ECLI:NL:RBDHA:2025:1955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50174 en NL24.50175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en aanvullend terugkeerbesluit van een Somaliër met een Keniaans paspoort

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 24 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit naar Kenia opgelegd. Op 17 januari 2025 is er een aanvullend terugkeerbesluit naar Senegal opgelegd, waartegen eiser in beroep gaat. De rechtbank heeft op 21 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.

Eiser heeft een Keniaans paspoort dat hij via een reisagent heeft verkregen, maar hij stelt dat hij de Somalische nationaliteit heeft. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig zijn, omdat het Keniaanse paspoort als authentiek is beoordeeld. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij de Somalische nationaliteit heeft en dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. De rechtbank concludeert dat verweerder de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

Wat betreft het aanvullende terugkeerbesluit naar Senegal, oordeelt de rechtbank dat er geen grondslag is voor dit besluit, omdat er geen removal order naar Senegal is. De rechtbank vernietigt daarom het aanvullende terugkeerbesluit. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.721,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.50174 en NL24.50175
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 24 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 9 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit gericht op Kenia opgelegd.
1.1.
Verweerder heeft op 17 januari 2025 een aanvullend terugkeerbesluit gericht op Senegal opgelegd. Gebleken is namelijk dat eiser op een removal order kan terugkeren naar de luchthaven van Dakar in Senegal. Het beroep van eiser is van rechtswege ook gericht tegen het aanvullende terugkeerbesluit. [1]
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Ikar als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Het Keniaanse paspoort dat eiser in zijn bezit heeft, heeft hij via een reisagent gekocht. Eiser heeft niet de Keniaanse nationaliteit. Al Shabaab heeft in Somalië de vader van eiser vermoord, eiser zelf mishandeld en zijn vee afgepakt. Eiser vreest dat Al Shabaab hem ook zal doden. Eiser heeft daarom Somalië in december 2023 verlaten en is naar Kenia gegaan. Toen hij in Kenia was, heeft Al Shabaab hem telefonisch bedreigd en ook zijn familie benaderd. Ook vreest eiser bij terugkeer naar Kenia gearresteerd te worden, omdat hij illegaal in Kenia verblijft en de Keniaanse autoriteiten hem ervan verdenken fraude te hebben gepleegd met het paspoort. Na elf maanden heeft eiser Kenia verlaten.
3. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig. Eiser heeft een origineel en echt bevonden Keniaans paspoort. Eiser heeft de stelling dat hij de Somalische nationaliteit heeft, niet voldoende onderbouwd met documenten. De overgelegde kopie van een Somalische geboorteakte kan niet op echtheid worden gecontroleerd en kan dus de Somalische identiteit van eiser niet onderbouwen. Ook vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat de verklaringen tegenstrijdig zijn met de gegevens op het paspoort. Eiser heeft niet onderbouwd dat het Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen en niet aannemelijk gemaakt dat hij (alleen) de Somalische nationaliteit heeft. Om deze redenen gaat verweerder ervan uit dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft. Verweerder beoordeelt daarom alleen de problemen van eiser in Kenia. De verklaringen van eiser over Al Shabaab, waaronder ook dat hij door hen gebeld is terwijl hij in Kenia verbleef, zien op problemen in Somalië en zijn dus geen reden om een asielvergunning te verlenen. Eiser heeft gelet hierop geen vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit door onjuiste informatie te verstrekken. [4]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van misleiding, omdat eiser juist verplicht was ook het valse paspoort over te leggen. Aan eiser kan niet worden tegengeworpen dat de gegevens in het paspoort niet overeenkomen met zijn verklaringen. Ook gaat verweerder uit van een onjuist toetsingskader. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [5] blijkt namelijk dat – als eiser zich heeft ingespannen om een verklaring te krijgen over het paspoort van de autoriteiten van het land van afgifte – verweerder contact moet zoeken met de autoriteiten en een integrale beoordeling moet uitvoeren. Eiser heeft zich ingespannen door contact op te nemen met de Keniaanse ambassade en een scan van zijn geboorteakte te overleggen. Eiser heeft op 8 december 2024 de Keniaanse ambassade per e-mail verzocht te bevestigen dat het Keniaanse paspoort vals is verkregen en dat eiser niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Hij heeft op 26 december 2024 gerappelleerd. In dat kader heeft eiser ook gewezen op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 24 december 2024. [6] Ook heeft verweerder miskend dat de Keniaanse autoriteiten de verdenking hebben dat eiser fraude heeft gepleegd. Bij gedwongen terugkeer naar Kenia loopt eiser een reëel risico op behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een rapport van USDOS over de mensenrechtensituatie in Kenia. [7] Verweerder heeft in dit kader onvoldoende gemotiveerd dat eiser niet het risico loopt te worden gearresteerd bij terugkeer naar Kenia. Eiser komt verder op tegen het aanvullende terugkeerbesluit. Het aanvullende terugkeerbesluit voldoet namelijk niet aan de voorwaarden voor het tegenwerpen van een derde land in een afwijzend besluit zoals neergelegd in de Definitie [8] - en Procedurerichtlijn. [9] Ook verzet het doel en nuttig effect van deze richtlijnen zich tegen het scheiden van deze besluiten. Het besluit is ook in strijd met artikel 3, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn [10] omdat Senegal niet onder de genoemde categorieën valt.
4.1.
