ECLI:NL:RBDHA:2025:19442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/691830 / JE RK 25-1628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2025 een beschikking gegeven over een schriftelijke aanwijzing die was opgelegd aan de moeder van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.O. Zengin, verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, te laten vervallen. De aanleiding voor de schriftelijke aanwijzing was een incident van verbaal en fysiek geweld tussen de ouders in augustus 2025, waarbij de vader de moeder had mishandeld. De moeder stelde dat zij niets had gedaan om de belangen van de minderjarige in gevaar te brengen en dat de gecertificeerde instelling de vader niet voldoende had aangepakt. De kinderrechter heeft de procedure en de feiten zorgvuldig beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarige en dat de moeder zich had gehouden aan de veiligheidsafspraken, ondanks praktische belemmeringen. De kinderrechter oordeelde dat het in stand houden van de schriftelijke aanwijzing niet in het belang van de minderjarige was en verklaarde deze dan ook vervallen. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de moeder en de gecertificeerde instelling voor de opvoeding van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/691830 / JE RK 25-1628
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S.O. Zengin uit Den Haag,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 september 2025;
- het verweerschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen ontvangen op 3 oktober 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
Het geregistreerd partnerschap van de ouders is ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 juni 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 2 juli 2026.
2.5.
De gecertificeerde instelling heeft op 5 september 2025 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
1.
[minderjarige] mag onder geen enkele omstandigheid getuige zijn van verbaal of fysiek geweld tussen ouders. De jeugdbeschermers ontvangen geen signalen van [minderjarige] , ouders en/of derden (zoals school, netwerk of hulpverlening) dat [minderjarige] getuige is geweest van geweld.
2.
Ouders hebben geen direct fysiek contact met elkaar, als [minderjarige] erbij is.
3.
Ouders bespreken spanningsvolle onderwerpen alleen in aanwezigheid van steunend, (in)formeel netwerk. Zij weten zelf welke personen uit het netwerk hierin ondersteunend zijn. [minderjarige] is niet aanwezig bij dergelijke gesprekken.
Voorbeelden van spanningsvolle onderwerpen:
Beslissingen over schoolkeuze of medische zorg;
Verschillen in opvoedstijl of regels bij de ene ouder versus de andere;
Onenigheid over wie wanneer voor [minderjarige] zorgt (zorgregeling);
Beschuldigingen over het niet nakomen van afspraken;
Verwijten over elkaars gedrag (verleden/heden);
Discussies over wat wel of niet via het overdrachtsschriftje moet worden gedeeld;
Financiële kwesties, zoals alimentatie.
4.
Bij oplopende spanning tijdens fysiek of online contact stoppen ouders het gesprek. Ze benoemen dat ze spanning ervaren en nemen contact op met hun steunfiguur.
5.
Ouders spreken niet negatief over de andere ouder tegen [minderjarige] en doen geen emotioneel belastende uitspraken. De jeugdbeschermers ontvangen geen signalen van [minderjarige] , ouders en/of derden (zoals school, netwerk of hulpverlening) dat dit heeft plaatsgevonden.
6.
Ouders belasten [minderjarige] niet met de afspraken die de jeugdbeschermers met hen heeft gemaakt. Ouders zeggen bijvoorbeeld niet dat bepaalde dingen niet mogen van de [zorginstantie] . [minderjarige] is te jong om te begrijpen hoe deze processen werken en mag hier op deze manier niet bij betrokken worden.
Wat ouders kunnen zeggen:
Soms vinden grote mensen het moeilijk om rustig met elkaar te praten en dan is het goed om even niet met elkaar te praten ofte zijn. We vinden het lief datje iets met ons allebei wil doen, maar dat lukt niet altijd. We houden allebei van jou, we gaan kijken hoe we het toch leuk voor je kunnen maken.
7.
