ECLI:NL:RBDHA:2025:19548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.36934 en NL25.36935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Sri Lankaanse eiser wegens kennelijk ongegrond verklaarde verklaringen en risico bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Sri Lankaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser, die Tamil is, heeft op 10 november 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 26 november 2020 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft in beroep gesteld dat verweerder zijn verklaringen over detentie in Sri Lanka niet geloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank heeft op 12 oktober 2022 het eerdere besluit van verweerder gegrond verklaard, maar verweerder heeft op 5 augustus 2025 opnieuw de aanvraag afgewezen. Tijdens de zitting op 23 september 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser geen reëel risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Sri Lanka. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is, omdat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims en zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.36934 (beroep) en NL25.36935 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 10 november 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het besluit van 26 november 2020 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers beroep tegen de afwijzing is op 12 oktober 2022 door de rechtbank gegrond verklaard [1] .
2. Op 5 augustus 2025 heeft verweerder een nieuw besluit genomen (het bestreden besluit) en de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Als tolk is verschenen A.P. Shanthan.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
3. Eiser heeft de Sri Lankaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft – kort samengevat – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Tamil is en vanwege zijn oudste broer problemen heeft ondervonden in Sri Lanka. Zijn oudste broer heeft namelijk bij de inlichtingendienst van de LTTE [2] gewerkt en heeft informatie over de EPDP [3] doorgegeven aan de LTTE. Sinds 2011 is één van eisers broers vermist. Twee andere broers kregen daarna problemen met de EPDP. Vanaf eind januari 2016 heeft eiser ook problemen ondervonden. Eiser heeft met hulp van een reisagent Sri Lanka verlaten en is naar Kenia vertrokken. In juli 2019 is hij naar Turkije gereisd waar hij op het vliegveld werd aangehouden en direct werd teruggestuurd naar Sri Lanka. Eiser is in Sri Lanka aangehouden en heeft vastgezeten. Daarna heeft eiser drie maanden in Sri Lanka verbleven en is vervolgens weer uitgereisd, naar Oeganda. Na ongeveer een jaar is hij in november 2020 naar Nederland gereisd.
De uitspraak van 12 oktober 2022
4. De rechtbank heeft eisers beroep gegrond verklaard omdat verweerder in het kader van eisers eerdere detentie in Sri Lanka ten onrechte heeft nagelaten onderzoek te doen naar de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benoemde risicofactoren ten aanzien van Sri Lankaanse Tamils. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder moeten beoordelen of in het geval van eiser aanleiding bestond om ervan uit te gaan dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Sri Lanka. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Het bestreden besluit van 5 augustus 2025
5. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen dit nieuwe door verweerder genomen besluit van 5 augustus 2025.
5.1.
Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
betrokkenheid van eisers broer bij de LTTE;
problemen met de EDPD en de politie; en
detentie na deportatie uit Turkije.
5.2.
Verweerder vindt eisers eerste asielmotief geloofwaardig, maar het tweede en derde asielmotief niet en verwijst daarvoor naar het oordeel van de rechtbank in haar uitspraak van 12 oktober 2022. Voor wat betreft het vierde asielmotief vindt verweerder het geloofwaardig dat eiser is vastgezet na zijn deportatie uit Turkije. Echter vindt verweerder eisers verklaringen over de aard, de duur en reden van deze detentie niet geloofwaardig. Hij heeft onvoldoende documenten gegeven en hij heeft daar geen goede verklaring voor [4] . Zijn verklaringen komen volgens verweerder niet overeen met wat er uit de door eiser ingediende documenten blijkt [5] . Tot slot vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voor wat betreft het geloofwaardig geachte asielmotief een vrees voor vervolging heeft [6] of een reëel risico op ernstige schade loopt [7] bij terugkeer naar Sri Lanka. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid door documenten te hebben achter gehouden [8] en hij waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan [9] . Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser vindt allereerst dat verweerder met zijn nieuwe besluit niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. Daarnaast heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat eisers verklaringen tegenstrijdig zijn nu er sprake was van verwarring tijdens het gehoor en de vragen over de verschillende gebeurtenissen door elkaar heen werden gesteld. Verder voert eiser aan dat verweerder niet heeft betrokken dat hij in 2019 na aankomst op het vliegveld is mishandeld en wat het risico op verdere mishandeling bij terugkeer zou zijn. Verweerder is bovendien ten onrechte voorbij gegaan aan het feit dat eiser littekens heeft. Ook gaat verweerder uit van een verkeerd motief voor eisers arrestatie. Eiser is wel degelijk gedetineerd vanwege de activiteiten van zijn broers. Ook had verweerder de aanvraag niet mogen afwijzen als kennelijk ongegrond nu eiser in de reguliere procedure zijn identiteit heeft aangetoond, hij altijd te goeder trouw heeft gehandeld en geen informatie en documenten heeft achtergehouden. Tot slot is ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd nu de bezwaarprocedure tegen de afwijzing van de reguliere aanvraag nog loopt.
