ECLI:NL:RBDHA:2025:19434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.40078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard; Zuid-Korea als veilig derde land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet honoreren van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Chinese nationaliteit, heeft op 25 juli 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 15 augustus 2025 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 30 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiseres heeft aangevoerd dat zij lid is van de kerk van de Almachtige God en vreest voor vervolging in China. De rechtbank oordeelt dat verweerder Zuid-Korea als veilig derde land heeft kunnen beschouwen, omdat eiseres een band met Zuid-Korea heeft en er geen bewijs is dat Zuid-Korea onveilig voor haar is. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.40078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.L. van de Glind),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N.F. van der Gouw).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet honoreren van haar asielaanvraag.
1.1.
Eiseres heeft op 25 juli 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Verweerder heeft op 26 september 2025 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, Y. He als tolk, en de gemachtigde van verweerder. Verder was mr. R. Loonen aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Verzoek om heropening
2. Op 13 oktober 2025 heeft eiseres onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2025 (202501137/1/V2) verzocht om heropening. De rechtbank heeft in deze Afdelingsuitspraak geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen.
Waar gaat deze zaak over?
Asielrelaas
3. Eiseres heeft de Chinese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1999. Eiseres heeft verklaard dat zij lid is van de kerk van de Almachtige God. Eiseres heeft China in 2018 verlaten, omdat er in haar omgeving geloofsgenoten werden opgepakt en de plek waar zij ondergedoken zat was verraden. De kerk van de Almachtige God is verboden in China. Eiseres vreest daarom bij een terugkeer naar China gemarteld of vermoord te worden.
Het bestreden besluit
3.1.
Verweerder vindt dat Zuid-Korea voor eiseres als veilig derde land kan worden beschouwd. Eiseres heeft allereerst een band met Zuid-Korea. Ook is het volgens verweerder aannemelijk dat eiseres opnieuw tot Zuid-Korea zal worden toegelaten. Bovendien is niet gebleken dat Zuid-Korea voor eiseres niet veilig is. Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. [1] Ook dient eiseres onmiddellijk te vertrekken naar Zuid-Korea en is een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van een band met Zuid-Korea. Voor zover er al een band zou zijn, is deze niet significant. Ook stelt zij zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat zij toegang heeft tot Zuid-Korea. Verder voert eiseres aan dat Zuid-Korea niet veilig is voor haar, nu de asielprocedure structurele tekortkomingen kent. Ook doet eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat verweerder in andere zaken van Chinese asielzoekers met verblijf in Zuid-Korea en lidmaatschap van de kerk van de Almachtige God geen veilig derde land heeft tegengeworpen. Tot slot is eiseres van mening dat het terugkeerbesluit en het daarop gebaseerde inreisverbod geen dragende grondslag hebben.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk kon verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Herhaald en ingelast
6. Eiseres voert aan dat de zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder en in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom zij van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
Mocht verweerder Zuid-Korea voor eiseres als veilig derde land beschouwen?
7. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw kan een asielaanvraag niet-ontvankelijk worden verklaard als een derde land voor de vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd. Om te beoordelen of van een vreemdeling verwacht kan worden dat hij of zij terugkeert naar een veilig derde land, moet er aan de volgende drie vereisten worden getoetst: de vreemdeling wordt behandeld volgens de beginselen genoemd in artikel 3.106a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), de vreemdeling heeft banden met dat land die maken dat het redelijk is om van hem of haar te verlangen daarnaar terug te keren en de vreemdeling kan daadwerkelijk terugkeren naar het derde land.
Mocht verweerder vinden dat eiseres een band heeft met Zuid-Korea?