Bij het ophalen van [minderjarige] wacht vader beneden bij de portiekdeur. Moeder blijft boven en stuurt [minderjarige] zelfstandig naar beneden. Bij terugkomst gebeurt dit in omgekeerde volgorde.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling geheel vervallen te verklaren en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verzoek is door en namens de moeder, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. De moeder merkt op dat zij zich kan verenigen met de opmerkingen met betrekking tot de noodzaak van het nakomen van de veiligheidsafspraken van de gecertificeerde instelling, in die zin dat zij logischerwijs ook vindt dat [minderjarige] geen getuige zou moeten zijn van verbaal of fysiek geweld tussen ouders en dat de ouders bij oplopende spanning moeten stoppen met het gesprek. Echter, de moeder kan zich niet verenigen met het feit dat de schriftelijke aanwijzing (ook) aan haar wordt opgelegd. Een schriftelijke aanwijzing wordt opgelegd wanneer een ouder wegens concrete gedragingen het belang van het kind onder druk zet. De schriftelijke aanwijzing heeft als doel deze gedragingen te doen stoppen in het belang van het kind. De gecertificeerde instelling heeft aan de moeder een schriftelijke aanwijzing opgelegd als gevolg van een incident dat tussen de ouders heeft plaatsgevonden in het weekend van 16 augustus 2025. De moeder heeft in het weekend van 16 augustus 2025 echter niets gedaan waardoor de belangen van [minderjarige] mogelijk in het geding zouden kunnen komen. Tijdens dit incident heeft de vader de moeder verbaal en fysiek mishandeld. De moeder heeft geprobeerd de situatie te de-escaleren en om [minderjarige] buiten het conflict te houden, door hem achter een auto te zetten zodat hij de mishandeling niet zou zien. De vader heeft hiernaast per e-mailbericht 19 augustus 2025 erkend dat de fout van het incident bij hem lag. De moeder vindt het onbegrijpelijk dat haar een maatregel wordt opgelegd, terwijl het de vader is die een onveilige situatie heeft gecreëerd voor [minderjarige] en moeder. Naar moeders inziens zou de gecertificeerde instelling de vader consequenter moeten aanpakken en de moeder meer moeten beschermen tegen hem. De moeder doet binnen haar kunnen ontzettend haar best, maar heeft te maken met veel belemmeringen en praktische zaken die het soms moeilijk maken om de zorg voor [minderjarige] volledig te dragen. Zo heeft de moeder zeer onregelmatige diensten en heeft zij geen netwerk dat haar kan helpen.
Hiernaast heeft de schriftelijke aanwijzing in het kader van de start van de samenwerking met de nieuwe jeugdbeschermers tussen de moeder en de gecertificeerde instelling juist een averechts effect, en is deze daarom niet doelmatig. Het belang van [minderjarige] wordt hier niet door gediend. De moeder heeft eerder bij een andere jeugdbeschermingsinstantie een zeer schrijnende situatie meegemaakt waarbij sprake was van vervalsing van documenten, waardoor het vertrouwen van de moeder in jeugdbeschermingsinstanties ernstig is beschaamd. De moeder had de samenwerking met de nieuwe jeugdbeschermers met een schone lei willen starten.
De moeder zou verder graag hulp ontvangen van de gecertificeerde instelling in het vinden van een zorgoppas. Een reguliere oppas is voor de moeder geen optie, aangezien zij in staat moet zijn om te communiceren met de oppas. Om die reden moet er een zorgoppas gevonden worden voor [minderjarige] voor de momenten dat de moeder werkt.

4.De standpunten

4.1.
De vader staat achter het verzoek van de moeder. De vader erkent dat de schuld van het incident van het weekend van 16 augustus 2025 tussen hem en de moeder bij hem ligt. De vader wilde voor het omgangsmoment met [minderjarige] eerst slapen, want hij had een zware week gehad. De vader en de moeder hebben een goed gesprek gehad, waarin ook de veiligheidsafspraken zijn overwogen, voordat zij tot het plan kwam voor de vader om in het huis van de moeder te slapen. Er is vervolgens iets geknapt bij de vader, waardoor het incident heeft plaatsgevonden.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft schriftelijk en ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. De gecertificeerde instelling is van mening dat er geen gronden aanwezig zijn om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen en acht het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de schriftelijke aanwijzing onverkort van kracht blijft. De schriftelijke aanwijzing is gebaseerd op een incident dat zich heeft voorgedaan in het weekend van 16 augustus 2025. Voorafgaand aan dit incident zijn tijdens een groot overleg op 29 juli 2025 duidelijke veiligheidsafspraken met ouders gecommuniceerd, welke zijn aangescherpt en schriftelijk aan de ouders zijn verzonden op 13 augustus 2025. Voorafgaand hieraan heeft de gecertificeerde instelling op 24 juni 2025 ook veiligheidsafspraken opgesteld. In de veiligheidsafspraken is opgenomen dat de ouders een schriftelijke aanwijzing kunnen krijgen, als zij zich niet aan de veiligheidsafspraken zouden houden. De gecertificeerde instelling