ECLI:NL:RBDHA:2025:19512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/690394 / KG ZA 25-839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding inzake aanbesteding van onderwijskundige diensten door de Staat der Nederlanden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Interactive Learning Institute B.V. (ILI) en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën, Directoraat-Generaal Belastingdienst). ILI vorderde dat de gunningsbeslissing van de Staat met betrekking tot een aanbesteding voor onderwijskundige diensten werd ingetrokken en dat haar inschrijving opnieuw beoordeeld zou worden. De Staat had ILI als vierde in de rangorde geplaatst voor Perceel 2 van de aanbesteding, wat betekende dat ILI niet voor gunning in aanmerking kwam. De rechtbank oordeelde dat ILI haar stellingen onvoldoende concreet had gemaakt en onderbouwd tegenover het gemotiveerde verweer van de Staat. De vorderingen van ILI werden daarom afgewezen. Tevens werd Combinatie Moovs, die als tussenkomende partij was toegelaten, in haar vorderingen tegen de Staat afgewezen, omdat de Staat voornemens was om Perceel 2 definitief aan Combinatie Moovs te gunnen. De rechtbank veroordeelde ILI in de proceskosten van zowel de Staat als Combinatie Moovs, die gezamenlijk op € 1.999,-- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige onderbouwing van vorderingen in aanbestedingsprocedures.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/690394 / KG ZA 25-839
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2025
in de zaak van
INTERACTIVE LEARNING INSTITUTE B.V.te Zaandam,
eiseres,
advocaat mr. K.G.O. Afriyieh te Haarlem,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN(MINISTERIE VAN FINANCIËN, DIRECTORAAT-GENERAAL BELASTINGDIENST) te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Palm te Den Haag,
waarin is tussengekomen:

1.MOOVS B.V. te Amsterdam,

2.
SAVANT LEARNING B.V.te Utrecht,
3.
SAVANT PERFORMING PARTNERS B.V.te Utrecht,
advocaten mr. J.F. van Nouhuys en mr. E.S.C. van der Hoek, beiden te Rotterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ILI’, ‘de Staat’ en ‘Combinatie Moovs’ (vrouwelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 25 augustus 2025, met producties 1 tot en met 6;
- de door de Staat overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst, althans voeging.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 10 oktober 2025. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de advocaten van ILI en Combinatie Moovs het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Deze maken deel uit van het dossier.
1.3.
Tijdens de zitting is de datum voor het wijzen van vonnis bepaald op vandaag.