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres een zodanige band heeft met Zuid-Korea dat het voor haar redelijk is om terug te gaan. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt dat verweerder alle relevante omstandigheden van het verblijf van eiseres in Zuid-Korea bij de beoordeling van het bandvereiste heeft betrokken. Zo heeft verweerder meegewogen dat eiseres, naast haar jarenlange verblijf in het land, voldoende bestaansmiddelen heeft kunnen opbouwen, de Koreaanse taal enigszins spreekt en sociale contacten en huisvesting had in het land. Gelet op voorgaande, slaagt het betoog van eiseres dat verweerder geen individuele beoordeling heeft gemaakt van de relevante omstandigheden niet. Dat zij geen sociale contacten zou hebben onderhouden met Zuid-Koreanen en enkel op illegale basis zou hebben gewerkt, wat daar ook van zij, maakt niet dat niet in alle redelijkheid van haar verlangd mag worden dat zij naar het land terugkeert. Dat haar geloofsgenoten, naar eiseres stelt, Zuid-Korea ook zouden willen verlaten, waardoor haar netwerk daar volgens haar in zoverre dreigt te verdwijnen, heeft zij niet onderbouwd en is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Mocht verweerder vinden dat eiseres toegang heeft tot Zuid-Korea?
7.2.
Als verweerder aan zijn besluit ten grondslag legt dat een land voor een vreemdeling een veilig derde land is, moet hij aannemelijk maken dat die vreemdeling wordt toegelaten tot dat land en moet hij daarvoor aan de hand van informatie uit algemene bronnen, of op basis van de verklaringen van die vreemdeling, redenen aandragen waarom toelating in beginsel mogelijk moet zijn. Vervolgens is het aan de vreemdeling om met tegenbewijs te komen door voldoende twijfel te zaaien dat de door verweerder geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot dat land in zijn geval niet aanwezig zijn. Daarnaast is het aan de vreemdeling om inspanningen te verrichten om daadwerkelijk te worden toegelaten tot het veilige derde land, tenzij niet van hem kan worden verlangd dat hij opnieuw probeert toegang tot en verblijf in dat land te krijgen. [2]
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres tot Zuid-Korea zal worden toegelaten. Verweerder heeft van belang mogen achten dat eiseres tweemaal eerder is toegelaten tot Zuid-Korea. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat op de website van de Zuid-Koreaanse immigratiedienst verschillende mogelijkheden staan genoemd om als Chinees staatsburger toegelaten te worden tot Zuid-Korea [3] en het land zelfs een visumvrij gebied voor Chinezen kent, namelijk Jeju Do. [4] Daarmee heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat toegang voor eiseres tot Zuid-Korea in beginsel mogelijk moet zijn. Het is vervolgens aan eiseres om dit standpunt te weerleggen. Eiseres is hierin niet geslaagd. Dat eiseres tevergeefs bij de ambassadeur van Zuid-Korea heeft geïnformeerd of zij toegang heeft tot het land doet aan voorgaande niet af, omdat uit het gestelde uitblijven van een reactie niet kan worden afgeleid dat haar geen toegang wordt verleend. Tot slot wijst verweerder er terecht op dat aan eiseres geen inreisverbod is opgelegd gekregen.
Mocht verweerder vinden dat Zuid-Korea veilig is voor eiseres?
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder vinden dat Zuid-Korea veilig is voor eiseres.
7.4.1.
Allereerst heeft verweerder Zuid-Korea in zijn algemeenheid als een veilig derde land kunnen aanmerken. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat uit het Informatiebericht 2020/165 [5] en de daarin genoemde bronnen blijkt dat Zuid-Korea in zijn algemeenheid als veilig derde land kan worden beschouwd. In de verwijzingen naar de rapportages van Amnesty International [6] en NANCEN [7] heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat niet langer van het informatiebericht kan worden uitgegaan. Dat het land een laag inwilligingspercentage heeft en naar gesteld strenge immigratie- en vluchtelingenprocedures kent, betekent niet per definitie dat Zuid-Korea eiseres niet overeenkomstig de beginselen als genoemd in artikel 3.106a, eerste lid, van het Vb zal behandelen. Bovendien is niet gebleken dat eiseres bij eventuele problemen in de asielprocedure niet kan klagen bij de Zuid-Koreaanse autoriteiten of dat dit bij voorbaat kansloos zou zijn. Het betoog van eiseres dat de rechtsbescherming niet effectief is, omdat de Zuid-Koreaanse regering in beroep is gegaan tegen het besluit van het Constitutioneel Hof van Zuid-Korea om bepaalde bepalingen ongrondwettig te verklaren, hoefde verweerder geen aanleiding te geven voor een andere conclusie. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat hieruit juist blijkt dat de rechtelijke controle in Zuid-Korea aanwezig is en onafhankelijk opereert.
