ECLI:NL:RBDHA:2025:19426
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door de minister van Asiel en Migratie met betrekking tot eiseres van Pakistaanse nationaliteit
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een visum kort verblijf. Eiseres, van Pakistaanse nationaliteit, heeft op 19 oktober 2023 een aanvraag ingediend om haar familie in Nederland te bezoeken. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 2 november 2023 afgewezen, met als reden dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij tijdig Nederland zal verlaten voor het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 23 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiseres als de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om Nederland tijdig te verlaten. Eiseres heeft geen betaalde baan en haar economische binding met Pakistan is onvoldoende aangetoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een ruime beoordelingsmarge heeft bij het bepalen van de weigeringsgronden voor een visum en dat de rechtbank het bestreden besluit slechts terughoudend kan toetsen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van zodanige sociale en economische binding met Pakistan dat een tijdige terugkeer gewaarborgd is.
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, maar de rechtbank oordeelt dat de minister het bezwaar kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren zonder eiseres te horen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.