stelt vast dat zowel de vader als de moeder de gemaakte veiligheidsafspraken heeft geschonden, wat directe aanleiding was voor het opleggen van de schriftelijke aanwijzing. De moeder heeft in haar verzoekschrift zelf verklaard dat zij vader gedurende het betreffende weekend in haar woning heeft laten verblijven. Dit terwijl uitdrukkelijk is afgesproken dat de ouders geen direct contact met elkaar mogen hebben in het bijzijn van [minderjarige] . Dat de moeder stelt dat zij dit uit praktische overwegingen en met de beste bedoelingen heeft gedaan, neemt de schending en de daarmee gepaarde onveiligheid voor [minderjarige] niet weg. De gecertificeerde instelling voert verder aan dat zij na het incident actief geprobeerd heeft om een helder beeld te krijgen van de situatie. Op 18 augustus 2025 heeft de jeugdbeschermer zowel de moeder als de vader benaderd voor informatie. De vader heeft hierover uitspraken gedaan, maar de moeder heeft medewerking geweigerd. De gecertificeerde instelling neemt het de moeder kwalijk dat zij heeft geweigerd aan te geven wat er is gebeurd. Hierdoor kon de gecertificeerde instelling immers de veiligheid van [minderjarige] niet goed inschatten.
De gecertificeerde instelling ervaart de samenwerking met de moeder als moeizaam. De gecertificeerde instelling is bereid om een gesprek te voeren met de moeder en haar advocaat om de samenwerking te verbeteren.
De moeder stelt verder dat de gecertificeerde instelling onvoldoende ondersteuning biedt bij het beperken van haar contact met de vader, waaronder het vinden van een geschikte oppas. De gecertificeerde instelling stelt vast dat er geen concrete of herhaalde hulpvraag is gedaan met betrekking tot een zorgoppas. Wanneer de moeder de samenwerking aangaat en met een concrete hulpvraag komt, is de gecertificeerde instelling wel bereid de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken. Verder wordt in en door de schriftelijke aanwijzing zelf juist getracht het contact tussen ouders tot een minimum te beperken.

5.De beoordeling

Juridisch kader
5.1.
Ingevolge artikel 1:264, eerste lid, BW kan de met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren. Ingevolge het derde lid van het voornoemde artikel dient het verzoek binnen twee weken, met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt, te worden ingediend.
Op grond van artikel 1:263, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen.
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. De kinderrechter dient daarom te beoordelen of de gecertificeerde instelling bij de besluitvorming de algemene voorschriften over zorgvuldigheid, evenredigheid en een deugdelijke motivering in acht heeft genomen. Bij de beoordeling van de noodzaak om een schriftelijke aanwijzing te geven komt de gecertificeerde instelling een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de gecertificeerde instelling, beziet of in de gegeven omstandigheden voldoende grond bestaat om een schriftelijke aanwijzing te geven.
Inhoudelijke beoordeling
Ontvankelijkheid
5.3.
De kinderrechter stelt vast dat de advocaat van de moeder het verzoek binnen de termijn van twee weken heeft ingediend en dat de moeder een belanghebbende is. De moeder is dus ontvankelijk is in haar verzoek.
Bevoegdheid
5.4.
De kinderrechter overweegt als volgt. De schriftelijke aanwijzing is gegeven in het kader van de ondertoezichtstelling en betreft de uitvoering van de taak van de gecertificeerde instelling. Door de gecertificeerde instelling zijn, in samenspraak met de ouders, veiligheidsafspraken opgesteld in het belang van [minderjarige] in het kader van zijn verzorging en opvoeding. De veiligheidsafspraken zijn zeer duidelijk en concreet geformuleerd en meerdere malen aan de ouders gecommuniceerd. In deze veiligheidsafspraken is opgenomen dat de jeugdbeschermers bij het niet naleven van een van de veiligheidsafspraken genoodzaakt zijn een schriftelijke aanwijzing te geven. Zowel de moeder als de vader hebben door het laten slapen van de vader in de woning van de moeder de veiligheidsafspraken geschonden. De kinderrechter ziet hierbij dat de moeder te maken had met praktische belemmeringen en in deze situatie heeft moeten kiezen tussen twee kwaden, en heeft hier ook begrip voor. Duidelijk is dat het aandeel van de vader in de aanleiding voor de schending van de veiligheidsafspraken en de gewelddadige escalatie daarna veel groter is dan dat van de moeder. Dit neemt echter niet weg dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat ook de moeder zich, ondanks deze belemmeringen, wel houdt aan de gemaakte veiligheidsafspraken. De noodzaak daartoe is ook gebleken, gelet op de gewelddadige escalatie na de schending van de veiligheidsafspraken. Het was de ouders bekend dat het niet nakomen van de veiligheidsafspraken kon leiden tot het krijgen van een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter stelt gelet op het voorgaande vast dat de gecertificeerde instelling bevoegd was de schriftelijke aanwijzing te geven en dat is voldaan aan de vereisten van artikel 1:263 BW.
