5.1.De rechtbank is van oordeel dat verweerder tot de conclusie heeft kunnen komen dat de vrees van eiseres voor de besnijdenis van haar dochters niet aannemelijk is. Hoewel uit de overgelegde rapporten blijkt dat een hoog percentage van de meisjes en vrouwen in Mali wordt besneden, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er mensen zijn die haar dochters willen besnijden. Eiseres zelf is tegen besnijdenis van haar dochters en zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de dorpsgenoten in dit kader op zoek zijn naar haar en haar dochters. Verweerder heeft hierbij kunnen tegenwerpen dat eiseres de afgelopen vier jaar in Bamako heeft gewoond en de dorpsgenoten daar niet actief naar haar op zoek zijn gegaan. Hoewel eiseres één van de dorpsgenoten is tegengekomen op de markt in oktober 2024, is zij toen alleen aangesproken en heeft er verder niets plaatsgevonden. Daarna heeft eiseres ook nog een maand in Bamako verbleven zonder problemen vanuit de dorpsgenoten. Eiseres heeft ook verklaard dat haar dochters veilig zijn bij haar nicht. Omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar dochters te vrezen hebben voor besnijdenis vanuit de dorpsgenoten, heeft verweerder ook de persoonlijke vrees van eiseres dat de dorpelingen haar om deze reden zullen vermoorden niet aannemelijk kunnen vinden.
Moord op de echtgenoot van eiseres en verkrachting door jihadisten
6. Hoewel verweerder de moord op de echtgenoot van eiseres en de verkrachting door jihadisten niet expliciet als asielmotief op geloofwaardigheid heeft beoordeeld, heeft verweerder op de zitting aangegeven in ieder geval de verkrachting van eiseres door de jihadisten aan te nemen. In het bestreden besluit is verweerder ook ingegaan op de vrees van eiseres voor de jihadisten bij terugkeer naar Mali. Niet is gebleken dat eiseres persoonlijk doelwit is van jihadisten en dat zij na 2020 opnieuw is geconfronteerd met geweld door jihadistische groepen. Verweerder heeft er ook op gewezen dat de jihadistische activiteiten zich grotendeels beperken tot landelijke gebieden in het noorden en oosten van Mali en dat de veiligheidssituatie in Bamako, waar eiseres van 2020 tot eind 2024 heeft verbleven, relatief stabiel is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende gemotiveerd dat de vrees van eiseres voor de jihadisten bij terugkeer naar Mali niet aannemelijk is.
Discriminatoire positie als vrouw in Mali
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de discriminatoire positie van eiseres als vrouw in Mali niet als los asielmotief hoeven beoordelen. Eiseres heeft verklaard dat zij als weduwe haar dochters niet kan beschermen tegen derden die hen willen besnijden, maar dit is beoordeeld in het kader van de vrees voor de besnijdenis die niet aannemelijk is geacht. Ook heeft eiseres wel verklaard dat zij als alleenstaande vrouw een lastige positie heeft in Mali, maar heeft zij dit niet benoemd als reden voor haar vertrek en heeft zij ook niet verklaard dat zij hierdoor bij terugkeer het risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. De ter zitting aangevoerde beroepsgronden van eiseres voor zover zij zien op het tegenwerpen van een veilig land van herkomst slagen niet, omdat verweerder dit in het bestreden besluit niet heeft tegengeworpen. Verweerder heeft de aanvraag niet als kennelijk ongegrond afgedaan op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, maar op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Vw. De gemachtigde van eiseres heeft op zitting ook betoogd dat verweerder de aanvraag niet heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw. Omdat eiseres het valse paspoort heeft weggedaan, kan er volgens gemachtigde geen sprake zijn van misleiding. Dit betoog slaagt niet. Verweerder heeft eiseres kunnen tegenwerpen dat zij verweerder heeft misleid door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben achter te houden. Door het paspoort weg te doen, heeft verweerder hier geen onderzoek naar kunnen doen. Een beoordeling van de echtheid van het paspoort had invloed kunnen hebben op de beslissing. Daarnaast heeft eiseres geen beroepsgronden ingediend tegen het afdoen van de aanvraag als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, namelijk dat zij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat haar identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan. Verweerder heeft de aanvraag daarom alleen al op die grond als kennelijk ongegrond kunnen afdoen.