2.Het incident tot tussenkomst, althans voeging

2.1.
Combinatie Moovs heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen ILI en de Staat, dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting hebben ILI en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. Combinatie Moovs is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
De Staat (het Directoraat-Generaal Belastingdienst) heeft een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd voor de opdracht “Onderwijskundige diensten & Maatwerk digitale leeractiviteiten”. De opdracht is verdeeld in drie percelen en is nader omschreven in de Selectieleidraad en in de Gunningsleidraad. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding.
3.2.
In dit kort geding gaat het om Perceel 2 (“Didactische trainingsdiensten”), waarop met maximaal drie dienstverleners een raamovereenkomst zal worden gesloten. Binnen dit perceel vallen diensten voor (het geven van adviezen over) het ontwikkelen, het aanpassen en/of het uitvoeren van didactische trainingsactiviteiten.
3.3.
In paragraaf 3.1. van de Gunningsleidraad is met betrekking tot Perceel 2 de volgende tabel opgenomen:
3.4.
Voor de Wensen 1 en 2 van het onderdeel Kwaliteit worden punten toegekend overeenkomstig de in paragraaf 3.3. van de Gunningsleidraad vermelde tabel. Uit die tabel volgt voor zover hier van belang dat een score ‘1’, ‘2’, ‘3’ of ‘4’ wordt toegekend als de in de inschrijving vermelde beantwoording van de wens respectievelijk ‘matig of onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘uitstekend’ is.
3.5.
Onder andere ILI en Combinatie Moovs hebben een inschrijving ingediend voor Perceel 2.
3.6.
In een brief van 4 augustus 2025 heeft de Staat zijn gunningsbeslissing aan ILI kenbaar gemaakt. In die brief heeft de Staat meegedeeld voornemens te zijn Perceel 2 te gunnen aan drie partijen (waaronder Combinatie Moovs). Daarbij heeft de Staat vermeld dat ILI voor Perceel 2 als vierde in de rangorde is geëindigd en daarom niet voor gunning in aanmerking komt. In de brief is een tabel opgenomen, waaruit blijkt dat ILI voor zowel Wens 1 als Wens 2 de score ‘2’ (voldoende) heeft behaald. In een bijlage (Bijlage 1: Motivering scores) zijn de door ILI behaalde scores met betrekking tot het gunningscriterium Kwaliteit per subgunningscriterium gespecificeerd en gemotiveerd.
3.7.
ILI heeft bij brief van 11 augustus 2025 aan de Staat meegedeeld zich niet te kunnen vinden in de beoordeling van haar inschrijving met betrekking tot Wens 1. Daarbij heeft zij een aantal bezwaren genoemd tegen het oordeel van de beoordelingscommissie over (samengevat) de uitvoering van het ontwikkeltraject, de beschrijving van de analyse- en ontwerpfase, het geven van trainingen, het gebruik van sterren in figuur 5 van de inschrijving, de inhoud van het plan van aanpak en de wijze waarop het plan van aanpak bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen, de haalbaarheid van intervisie-sessies, de inzet van coaching en de aangeboden leerstijlentheorie. Verder heeft ILI in deze brief vermeld dat zij zich wel (grotendeels) kan vinden in de door de beoordelingscommissie gegeven motivatie en argumentatie met betrekking tot Wens 2 en komt zij tot de volgende conclusie:
3.8.
In een brief van 22 augustus 2025 heeft de Staat aan ILI meegedeeld geen aanleiding te zien voor herziening van de gunningsbeslissing. De Staat is in die brief uitvoerig ingegaan op alle bezwaren die ILI in haar brief van 11 augustus 2025 naar voren heeft gebracht. Daarbij heeft de Staat een toelichting gegeven op de door ILI behaalde score en zijn de door ILI gestelde vragen beantwoord.

