Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
[minderjarige] mag onder geen enkele omstandigheid getuige zijn van verbaal of fysiek geweld tussen ouders. De jeugdbeschermers ontvangen geen signalen van [minderjarige] , ouders en/of derden (zoals school, netwerk of hulpverlening) dat [minderjarige] getuige is geweest van geweld.
Ouders hebben geen direct fysiek contact met elkaar, als [minderjarige] erbij is.
Ouders bespreken spanningsvolle onderwerpen alleen in aanwezigheid van steunend, (in)formeel netwerk. Zij weten zelf welke personen uit het netwerk hierin ondersteunend zijn. [minderjarige] is niet aanwezig bij dergelijke gesprekken.
Bij oplopende spanning tijdens fysiek of online contact stoppen ouders het gesprek. Ze benoemen dat ze spanning ervaren en nemen contact op met hun steunfiguur.
Ouders spreken niet negatief over de andere ouder tegen [minderjarige] en doen geen emotioneel belastende uitspraken. De jeugdbeschermers ontvangen geen signalen van [minderjarige] , ouders en/of derden (zoals school, netwerk of hulpverlening) dat dit heeft plaatsgevonden.
Ouders belasten [minderjarige] niet met de afspraken die de jeugdbeschermers met hen heeft gemaakt. Ouders zeggen bijvoorbeeld niet dat bepaalde dingen niet mogen van de [zorginstantie] . [minderjarige] is te jong om te begrijpen hoe deze processen werken en mag hier op deze manier niet bij betrokken worden.
Bij het ophalen van [minderjarige] wacht vader beneden bij de portiekdeur. Moeder blijft boven en stuurt [minderjarige] zelfstandig naar beneden. Bij terugkomst gebeurt dit in omgekeerde volgorde.