Bevoegdheid op juiste wijze aangewend?
Zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel
5.5.
De kinderrechter overweegt dat de gecertificeerde instelling zorgvuldig is geweest in het volgen van de procedurele stappen voorafgaand aan het geven van de schriftelijke aanwijzing. De gecertificeerde instelling heeft getracht helderheid te krijgen over wat er is gebeurd tijdens het weekend van 16 augustus 2025. De kinderrechter rekent het de moeder ook aan dat zij na het incident heeft geweigerd openheid te geven aan de gecertificeerde instelling over wat er nu precies is gebeurd in dit weekend. De gecertificeerde instelling heeft vervolgens op 22 augustus 2025 een aankondiging van de schriftelijke aanwijzing verstuurd naar de moeder. De moeder heeft de kans gehad hierop te reageren.
5.6.
De kinderrechter stelt verder vast dat de schriftelijke aanwijzing, die op 5 september 2025 is gegeven, voldoende concreet en duidelijk is en voldoende is gemotiveerd.
Evenredigheidsbeginsel
5.7.
Alhoewel de gecertificeerde instelling zonder meer bevoegd was de schriftelijke aanwijzing te geven is de kinderrechter – alles afwegende en kijkend naar de huidige omstandigheden – van oordeel dat het in stand houden van de schriftelijke aanwijzing niet in het belang is van een goede uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel en daarmee ook niet in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter overweegt dat de schriftelijke aanwijzing niet voldoet aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Dit beginsel houdt in dat de voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding met de tot dat besluit te dienen doelen. De kinderrechter weegt hierin mee dat de moeder heeft aangegeven achter de veiligheidsafspraken te zijn. Weliswaar heeft zij, onder druk, een verkeerde keuze gemaakt, maar het aandeel van de vader in de ontstane onveiligheid is vele malen groter. De kinderrechter ziet dat de moeder haar best doet om keuzes te maken in het belang van [minderjarige] . Verder gunt de kinderrechter het de moeder en de gecertificeerde instelling dat zij met een schone lei hun – prille – samenwerking kunnen voortzetten en dat zij zich weer kunnen richten op het belang van [minderjarige] . De kinderrechter is er van overtuigd dat het in stand houden van de schriftelijke aanwijzing een averechts effect zal hebben op de moeder en haar bereidheid tot samenwerking met de gecertificeerde instelling. Deze samenwerking is cruciaal voor het goed laten verlopen van de ondertoezichtstelling en voor het waarborgen van een veilige en goede opvoedomgeving van [minderjarige] . De kinderrechter hecht er aan te benadrukken dat de moeder zich moet openstellen voor een samenwerking met de gecertificeerde instelling en dat zij in het belang van [minderjarige] met de jeugdbeschermers blijft communiceren. De wijze waarop de moeder heeft gereageerd na het incident is niet in het belang van [minderjarige] en heeft er mede voor gezorgd dat de schriftelijke aanwijzing is gegeven.
Het is van het grootste belang dat moeder de samenwerking aangaat met de gecertificeerde instelling en openheid van zaken geeft. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat het geplande gesprek van de jeugdbeschermers met de moeder in bijzijn van haar advocaat zal bijdragen aan het verbeteren van de samenwerking.
5.8.
Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing niet doelmatig is en verklaart deze dan ook als vervallen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 5 september 2025 vervallen.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in het openbaar uitgesproken, en op schrift gesteld, op 23 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking staat geen hoger beroep open. [1]

Voetnoten

1.Artikel 807 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).