4.Het geschil

4.1.
ILI vordert – zakelijk weergegeven – (i.) de Staat te gebieden om de gunningsbeslissing in te trekken; (ii) de Staat op te dragen de inschrijving van ILI opnieuw te beoordelen ten aanzien van Wens 1 van Perceel 2, op straffe van een dwangsom en (iii) de Staat op te dragen de herbeoordeling te laten uitvoeren door een nieuwe/anders samengestelde beoordelingscommissie, een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
4.2.
Daartoe stelt ILI – samengevat – het volgende. De inschrijving van ILI is evident onjuist beoordeeld. Zoals ILI in haar brief van 11 augustus 2025 al aan de Staat kenbaar heeft gemaakt klopt het oordeel van de beoordelingscommissie niet met betrekking tot de in die brief genoemde onderdelen. Daarom kan de gunningsbeslissing niet in stand blijven en moet de Staat de inschrijving van ILI voor wat betreft Wens 1 van Perceel 2 opnieuw laten beoordelen door een nieuwe beoordelingscommissie.
4.3.
De Staat en Combinatie Moovs concluderen tot afwijzing van de vorderingen van ILI, met veroordeling van ILI in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hun verweer zal hierna, voor zover nodig, worden besproken.
4.4.
Combinatie Moovs vordert de Staat te verbieden Combinatie Moovs te passeren voor de gunning van Perceel 2, voor zover de Staat nog wenst te gunnen.
4.5.
Verkort weergegeven stelt Combinatie Moovs daartoe dat zij er belang bij heeft dat Perceel 2 definitief aan haar gegund wordt en dat zij daarom belang heeft bij afwijzing van de vorderingen van ILI, nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van ILI en de Staat met betrekking tot de vorderingen van Combinatie Moovs hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Tussen partijen is in geschil of de gunningsbeslissing met betrekking tot Perceel 2 in stand kan blijven. Volgens ILI is dat niet het geval. Zij heeft aan dit standpunt de in haar brief van 11 augustus 2025 genoemde en in de inleidende dagvaarding herhaalde bezwaren tegen de beoordeling van haar inschrijving ten grondslag gelegd.
5.2.
De Staat heeft naar voren gebracht dat in zijn brief van 22 augustus 2025 al uitvoerig is ingegaan op de bezwaren van ILI tegen de gunningsbeslissing en de beoordeling van haar inschrijving. De Staat heeft er daarbij op gewezen dat ILI in de dagvaarding in het geheel niet is ingegaan op de uitgebreide schriftelijke reactie die de Staat in die brief heeft gegeven.
ILI heeft in dit verband betoogd dat zij daarvoor te weinig tijd had, omdat de dagvaarding gelet op de Alcatel-termijn uiterlijk op 25 augustus 2025 aan de Staat moest worden betekend.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt niet in te zien waarom het voor ILI niet mogelijk was om in de periode tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de mondelinge behandeling van het kort geding, een periode van ruim zes weken, bij voorbeeld in een nadere akte, in te gaan op de brief van de Staat van 22 augustus 2025. ILI heeft in ieder geval niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor haar niet was; zij heeft slechts betoogd dat er tussen de ontvangst van de brief van 22 augustus 2025 en de laatste dag waarop zij tot dagvaarding diende over te gaan te weinig tijd was om op de brief te reageren. Daar komt nog bij dat de Staat op 8 oktober 2025 een conclusie van antwoord heeft ingediend, waarin opnieuw uitgebreid is ingegaan op alle bezwaren die ILI tegen de beoordeling van haar inschrijving naar voren heeft gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ILI volstaan met het verwijzen naar en het herhalen van haar stellingen in de dagvaarding, waarna zij heeft geconcludeerd dat het onbegrijpelijk is dat ILI ‘voldoende’ heeft gescoord in plaats van ‘goed’. Ook tijdens de mondelinge behandeling is ILI in het geheel niet ingegaan op de uitvoerige schriftelijke reactie van de Staat in de brief van 22 augustus 2025 en in de conclusie van antwoord. Dit kan tot geen andere conclusie leiden dan dat ILI haar stellingen tegenover het (uitvoerig) gemotiveerde verweer van de Staat onvoldoende concreet heeft gemaakt en heeft onderbouwd. De vorderingen worden daarom afgewezen.
5.4.
Nu de Staat voornemens is Perceel 2 ook definitief te gunnen aan Combinatie Moovs, brengt voormelde beslissing mee dat Combinatie Moovs geen belang (meer) heeft bij toewijzing van haar vorderingen, zodat deze worden afgewezen. Combinatie Moovs zal worden veroordeeld in de kosten van de Staat, welke kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van deze vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet ILI in haar verhouding tot Combinatie Moovs worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van Combinatie Moovs was immers te voorkomen dat Perceel 2 niet langer aan haar zou worden gegund, welk doel is bereikt. ILI zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van Combinatie Moovs. Voorts zal ILI, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat. De proceskosten van zowel de Staat als Combinatie Moovs worden begroot op:
- griffierecht
714,--
- salaris advocaat
1.107,--
- nakosten
€ 178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,--
5.5.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Combinatie Moovs voor wat betreft de door haar ingestelde vorderingen tegen de Staat in de kosten van de Staat, tot dusver begroot op nihil;
6.3.
veroordeelt ILI in de overige proceskosten, die aan de zijde van zowel de Staat als Combinatie Moovs zijn begroot op € 1.999,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als ILI niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet ILI € 92, extra aan de betreffende partij betalen, plus de kosten van betekening;
6.4.
veroordeelt ILI in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten ten behoeve van zowel de Staat als Combinatie Moovs, als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.5.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.
mvt