ECLI:NL:RBDHA:2025:19470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.31463 NL25.31464 NL25.31467 NL25.31468 NL25.31470 NL25.31471 NL25.31473 NL25.31475 NL25.31477 NL25.31478 NL25.31479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorzieningen voor visa kort verblijf voor deelname aan Kabaddi toernooi in Europa

In deze zaak hebben verzoekers, allen van Indiase nationaliteit, een aanvraag ingediend voor visa kort verblijf om deel te nemen aan een Kabaddi toernooi in Europa. De aanvragen van de meeste verzoekers zijn afgewezen, met uitzondering van verzoeker 7, wiens visum later is ingetrokken. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze afwijzingen en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen zodat zij toegang tot Nederland en het Schengengebied zouden krijgen voor deelname aan het toernooi. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 28 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een voorlopige voorziening rechtvaardigden. De afwijzingen waren op individuele gronden gedaan en de verzoekers hadden niet voldoende onderbouwd waarom hun deelname aan het toernooi strikt noodzakelijk was. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, wat betekent dat verzoekers niet als in het bezit van een visum voor kort verblijf worden beschouwd. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.31463, NL25.31464, NL25.31467, NL25.31468, NL25.31470,
NL25.31471, NL25.31773, NL25.31475, NL25.31477, NL25.31478, NL25.31479.

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker 1] (NL25.31463),

geboren op [geboortedatum 1] 1998, verzoeker 1,
[verzoeker 2](NL25.31464),
geboren op [geboortedatum 2] 1992, verzoeker 2,
[verzoeker 3](NL25.31467),
geboren op [geboortedatum 3] 2003, verzoeker 3,
[verzoeker 4](NL25.31468),
geboren op [geboortedatum 4] 2005, verzoeker 4,
[verzoeker 5](NL25.31470),
geboren op [geboortedatum 5] 1995, verzoeker 5,
[verzoeker 6](NL25.31471),
geboren op [geboortedatum 6] 2003, verzoeker 6,
[verzoeker 7] (NL25.31773),
geboren op [geboortedatum 7] 1998, verzoeker 7,
[verzoeker 8](NL25.31475),
geboren op [geboortedatum 8] 1995, verzoeker 8,
[verzoeker 9](NL25.31477),
geboren op [geboortedatum 9] 2002, verzoeker 9,
[verzoeker 10](NL25.31478),
geboren op [geboortedatum 10] 1995, verzoeker 10,
[verzoeker 11](NL25.31479),
geboren op [geboortedatum 11] 1999, verzoeker 11,
allen van Indiase nationaliteit,
gezamenlijk te noemen verzoekers,
(gemachtigde: mr. B.D. Lit),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Inleiding