6.1.
Verder heeft eiser nog een persoonlijke brief geschreven, waarin hij onder meer aangeeft dat het zeker sinds het overlijden van zijn moeder eind 2023 lastiger is geworden om aan aanvullend bewijs te komen. Hij wijst er verder op dat er fouten in zijn dossier zijn ontstaan door stress en verwarring tijdens eerdere gehoren. Tot slot benadrukt eiser zijn angst voor terugkeer naar Sri Lanka en vraagt hij de rechtbank hiermee rekening te houden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder eisers verklaringen over het verloop van zijn detentie na deportatie uit Turkije ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over het verloop van zijn detentie niet geloofwaardig heeft mogen vinden, nu zijn verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
8.1.
Zo mocht verweerder allereerst aan eiser tegenwerpen dat zijn verklaringen over de duur en de tijdstippen van de detentie niet overeenkomen. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij na zijn deportatie van Turkije naar Sri Lanka een maand in detentie heeft gezeten in de periode van juli tot augustus 2019. [10] Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank mogen vinden dat deze verklaringen niet overeenkomen met de informatie zoals die staat vermeld in de door eiser overgelegde documenten. In het rechtbankdossier dat is opgestuurd door eisers advocaat in Sri Lanka staat dat eiser op 10 juni 2019 vanuit Turkije naar Sri Lanka is gedeporteerd, nadat hem geen toegang tot Turkije was verleend omdat hij valse documenten gebruikte om het land binnen te komen. Eiser is vervolgens op 11 juni 2019 in Sri Lanka in voorarrest gezet, waarbij werd bepaald dat hij in principe tot 25 juni 2019 in voorarrest zou moeten blijven. Uit de brief van de advocaat die aan het rechtbankdossier is toegevoegd volgt dat eiser op dezelfde dag, 11 juni, op borgtocht is vrijgelaten. Eiser heeft dit ook in de zienswijze gesteld [11] . Uit de stukken volgt dan ook dat eiser maar één dag heeft vastgezeten en niet zoals hij eerder heeft verklaard – een maand. Ook vond de detentie plaats in juni 2019 en niet – zoals door eiser verklaard – in juli en augustus 2019. Voor zover eiser stelt dat deze tegenstrijdigheden verklaarbaar zijn omdat bij hem tijdens het gehoor sprake was van verwarring en de vragen niet chronologisch zijn gesteld, volgt de rechtbank dit betoog niet. Uit het verslag van het gehoor komt naar het oordeel van de rechtbank niet naar voren dat eiser verward was tijdens het gehoor en de vragen over de gestelde gebeurtenissen niet heeft begrepen. Verweerder heeft meerdere keren vragen gesteld ter verduidelijking van de tijdslijn [12] en het is, anders dan eiser lijkt te betogen, niet zo dat in de vraagstelling telkens abrupt van de ene gebeurtenis en periode naar de andere is geschakeld.
8.2.
Verder heeft verweerder mogen vinden dat uit de door eiser overgelegde stukken niet blijkt dat eiser werd gedetineerd vanwege de gestelde betrokkenheid bij de LTTE van eisers broer of vanwege zijn gestelde problemen met de EDPD en de politie nu eisers detentie te maken had met de valse documenten waarmee hij Turkije heeft geprobeerd in te reizen.
