ECLI:NL:RBDHA:2025:19444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.43104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Ugandese asielzoekster en de afwijzing van het beroep tegen de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Ugandese asielzoekster. De minister van Asiel en Migratie had op 7 september 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht aan Frankrijk volgens de Dublinverordening. Eiseres, die op 15 december 1994 is geboren, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de behandeling van het beroep gestart op 15 september 2025, maar het onderzoek werd geschorst vanwege problemen met de tolkvoorziening. Op 22 september 2025 werd de zitting hervat, waarbij eiseres en haar waarnemer, alsook de gemachtigde van de minister en een tolk in het Engels aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de gronden voor de maatregel van bewaring niet heeft betwist en dat er een significant risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel onrechtmatig was, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 september 2025, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.43104
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. H. Palanciyan),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 7 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft een begin gemaakt aan de behandeling van het beroep op de zitting van 15 september 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. A.D. Kupelian als waarnemer van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Het was niet gelukt om een tolk in de voorkeurstaal van eiseres (Luganda) te vinden. Omdat eiseres verklaarde dat zij de (door haar advocaat voorgestelde) tolk Swahili niet kon verstaan, heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst. Toen heeft eiseres desgevraagd aangegeven dat eventueel ook in het Engels gehoord kan worden. De rechtbank heeft het onderzoek voortgezet op de zitting van 22 september 2025. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. A.D. Kupelian als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, P. Oronsaye als tolk in de Engelse taal en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 15 december 1994.
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht aan Frankrijk als bedoeld in de Dublinverordening. Ook bestaat er een significant risico dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat
eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres de gronden van de maatregel van bewaring niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden en de motivering daarvan de maatregel van bewaring kunnen dragen.
4. De waarnemer van de gemachtigde van eiseres heeft wel de situatie van eiseres genuanceerd op de zitting, onder andere door op te merken dat zij in beeld was bij de gemeente Amsterdam. Naar naar het oordeel van de rechtbank maakt dat echter niet dat er geen significant risico op onttrekking is, of dat een lichter middel had moeten worden opgelegd. Daarbij is van belang dat eiseres op 18 december 2024 niet is verschenen voor de geplande overdracht naar Frankrijk en vervolgens uit de opvanglocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) is vertrokken, zonder dat te melden. Ook volgt uit de gronden van de maatregel dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Ambtshalve toetsing

5. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 september 2025

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.