Verzoekers willen deelnemen aan een [sport]-toernooi in Europa dat door [referent 1] (hierna: referent 1) en [referent 2] (hierna: referent 2) wordt georganiseerd. [sport] is een teamsport die zeer populair is in India.
Verzoekers hebben ten behoeve van hun deelname aan het toernooi aanvragen ingediend voor visa voor kort verblijf. De aanvragen van alle verzoekers, met uitzondering van verzoeker 7, zijn afgewezen bij afzonderlijke besluiten van 17 juni 2025. Aan verzoeker 7 is wel een visum verleend. Dit visum is bij beschikking van 11 juli 2025 ingetrokken toen verzoeker 7 zich al binnen het Schengengebied bevond.
2.1.
Verzoekers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt hen toegang te verschaffen tot Nederland en het Schengengebied zodat zij kunnen deelnemen aan het [sport]-toernooi dat loopt tot [datum 2] 2025. Het verzoek van verzoeker 7 sterkt ertoe rechtmatig verblijf te behouden gedurende de looptijd van het [sport]-toernooi.
2.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoekers hebben een aanvullende reactie op het verweerschrift ingediend.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J. van Putten als waarnemer van de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van verweerder. Ook waren namens referent 1 de heer [naam 1] en namens referent 2 de heer [naam 2] aanwezig.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter betrekt bij de beoordeling de volgende feiten en omstandigheden. Verzoekers zijn [sport]-spelers en hebben een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf om deel te nemen aan een [sport]-toernooi in Europa op uitnodiging van referenten. Referenten staan geheel garant voor de kosten van verblijf van verzoekers en hebben in totaal achtenzeventig aanvragen ingediend waarvan enkel die van verzoekers zijn afgewezen of, in het geval van verzoeker 7, het visum is ingetrokken. Het [sport]-toernooi is al aangevangen en vindt plaats van [datum 1] tot en met [datum 2] 2025. Er zijn in totaal dertien speeldagen verspreid over Noorwegen, Duitsland, Oostenrijk, Denemarken, Italië, Zwitserland, Nederland, Frankrijk en Spanje. Twee van deze speeldagen vinden plaats op de [sport]-clubs van referenten in Nederland. De speeldag die op [datum 3] 2025 bij referent 1 zou plaatsvinden is verplaatst naar [datum 4] 2025.
4. Ter zitting heeft verweerder toegelicht niet eerder een beslissing op de bezwaarschriften te kunnen nemen dan op [datum 4] 2025. Dat zou betekenen dat verzoekers nog kunnen deelnemen aan vier wedstrijden van het toernooi. Verder is toegelicht dat verzoekers geblesseerde spelers kunnen vervangen in het toernooi en daarom noodzakelijk is dat zij kunnen deelnemen aan het toernooi. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden te twijfelen aan het spoedeisend belang.
5. De door verzoekers beoogde voorzieningen hebben geen voorlopig karakter, nu verweerder met hun komst naar Nederland voor een voldongen feit zou komen te staan. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan aanleiding bestaan om te bepalen dat verweerder aanvragers gedurende de bezwaarprocedure dient te beschouwen als ware zij in het bezit zijn van een visum. Een dergelijke voorziening is onomkeerbaar en maakt de connexe bodemprocedures (hier: de bezwaarprocedures) feitelijk overbodig. Dat is wat in wezen door verzoekers is verzocht: om zelf in de zaak te voorzien en onmiddellijk te bepalen dat verweerder aan verzoekers een visum voor kort verblijf verstrekt dan wel rechtmatig verblijf te behouden om te kunnen deelnemen aan het [sport]-toernooi. Dat verzoekers dat beogen, maakt echter niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden zoals hiervoor genoemd.
6. Dergelijke omstandigheden kunnen mogelijk wel aan de orde zijn in het geval de nadelige gevolgen van de afwijzing van de verzoeken in verhouding tot het belang van verweerder bij de handhaving van die afwijzingen zó onevenredig zijn, dat de besluiten op de bezwaren niet kan worden afgewacht. Zo’n vergaande beslissing is echter alleen gerechtvaardigd als een zwaarwegend spoedeisend belang daarom vraagt of als er sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
7. Van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden is hier niet gebleken. Ter zitting is toegelicht dat bij afwezigheid van verzoekers het toernooi alsnog doorgang kan vinden, maar dat teams wellicht moeten worden samengevoegd. Verzoekers zouden bij deelname aan het toernooi over de verschillende teams worden verdeeld, omdat in Nederland geen spelers zijn die kunnen deelnemen. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onderbouwd hoeveel spelers minimaal nodig zijn per team om het toernooi in de huidige opstelling van acht teams die deelnemen doorgang te kunnen laten vinden. Daarom is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet duidelijk waarom het strikt noodzakelijk is dat verzoekers als nog kunnen deelnemen aan het [sport]-toernooi.
