldoende verklaring.
8.6.
Eiser wordt gevolgd in zijn stelling dat niet aan hem tegengeworpen kon worden dat hij voor zijn vertrek uit Pakistan geen hulp heeft gezocht bij de belangenorganisatie [organisatie] . Echter, verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat het feit dat eiser niet weet of er belangenorganisaties zijn in Pakistan die opkomen voor de rechten van LHBTI’s afdoet aan de geloofwaardigheid van het asielmotief. Verwacht had kunnen worden dat eiser hier enig onderzoek naar had gedaan voordat hij zijn land heeft verlaten.
9. In het verlengde daarvan heeft verweerder de problemen die voortvloeien uit eisers biseksuele geaardheid ongeloofwaardig mogen vinden. Daarbij heeft verweerder ook kunnen tegenwerpen dat niet duidelijk is waar [naam 2] en eiser precies van beschuldigd werden in Pakistan.
10. Verweerder heeft ter zitting de passage uit het bestreden besluit over de beschieting van eisers broer laten vallen. [9] De rechtbank begrijpt het betoog van verweerder zo dat aan de overgelegde documenten die zien op eisers broer geen doorslaggevend gewicht kan worden toegekend, omdat eisers naam hier niet in voorkomt en deze documenten geen grond bieden om in weerwil van zijn oppervlakkige verklaringen toch van zijn biseksuele geaardheid uit te gaan. De rechtbank kan verweerder hierin volgen.
11. Eisers beroepsgronden slagen daarom niet.

Conclusie en gevolgen

12. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiser terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.H. van der Velden, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, zesde lid, onder c, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie bijvoorbeeld p. 10 en 11, nader gehoor van 27 mei 2025.
4.Nader gehoor van 27 mei 2025, p. 11.
5.Nader gehoor van 27 mei 2025, p. 42.
6.Nader gehoor van 27 mei 2025, p. 14-16.
7.Uitspraak van de Afdeling van bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 november 2024, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
8.Nader gehoor van 27 mei 2025, p. 23.
9.P. 6, alinea 3.