ECLI:NL:RBDHA:2025:19553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37362 en NL25.37363
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buitenbehandelingstelling van asielaanvraag van Algerijnse eiser

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit claimt, heeft op 30 juni 2025 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 4 augustus 2025 buiten behandeling gesteld omdat eiser niet is verschenen bij het nader gehoor op 17 juli 2025. Eiser heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen eerdere buitenbehandelingstellingen van zijn aanvragen en is ook niet verschenen op de zitting van 23 september 2025. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn afwezigheid niet aan hem toe te rekenen is. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37362 (beroep) en NL25.37363 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Op 30 juni 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld [1] . Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 1999. Op 13 september 2022 heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag op 28 februari 2023 buiten behandeling gesteld omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit besluit van verweerder. Op 16 maart 2023 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder vanwege dezelfde reden buiten behandeling gesteld. Ook hier heeft eiser geen beroep tegen ingesteld.
2.1.
Op 30 juni 2025 heeft eiser zijn huidige, derde, asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij – buiten wat hij bij zijn eerdere aanvraag al naar voren heeft gebracht – ten grondslag gelegd dat hij al een tijd in Nederland is en hier graag wil blijven. Verweerder heeft deze opvolgende aanvraag met het besluit van 4 augustus 2025 buiten behandeling gesteld omdat eiser niet is verschenen bij het nader gehoor. Op 15 juli 2025 is eiser uitgenodigd voor zijn gehoor, dat 17 juli 2025 gepland stond. Eiser is niet bij dit gehoor verschenen. Naar aanleiding van de zienswijze van 18 juli 2025 heeft verweerder op 24 juli 2025 telefonisch contact gehad met eisers gemachtigde. Er is toen afgesproken dat eiser opnieuw zou worden uitgenodigd voor een nader gehoor indien hij zich binnen één week zou melden. Eiser heeft zich niet gemeld, waarna verweerder hem om die reden niet opnieuw heeft uitgenodigd voor een gehoor en de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag. Ten onrechte is het door verweerder eerder ingeplande nader gehoor van 19 augustus 2025 geannuleerd. Daarnaast betwist de gemachtigde van eiser dat er op 24 juli 2025 telefonisch contact is geweest waarbij afgesproken zou zijn dat eiser zich binnen één week zou moeten melden voor het verkrijgen van een nieuwe afspraak voor het nader gehoor. Tot slot is verweerder niet ingegaan op de in de zienswijze gestelde onterechte formalistische handelswijze.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser buiten behandeling kon stellen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt in deze uitspraak tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom kan worden afgewezen. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
5. Uit artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, volgt dat verweerder een aanvraag buiten behandeling kan stellen als iemand niet op zijn nader gehoor verschijnt en niet binnen twee weken heeft aangetoond dat zijn afwezigheid niet aan hem toe te rekenen is.
6. Niet in geschil is dat eiser niet is verschenen voor het nader gehoor op
17 juli 2025. Evenmin is in geschil dat hij voor dit gehoor een uitnodigingsbrief heeft ontvangen, waarin hij is gewezen op de consequenties van afwezigheid. Eiser heeft in de zienswijze aangegeven dat hij afwezig was, doordat de bewaking hem geen toegang gaf tot het gebouw waar het gehoor zou plaatsvinden. Verweerder heeft er op zitting op gewezen dat van een zodanige toegangsweigering niets is terug te vinden in de systemen en dat bovendien is gesteld noch gebleken dat eiser op enigerlei wijze melding heeft gemaakt van zijn verhindering. Verweerder heeft er verder op gewezen dat hij vervolgens op 24 juli 2025 telefonisch contact heeft gehad met het kantoor van de gemachtigde van eiser, waarbij verweerder eiser, uit coulance, de mogelijkheid heeft geboden om zich binnen één week te melden om een afspraak te maken voor een nieuw gehoor. Daarbij is erop gewezen dat er een beschikking wordt geslagen wanneer hij zich niet meldt. Niet in geschil is dat eiser zich niet binnen één week heeft gemeld.
7. Eiser geeft twee redenen waarom hij zich niet heeft gemeld:
(a) Er is geen telefonisch overleg met (het kantoor van) zijn gemachtigde geweest. Zijn gemachtigde heeft hieraan geen herinnering. Bovendien is de naam van zijn kantoor(genoot) in de telefoonnotitie verkeerd geschreven, zodat onduidelijk blijft met wie er is gesproken.
(b) Hij mocht er op basis van mailverkeer over een nieuw in te plannen gehoor op vertrouwen dat hij alsnog zou worden gehoord.
8. In de door verweerder overgelegde afdruk uit INDiGO [2] en in de telefoonmemo [3] staat dat er op 24 juli 2025 om 9:43 uur telefonisch contact is geweest met het kantoor van de gemachtigde van eiser. Gelet op de informatie uit deze stukken, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het telefonisch contact niet heeft plaatsgevonden. Dat verweerder abusievelijk een verkeerde gemachtigde (met een net wat andere naam) zou hebben gebeld, volgt de rechtbank niet, omdat niet is in te zien hoe met een vreemde gemachtigde een inhoudelijk gesprek over eisers afwezigheid zou kunnen zijn gevoerd.
9. De rechtbank volgt eisers verklaring dat hij er – op grond van eerder mailverkeer – op vertrouwde dat er een nieuw gehoor zou worden ingepland ook niet. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de mail van 22 juli 2025, waarin deze (mogelijke) nieuwe datum voor een nader gehoor staat vermeld, ten onrechte aan eisers gemachtigde is verstuurd. Dit verdient zeker geen schoonheidsprijs, maar naar het oordeel van de rechtbank maakt dit niet dat eiser erop mocht vertrouwen dat hij alsnog zou worden gehoord, nu ná dit mailverkeer telefonisch afspraken zijn gemaakt die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten.
10. Eiser heeft de gelegenheid gekregen om zich te melden, maar heeft dit niet gedaan. Onder die omstandigheden mocht verweerder zijn aanvraag buiten behandeling stellen en is van een formalistische handelswijze geen sprake. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
12. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen
van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Dossierstuk 62 ‘Bijlage’.
3.Dossierstuk 65 ‘Bijlage’.