In deze zaak heeft eiser op 12 maart 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 7 maart 2025 op deze aanvraag beslist en deze buiten behandeling gesteld. Eiser heeft de minister op 13 juni 2025 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 30 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op het moment van in gebreke stellen en het indienen van het beroep al een besluit op de aanvraag had genomen. Hierdoor was de minister niet in gebreke en was het beroep van eiser niet ontvankelijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk ongegrond is en heeft de minister niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.
Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen 6 weken na de bekendmaking van de uitspraak. Dit verzetschrift kan vergezeld gaan van een verzoek om een zitting waarin het verzetschrift kan worden toegelicht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).