7.4.2.
Verweerder heeft zich ook op het standpunt mogen stellen dat Zuid-Korea voor eiseres persoonlijk een veilig derde land is. Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat eiseres meerdere malen asiel heeft kunnen aanvragen en niet is gebleken dat de asielprocedure niet overeenkomstig de hiervoor genoemde beginselen is uitgevoerd. Verder hebben rechtelijke instanties de besluiten op de asielaanvragen beoordeeld en is niet gebleken dat eiseres in Zuid-Korea geen toegang had tot basisvoorzieningen. In de door eiseres overgelegde stukken is evenmin grond gelegen om aan te nemen dat Zuid-Korea haar verdragsverplichtingen niet nakomt. Verweerder heeft er in dit kader overigens terecht op gewezen dat eiseres niet alle stukken van haar asielprocedures en rechtelijke procedures heeft overgelegd en heeft er ook op kunnen wijzen dat eiseres in 2023 vanwege haar veiligheid vanuit Ecuador is teruggekeerd naar Zuid-Korea. De omstandigheid dat eiseres een brief heeft gekregen waarin vermeld staat dat zij op dit moment niet mag werken in het land en kan worden verwijderd als zij dat wel doet, maakt ook niet dat Zuid-Korea voor haar geen veilig derde land is. Over de aard en achtergrond van deze brief is niets bekend en niet is gebleken dat zij bij eventuele schendingen van haar rechten niet kan klagen bij de Zuid-Koreaanse autoriteiten of dat dit bij voorbaat zinloos is. Daarbij komt dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij niet bekend is met gedwongen uitzettingen door de Zuid-Koreaanse autoriteiten. [8]
Beroep op het gelijkheidsbeginsel
7.5.
Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar zaken van andere Chinese aanhangers van de kerk van de Almachtige God die een periode in Zuid-Korea hebben verbleven en waarbij Zuid-Korea niet als veilig derde land is aangemerkt, slaagt niet. Los van de vraag in hoeverre de aangehaalde zaken verschillen van onderhavige zaak, mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat het hem vrijstaat om, anders dan eerst, nu wel te toetsen aan deze niet-ontvankelijkheidsgrond. De rechtbank acht daarbij van belang dat artikel 30a Vw een niet-dwingende bepaling is en dat verweerder daarom bij de beantwoording van de vraag of hij toepassing geeft aan deze grond op dit punt een eigen (gewijzigde) afweging mag maken.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een vertrektermijn heeft mogen onthouden bij het opleggen van het terugkeerbesluit. Anders dan eiseres betoogt, mocht verweerder de in het voornemen en besluit genoemde gronden aan het besluit ten grondslag leggen en zijn deze voldoende om aan eiseres een vertrektermijn te onthouden. Hieruit blijkt namelijk dat er een risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.H. van der Velden, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, ov. 6 en 2 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:421, ov 3.
3.https://www.immigration.go.kr/immigration/index.do en
4.Korea Visa Portal,
5.Werkinstructie 2020/65, Zuid-Korea: Informatie ter beoordeling van ‘veilig derde land’, 7 oktober 2020.
6.Amnesty International Report 2020/21: The State of the World’s Human Rights; South Korea 2020, 7 april 2021.
7.NANCEN (Refugee Rights Center): Report on the Rights of Refugees in South Korea, 31 december 2023, p. 9.
8.Nader gehoor, p. 34.