Ter zitting heeft eiser ook nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet de juridische grondslag van de removal order heeft benoemd. Bovendien had het aanvullende terugkeerbesluit niet genomen kunnen worden nu ter zitting is gebleken dat de removal order nog niet is opgelegd. Ook is geen sprake van effectieve bescherming. Ten eerste, omdat geen voornemen is genomen voorafgaand aan het aanvullende terugkeerbesluit zodat eiser niet vooraf op het besluit heeft kunnen reageren en ten tweede, omdat het besluit pas in beroep is genomen en de beroepsprocedure te kort is om het besluit adequaat te kunnen bestrijden en te kunnen laten toetsen door de rechter. In dat kader verwijst eiser naar twee arresten van het Hof van Justitie. [11]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Aanvullend terugkeerbesluit
5. De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het aanvullend terugkeerbesluit, gegrond. In het aanvullend terugkeerbesluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser op een removal order terug kan keren naar Senegel. Ter zitting is echter gebleken dat er (nog) geen sprake is van een removal order gericht op terugkeer naar Senegal. Wel is er een removal order gericht op terugkeer naar Casablanca, Marokko. Gelet hierop ontbreekt er dus een grondslag voor het opleggen van een aanvullend terugkeerbesluit gericht op terugkeer naar Senegal. Reeds hierom kan het aanvullend besluit niet in stand blijven. De overige gronden gericht tegen dit aanvullend terugkeerbesluit zal de rechtbank daarom onbesproken laten.
Nationaliteit
6. De hoogste bestuursrechter heeft vastgesteld dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. [12] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat het paspoort frauduleus is verkregen. Daarbij mag van hem worden verwacht dat hij alles doet waar hij redelijkerwijs toe in staat is om een verklaring te verkrijgen van de autoriteiten die het paspoort hebben afgegeven waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen.. [13]
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in eisers geval uit mogen gaan van de Keniaanse nationaliteit. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig zijn. Het door eiser overgelegde Keniaanse paspoort is immers echt bevonden door Bureau Documenten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij voldoende inspanningen heeft verricht en dat het nu, in het kader van de samenwerkingsverplichting, aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar eisers nationaliteit. Dat eiser een e-mail heeft gestuurd naar de Keniaanse ambassade en heeft gerappelleerd, is gelet op het door de Afdeling in de uitspraak van 14 maart 2024 geschetste kader onvoldoende. De stelling ter zitting dat eiser heeft gebeld met een medewerker van de ambassade is niet eerder naar voren gebracht en is niet nader onderbouwd, zodat hier geen gewicht aan kan toekomen. De rechtbank overweegt daarbij dat de hoogste bestuursrechter het benaderen van de diplomatieke vertegenwoordiging in haar uitspraak noemt als voorbeeld van een – en dus niet de enige – manier waarop een vreemdeling een oprechte inspanning kan leveren om een verklaring over de echtheid van een paspoort te verkrijgen. Niet wordt uitgesloten dat het bijvoorbeeld ook mogelijk is de instantie die het paspoort heeft afgegeven, rechtstreeks te benaderen al dan niet door tussenkomst van een – lokale – advocaat.
Kennelijk ongegrond
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Eiser heeft immers een echt bevonden paspoort overgelegd waarin gegevens staan die niet overeenkomen met de door eiser opgegeven gegevens. Zoals overwogen onder 6 tot en met 6.2, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Gelet hierop mag verweerder uitgaan van de gegevens in het Keniaanse paspoort en in het verlengde daarvan tegenwerpen dat er sprake is van misleiding.
Risico bij terugkeer naar Kenia
8. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser geen risico loopt op een schending van het verbod op refoulement bij gedwongen terugkeer naar Kenia. Verweerder heeft in dit kader mogen betrekken dat er geen concrete indicaties zijn dat eiser in de negatieve belangstelling van de Keniaanse autoriteiten staat en dat eiser niet heeft toegelicht waarom een eventuele strafrechtelijke vervolging voor paspoortfraude zou maken dat hij bij terugkeer naar Kenia een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft hierbij ook mogen betrekken dat niet is vast komen te staan dat het algemene rapport dat eiser heeft ingebracht, ook ziet op de concrete situatie van eiser.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond voor zover gericht tegen het opleggen van een aanvullend terugkeerbesluit gericht op Senegal. De rechtbank vernietigt daarom het aanvullende terugkeerbesluit.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Omdat het beroep, voor zover gericht tegen het aanvullende terugkeerbesluit, gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.721,-. [14]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag, ongegrond;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het aanvullende terugkeerbesluit, gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij tegen eiser een terugkeerbesluit gericht op Senegal is uitgevaardigd;
  • veroordeelt verweerder in de totale proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
7.US Department of State, ‘2023 Country Reports on Human Rights Practices: Kenya’, april 2024.
8.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking).
9.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking).
10.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
11.Zie de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 december 2020, ECLI:EU:C:2020:1029, rechtsoverwegingen 248 tot en met 251, en van 14 mei 2020, ECLI:EU:C:2020:367, rechtsoverwegingen 115, 116 en verder.
12.Zie rechtsoverweging 3 van de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
13.Zie rechtsoverweging 4 van de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
14.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.