ECLI:NL:RBDHA:2025:1950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49900 en NL24.49901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van nationaliteit en herkomst van eiser met betrekking tot Kenia en Somalië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 24 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 8 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij aan eiser een vertrektermijn is onthouden. De rechtbank heeft op 21 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

Eiser heeft een Keniaans paspoort in zijn bezit, dat door de autoriteiten als echt is beoordeeld. Hij beweert dat dit paspoort vals is en dat hij geen Keniaanse nationaliteit heeft, maar Somalisch is. Eiser heeft problemen met Al Shabaab en vreest voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank oordeelt dat de minister niet onterecht heeft aangenomen dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft, omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn Somalische nationaliteit. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat het Keniaanse paspoort frauduleus is en dat hij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn nationaliteit te onderbouwen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49900 en NL24.49901
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 24 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft op 8 december 2024 een aanvullend besluit genomen, waarin aan eiser een vertrektermijn is onthouden.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, O. Ilmi als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Het Keniaanse paspoort dat eiser in zijn bezit heeft, is vals en heeft hij met de hulp van zijn oma via een reisagent gekocht. Hij heeft niet de Keniaanse nationaliteit. Eiser heeft problemen met Al Shabaab omdat hij is gestopt te geloven in de islam. Hij heeft Somalië in 2023 verlaten en is naar Kenia gegaan, waarna hij telefonisch is bedreigd door Al Shabaab. Ook is de oma van eiser in Somalië in persoon bedreigd vanwege de afvalligheid van eiser. Eiser vreest bij terugkeer te worden vermoord door Al Shabaab.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
problemen met Al Shabaab in Kenia.
4. Verweerder vindt de Somalische nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig. Eiser heeft een origineel en echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd en daarmee zijn identiteit en Keniaanse nationaliteit aangetoond. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij de Somalische nationaliteit heeft, zoals hij stelt. Verweerder geeft eiser niet het voordeel van de twijfel ten aanzien van zijn gestelde Somalische nationaliteit en herkomst. Eiser heeft namelijk onvoldoende documenten overgelegd en hij heeft daar geen goede verklaring voor gegeven. Ook vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat hij niet heeft onderbouwd dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij (alleen) de Somalische nationaliteit heeft. Eiser heeft geen oprechte inspanning geleverd om zijn gestelde nationaliteit alsnog te onderbouwen. Om deze redenen gaat verweerder ervan uit dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. Verweerder toetst daarom alleen de problemen van eiser in Kenia. Verweerder vindt de problemen met Al Shabaab in Kenia niet geloofwaardig. Eisers verklaringen op dit punt vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat hij er tegenstrijdig, wisselend en ongerijmd over heeft verklaard. Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiser heeft wel een oprechte inspanning geleverd om te onderbouwen dat hij de Somalische en niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft verklaard dat zijn etniciteit Somali is en dat hij behoort tot de stam Tumal en de substam Reer Aalin. Het Keniaanse paspoort dat eiser in bezit heeft, is niet echt en heeft hij via een reisagent verkregen. Eiser overlegt in beroep een kopie van een bewijs van zijn identiteit en een kopie van zijn geboorteakte. Ook heeft eiser op 16 december 2024 de Keniaanse ambassade per e-mail verzocht te bevestigen dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen en dat eiser niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Hij heeft op 8 januari 2025 gerappelleerd. Naast een ontvangstbevestiging heeft hij geen inhoudelijke reactie ontvangen. Omdat eiser in detentie zit, is zijn bewegingsruimte om verdere stappen te zetten ter onderbouwing van zijn nationaliteit, beperkt. Nu eiser zich voldoende heeft ingespannen om zijn identiteit te onderbouwen, heeft verweerder de samenwerkingsverplichting geschonden door geen nader onderzoek te doen naar eisers nationaliteit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
7. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 maart 2024 volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het paspoort frauduleus is verkregen. Daarbij mag van hem worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om een verklaring te verkrijgen van de autoriteiten die het paspoort hebben afgegeven waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. [4]
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in eisers geval uit mogen gaan van de Keniaanse nationaliteit. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde Somalische nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn. Het door eiser overgelegde Keniaanse paspoort is immers echt en authentiek bevonden door Bureau Documenten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij voldoende inspanningen heeft verricht en dat het nu, in het kader van de samenwerkingsverplichting, aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar eisers nationaliteit. Dat eiser een e-mail heeft gestuurd naar de Keniaanse ambassade en eenmaal heeft gerappelleerd, is gelet op het door de Afdeling in de uitspraak van 14 maart 2024 geschetste kader onvoldoende. Het ter zitting aangevoerde betoog van eiser dat het niet nuttig zou zijn om te bellen naar de ambassade omdat hij het plaatsvinden en de inhoud van een telefoongesprek later niet zou kunnen onderbouwen, maakt dit niet anders. Juist nu eiser geen poging heeft gedaan te bellen, kan geen conclusie worden getrokken over de mogelijke resultaten en bewijzen van een telefoongesprek. De rechtbank overweegt daarbij dat de hoogste bestuursrechter het benaderen van de diplomatieke vertegenwoordiging in haar uitspraak noemt als voorbeeld van een – en dus niet de enige – manier waarop een vreemdeling een oprechte inspanning kan leveren om een verklaring over de echtheid van een paspoort te verkrijgen. Niet wordt uitgesloten dat het bijvoorbeeld ook mogelijk is de instantie die het paspoort heeft afgegeven, rechtstreeks te benaderen al dan niet door tussenkomst van een – lokale – advocaat. Verweerder heeft ook niet hoeven volgen dat eiser beperkt is in zijn mogelijkheden om zijn nationaliteit te onderbouwen omdat hij in bewaring verblijft. Eiser laat zich vertegenwoordigen door zijn gemachtigde die niet in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. Het feit dat eiser pas na het instellen van het beroep voor het eerst contact heeft gezocht met de Keniaanse ambassade, doet verder afbreuk aan de stelling dat hij een oprechte inspanning heeft geleverd. Omdat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen over zijn paspoort, was verweerder niet gehouden om contact op te nemen met de Keniaanse autoriteiten. Verweerder heeft de samenwerkingsplicht niet geschonden.
10. De verklaringen van eiser dat hij de Somalische etniciteit heeft en de in beroep ingebrachte scans van een Somalische geboorteakte en een Somalische identiteitsverklaring maken het voorgaande niet anders. Met deze verklaringen en documenten kan eiser niet onderbouwen dat hij de Keniaanse nationaliteit niet bezit. Deze documenten vallen niet op echtheid te controleren. Bovendien is het mogelijk dat eiser de Somalische etniciteit heeft maar enkel de Keniaanse nationaliteit bezit of dat hij zowel in het bezit is van de Keniaanse als de Somalische nationaliteit.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie rechtsoverweging 3 de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
4.Ibidem, rechtsoverweging 4.