8. Verder hebben verzoekers ter zitting toegelicht hoe zij worden geselecteerd voor de [sport]-toernooien die elk jaar door referenten worden georganiseerd. [sport] is een populaire sport en het [sport] seizoen in India loopt tot en met mei. Daarna beginnen referenten met werven, omdat dan pas bekend zou zijn wie wil doorspelen in Europa. Referent 2 heeft ter zitting toegelicht dat de voorkeur van professionele [sport]-spelers uitgaat naar Australië, Canada en de Verenigde Staten en zij daarna de overige spelers kunnen werven. Wel hebben referenten aangegeven dat ze in de toekomst eerder kunnen proberen te beginnen met werven om de aanvragen eerder te kunnen indienen dan vier weken van tevoren. Naar het oordeel van de rechtbank hadden verzoekers de aanvragen eerder kunnen indienen zodat de bezwaarprocedure doorlopen had kunnen worden en verweerder hiermee niet voor een voldongen feit wordt gesteld.
9. Ook is naar het oordeel van de voorzieningenrechter – in tegenstelling tot hetgeen verzoekers betogen – geen sprake van uniforme afwijzingsgronden. Verweerder heeft de aanvragen op individuele gronden afgewezen nu de afwijzingsgronden per verzoeker van elkaar verschillen. Dat de afwijzingsgronden in de NVIS-uitdraaien volgens verzoekers grotendeels met elkaar overeenkomen volgt de voorzieningenrechter niet. Zo zijn de aanvragen van verzoeker 1 en verzoeker 2 weliswaar op dezelfde gronden afgewezen, maar blijkt onder andere uit de NVIS-uitdraai van verzoeker 1 dat het onduidelijk is waar verzoeker buiten Nederland verblijft, hij onvoldoende economische binding met India heeft aangetoond omdat onder andere onduidelijk is waar de bedragen op zijn bankrekening vandaan komen, de bankrekeningoverzichten geen stempels of handtekeningen hebben en daarop vormgevingsfouten te zien zijn. De aanvraag van verzoeker 2 is onder andere afgewezen, omdat geen informatie van de [sport]-club in India waar hij speelt op het internet te vinden is en zijn sociale en economische binding met India onvoldoende vast is komen te staan. Hij heeft bankschriften overgelegd met stortingen waarvan de herkomst onbekend is en is op basis van de stukken een laag jaarinkomen te zien is dat een vertekend beeld geeft. Daarnaast wijst de voorzieningenrechter op het feit dat verzoekers niet – zoals zij stellen – allemaal jong en ongebonden mannen zijn. Zo zijn alleen verzoeker 3, 4, 6, 7, 9 en 11 ongehuwd. De overige verzoekers stellen gehuwd te zijn en zijn daarmee geen ongebonden mannen. Nu geen sprake is van een homogene groep, komt de voorzieningenrechter ook niet toe aan de beoordeling van het gelijkheidsbeginsel waar verzoekers een beroep op doen.
10. Omdat de aanvragen op individuele gronden zijn afgewezen en gemachtigde van verzoekers eerder een brief heeft ontvangen van verweerder met uitgebreide informatie over het indienen van de aanvragen voor [sport]-spelers met een uitleg van stukken die verweerder nodig acht om die aanvragen te kunnen beoordelen, hadden verzoekers kunnen weten welke individuele stukken hadden moeten worden ingediend bij de aanvraag. Het beroep van verzoekers op de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats, van 3 augustus 2022 en deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 20 juni 2018 volgt de voorzieningenrechter dan ook niet. In die uitspraken was bijna de helft van de visumaanvragen afgewezen waardoor het [sport]-toernooi geen doorgang zou kunnen vinden als de voorlopige voorzieningen niet zouden worden toegewezen. Daar is in het geval van verzoekers geen sprake van, nu ter zitting is toegelicht dat het toernooi ook zonder de aanwezigheid van verzoekers doorgang kan vinden, desnoods met het samenvoegen van de teams. Ook was verweerder in de uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats, van 3 augustus 2022, niet aanwezig waardoor stellingen niet weersproken zijn. De voorzieningenrechter is op basis van het bovenstaande van oordeel dat in de onderhavige zaken niet sterk getwijfeld moet worden aan de rechtmatigheid van de bestreden besluiten.

Conclusie en gevolgen

11. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekers niet zullen worden behandeld als het ware zij in bezit zijn van een visum voor kort verblijf. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Hol, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.