3.4.Bewijsoverwegingen
Het incident
Op 6 februari 2025 is de verdachte voor een garagebox in Katwijk staandegehouden, omdat bij een verbalisant het vermoeden was ontstaan dat in de garagebox verdovende middelen waren opgeslagen en de verdachte toegang tot de garagebox had. Tijdens deze staandehouding heeft de verdachte ontkend wat met de garagebox te maken te hebben. Wanneer uiteindelijk de garagebox door de politie wordt geopend, stuiten verbalisanten op meerdere dozen met daarin zakken met wit poeder. Daarnaast wordt in de auto van de verdachte dezelfde soort doos aangetroffen. Naderhand zijn de aangetroffen witte substanties door het NFI getest en is geconcludeerd dat deze witte substanties (vrijwel) zuivere ketamine betreffen.
Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft de verdachte verklaard dat hij de sleutel van de garagebox had en dat hij op het moment van de staandehouding een doos met ketamine in de garagebox moest plaatsen, maar dat hij verder geen weet had van de inhoud van de garagebox.
Opzettelijk in voorraad hebben
Uit artikel 1 onder 1 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) volgt dat overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet (Gnw) – zoals het al dan niet opzettelijk in voorraad hebben van ketamine, dat aan de verdachte ten laste is gelegd – een economisch delict is. Een dergelijk economische delict betreft ingevolge artikel 2 lid 1 WED een misdrijf voor zover dat delict opzettelijk is begaan. Voor bewezenverklaring van het opzettelijk in voorraad hebben van de ketamine in de garagebox dient te worden vastgesteld dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij zich op het moment van de staandehouding al ruim een half jaar met de handel in verdovende middelen bezighield. Dat was de reden waarom hij de sleutel van de garagebox had en daarin een doos ketamine moest plaatsen. Daarnaast bevat het dossier aanwijzingen dat de verdachte regelmatig de garagebox bezocht. Zo hebben meerdere buurtbewoners verklaard dat zij weleens eerder hebben gezien dat de verdachte, of een persoon met een signalement dat (sterk) op de verdachte aansluit, zich bij de garagebox ophield en met het verplaatsen van dozen bezig was. Ook maakte de telefoon van de verdachte vanaf 21 januari 2025 tot zijn staandehouding op 6 februari 2025 bijna dagelijks gebruik van een basisstation dat de locatie van de garagebox onder zijn bereik had. De verdachte heeft hierover verklaard dat er zich andere schuren in de omgeving bevonden die hij bezocht en dat hij niet de persoon is geweest die de buurtbewoners voorafgaand aan zijn staandehouding bij de garagebox hebben gezien, maar deze verklaring acht de rechtbank – met name gelet op de getuigenverklaringen die sterk in de richting de verdachte wijzen – onaannemelijk. Uit de Signal-berichten die in verdachtes telefoon zijn aangetroffen volgt verder dat hij op de dag van zijn staandehouding berichten heeft ontvangen die duiden op de handel in en opslag van de ketamine in de garagebox. Tot slot heeft de verdachte tijdens zijn confrontatie met de politie leugenachtig verklaard dat hij in de straat aanwezig was om een vriendin te bezoeken.
De bovenstaande feitelijke vaststellingen – in onderlinge samenhang bezien – brengen de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 6 februari 2025 toegang tot de garagebox had en dat hij, juist omdat hij zich bezig hield met de handel in ketamine, ervan op de hoogte moet zijn geweest dat de garagebox als opslagplaats voor dozen ketamine werd gebruikt. De ketamine in de garagebox bevond zich dan ook in de machtssfeer van de verdachte en de verdachte had daar wetenschap van, waardoor de verdachte de ketamine opzettelijk in voorraad heeft gehad.