Mocht verweerder vinden dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade?
9. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser bij terugkeer naar Sri Lanka geen reëel risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een zorgvuldige beoordeling heeft gemaakt van het risico bij terugkeer. Daarbij heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de opdracht van de rechtbank Haarlem in haar uitspraak van 12 oktober 2022. Op basis van de geloofwaardig bevonden asielmotieven heeft verweerder een 3 EVRM beoordeling gemaakt. Verweerder heeft echter niet aan de door de rechtbank benoemde risicofactoren hoeven toetsen omdat het toen geldende landenbeleid voor Sri Lanka in juli 2022 is vervallen [13] vanwege een verbetering van de veiligheidssituatie voor Tamils en verweerder ex nunc toetst [14] . Verder heeft verweerder, zoals in rechtsoverweging 8. uiteengezet, mogen vinden dat eiser niet geloofwaardig heeft verklaard over de aard, duur en reden van zijn detentie in 2019. Dat eiser tijdens deze detentie zou zijn mishandeld heeft verweerder dan ook niet hoeven volgen.
Mocht verweerder eisers aanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. [15] Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij verweerder heeft misleid door informatie en documenten achter te houden die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben. Dat zijn identiteit in de reguliere procedure is aangenomen, hoeft het oordeel van verweerder niet anders te maken. De rechtbank volgt het betoog van eiser niet dat hij alle informatie en documenten heeft gedeeld. Eiser heeft zelf verklaard zijn eigen paspoort te hebben afgegeven aan de reisagent [16] en het valse paspoort, dat hij heeft gebruikt om Nederland in te reizen, te hebben vernietigd [17] . Uit paspoorten volgt meer informatie dan alleen iemands nationaliteit. Zo biedt een paspoort inzicht in het contact met de autoriteiten, iemands reisgedrag en eventuele verblijfsrechten in derde landen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser dan ook mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw.
Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij zich waarschijnlijk, te kwader trouw, heeft ontdaan van een identiteits- of reisdocument. Eiser heeft zijn nationale paspoort niet overgelegd en heeft verklaard deze te hebben afgegeven aan de reisagent. Dat eiser stelt dat hij altijd te goeder trouw heeft gehandeld en alle documenten heeft overgelegd, volgt de rechtbank niet nu eiser zijn paspoort niet heeft overgelegd. Daarbij verwijst de rechtbank ook naar wat zij hierboven in deze rechtsoverweging al heeft overwogen ten aanzien van de documenten. Deze beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet. Verweerder heeft de aanvraag daarom ook mogen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
Het terugkeerbesluit
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiser een terugkeerbesluit heeft mogen opleggen. Anders dan eiser betoogt, maakt de omstandigheid dat hij zijn reguliere procedure in afwachting van het door hem ingediende verzoek om een voorlopige voorziening [18] in Nederland mag afwachten, niet dat verweerder geen terugkeerbesluit mocht nemen, reeds omdat dit niet betekent dat er sprake was van een rechtmatig verblijf dat aan het nemen van een terugkeerbesluit in de weg staat.

Conclusie en gevolgen

12. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen
van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, ECLI:NL:RBDHA:2022:13309.
2.Liberation Tigers of Tamil Eelam.
3.Eelam People’s Democratic Party.
4.Eiser voldoet daarmee niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Eiser voldoet daarmee niet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw.
6.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
7.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
8.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw.
9.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw.
10.Verslag van het nader gehoor van 20 november 2020, p. 19-20 en p. 4.
11.Zienswijze van 4 juni 2025, p. 3.
12.Zie bijvoorbeeld p. 5, 20, 29 en 30 van het verlag van het nader gehoor van 21 november 2020.
13.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 13 juli 2022, nummer WBV 2022/18, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.
14.Dit betekent dat de verweerder de feiten en omstandigheden toetst zoals die gelden om het moment waarop op de aanvraag wordt beslist.
15.Op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Vw.
16.Verslag van het eerste gehoor van 17 november 2020, p. 10.
17.Idem, p. 10.
18.NL25.21914.