Bedrijfsmatig karakter
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat een bewezenverklaring van artikel 38 Gnw slechts kan volgen, indien van bedrijfsmatig handelen is gebleken. De rechtbank overweegt hierover dat in de garagebox een enorme hoeveelheid ketamine – met een straatwaarde van meer dan drie miljoen euro – is aangetroffen, dat deze ketamine in het kader van drugshandel voor distributie bestemd was en dat deze distributie in het verleden door de verdachte administratief werd bijgehouden. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het in voorraad hebben van de ketamine in dit geval als bedrijfsmatig handelen kan worden aangemerkt.
Bevoegdheidsbeoordeling
Aan de verdachte was geen registratie zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet verleend, waardoor hij niet bevoegd was om (bedrijfsmatig) ketamine in voorraad te hebben.
Productbeoordeling
De raadsman heeft aangevoerd dat slechts een hoeveelheid van 4996 gram ketamine door de IGJ als werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet is aangemerkt en het in voorraad hebben van een grotere hoeveelheid daarom niet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank oordeelt anders. Het NFI heeft twaalf verschillende monsters getest, met telkens als resultaat dat van (vrijwel) zuivere ketamine HCl sprake is. De monsters zijn dus zo goed als identiek aan elkaar. De rechtbank leidt daarom uit het gegeven dat de IGJ één monster (van de twaalf) als werkzame stof in de zin van de Geneesmiddelenwet heeft aangemerkt af dat ook de overige, identieke monsters als zodanig kunnen worden aangemerkt. Omdat is vastgesteld dat de aangetroffen ketamine een nettogewicht van 164,3 kilogram heeft, zal de rechtbank de bewezenverklaring tot die hoeveelheid beperken.
Pleegperiode
Uit het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid welke precieze hoeveelheid ketamine zich in de periode voorafgaand aan 6 februari 2025 in de garagebox heeft bevonden. Daarom zal de rechtbank 6 februari 2025 – en niet een langere pleegperiode – als pleegdatum aanmerken.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en contactpersoon “ [bijnaam] ”. Uit de verklaring van de verdachte en de op zijn telefoon aangetroffen berichten blijkt namelijk dat de verdachte bij zijn handelen door [bijnaam] is aangestuurd.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen verklaren.
Inhoud telefoon
Op de telefoon van de verdachte zijn notities en (Signal-)berichten aangetroffen, gedateerd vanaf 14 augustus 2024 en daarna, die verband houden met (de voorbereiding van) de handel in verdovende middelen. Hierin gaat het onder meer over “ket”, “blokken”, “M” en “bruin”.
Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de verdachte verklaard dat hij sinds de zomer van 2024 in de drugshandel verwikkeld was, dat dit voornamelijk ging om het voeren van administratie voor anderen en dat het hierbij slechts om cocaïne en ketamine ging. Dat het ook om MDMA (“M”) en heroïne (“bruin” of “doeroe”) zou gaan, wordt door de verdachte ontkend: “M” staat volgens hem voor “mix” – een vorm van ketamine – en “bruin” verwijst naar de bruine dozen waarin de ketamine wordt vervoerd en geleverd.
Voorbereidingshandelingen cocaïne, MDMA en heroïne
De rechtbank acht de uitleg van de verdachte onaannemelijk. Het is een feit van algemene bekendheid, en zo is het ook door de politie omschreven, dat “M” en “bruin” of “doeroe” synoniemen voor respectievelijk MDMA en heroïne zijn, terwijl in de notities valt te lezen dat “mix” of “(bruine) dozen” met regelmaat voluit wordt geschreven. Er wordt met andere woorden in de notities dus onderscheid tussen een en ander gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de hand van de aangetroffen notities en de (Signal-) berichten kan worden vastgesteld dat de verdachte niet slechts bij de handel in cocaïne, maar ook bij de handel in MDMA en heroïne betrokken is geweest.
Medeplegen
De rechtbank is ook bij dit feit van oordeel dat de verdachte het in vereniging heeft gepleegd, omdat de verdachte bij zijn handelen wederom door [bijnaam] is aangestuurd en er hierdoor sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [bijnaam] .
Concluderend zal de rechtbank ook dit feit bewezen verklaren.