ECLI:NL:RBDHA:2025:19555

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37413 en NL25.37414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Nigeriaan afgewezen, beroep gegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 15 oktober 2024 een opvolgende aanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 28 oktober 2024 als niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 9 januari 2025 het beroep tegen deze afwijzing gegrond verklaard. Op 6 augustus 2025 heeft de minister een nieuw besluit genomen, waarin de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 23 september 2025 werd behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte de verklaringen van eiser over zijn problemen met Boko Haram als ongeloofwaardig heeft bestempeld. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft doorgevraagd naar de details van de dood van eisers vader en zus, en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €2.721,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37413 (beroep) en NL25.37414 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1.
Eiser heeft op 15 oktober 2024 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het besluit van 28 oktober 2024 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard [1] . Eisers beroep tegen de afwijzing is op 9 januari 2025 [2] door de rechtbank gegrond verklaard.
2. Op 6 augustus 2025 heeft verweerder een nieuw besluit genomen (het bestreden besluit) en de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond [3] . Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 23 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben mr. C.T.W. Van Dijk, als waarnemer van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Vorige procedure
3. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 1995. Op 7 mei 2022 heeft eiser voor het eerst in Nederland asiel aangevraagd. Aan deze asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria is benaderd door cultgroepen om zich bij hen aan te sluiten, maar dit heeft geweigerd en daarom voor hen vreest bij terugkeer in Nigeria. Ook heeft hij aangegeven te vrezen voor een man die hem heeft geholpen bij zijn vertrek naar Europa en voor wie hij daarna gedwongen heeft moeten werken. Verweerder heeft eisers asielrelaas ongeloofwaardig geacht en de aanvraag op 19 april 2024 als ongegrond afgewezen. Ook heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag op 26 augustus 2024 [4] ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft de uitspraak van de rechtbank op 17 oktober 2024 [5] bevestigd.
4. Eiser heeft op 15 oktober 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend waaraan hij ten grondslag heeft gelegd dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest door Boko Haram te worden vermoord. Twee familieleden, namelijk zijn vader en zus, zijn door deze groepering vermoord. Hij komt uit een christelijk gezin en loopt daardoor een groot risico ook doelwit te worden van Boko Haram. Verweerder heeft de asielaanvraag met het besluit van 28 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaard [6] omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen zou hebben aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Het bestreden besluit van 6 augustus 2025
5. Op 6 augustus 2025 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, het bestreden besluit. Deze procedure gaat over het beroep van eiser tegen dit nieuwe door verweerder genomen besluit.
5.1.
Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst; en
de problemen met Boko Haram.
5.2.
Verweerder heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst in de eerdere procedure al geloofwaardig gevonden. Dat eiser problemen heeft met Boko Haram vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft volgens verweerder geen oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven [7] . Ook heeft eiser onvoldoende documenten overgelegd en hij heeft daar geen goede verklaring voor. [8] Daarnaast vormen eisers verklaringen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel. [9] Verder vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vrees heeft voor vervolging [10] of reëel risico op ernstige schade loopt [11] bij terugkeer naar Nigeria. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat het een opvolgende aanvraag is, die niet niet-ontvankelijk is [12] .
Wat vindt eiser in beroep?
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Ten aanzien van problemen met Boko Haram heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. Ten onrechte focust verweerder zich enkel op het overleggen van documenten, terwijl verklaringen ook voldoende kunnen zijn en eiser bovendien niet heeft verklaard over documenten te beschikken, ook niet over de overlijdensakte van zijn zus en vader. Bovendien is de bron die verweerder aanhaalt ter onderbouwing van de stelling dat in Nigeria overlijdensaktes worden afgegeven tien jaar oud en is in de nieuwe ambtsberichten niets opgenomen over de verstrekking van overlijdensaktes. Eiser betoogt verder dat verweerder ten onrechte vindt dat hij wisselend heeft verklaard over het jaar waarin zijn vader overleed nu hij zijn verklaring tijdens het gehoor heeft gecorrigeerd. Ook heeft verweerder niet mogen stellen dat eiser summier heeft verklaard over het overlijden van zijn vader en zus. Verweerder heeft hier namelijk niet op doorgevraagd. Ten aanzien van het risico bij terugkeer herhaalt eiser zijn standpunt dat verweerder onvoldoende heeft beoordeeld of hij vanwege zijn christelijke geloof gevaar loopt in Nigeria.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser gelijk en is van oordeel dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet goed is gemotiveerd. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder eisers gestelde problemen met Boko Haram ongeloofwaardig vinden?
8. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser heeft verklaard over ondersteunend bewijs te beschikken of daar mogelijk aan zou kunnen komen. Eiser heeft in het nader gehoor namelijk verklaard bewijs te hebben van de moord op zijn zusje [13] , en in het gehoor opvolgende aanvraag heeft hij gesteld dat er documenten zijn van de aanval van Boko Haram op de boerderij waarbij zijn vader overleed en hij deze documenten mogelijk zou kunnen verkrijgen [14] . Daarnaast heeft eiser in de correcties en aanvulling toegelicht dat hij meent foto’s van de verwoeste boerderij van zijn vader op zijn mobiele telefoon te hebben [15] . Eisers gestelde problemen hebben zich lang voor zijn asielaanvraag voorgedaan en hij heeft voldoende gelegenheid gehad om nader bewijs te bemachtigen en in te brengen. Nu eiser geen van deze documenten heeft overgelegd en ook niet blijkt dat hij een poging heeft gedaan om hieraan te komen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn relaas te staven. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Ook heeft verweerder, mede in het licht van wat hiervoor is overwogen, mogen tegenwerpen dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd zonder dat hij daarvoor een goede verklaring heeft. Daarbij heeft verweerder ook mogen wijzen op de overlijdensaktes van zijn vader en zus. In het door verweerder aangehaalde AAB [16] Nigeria van 2015 staat dat overlijdensaktes worden opgemaakt en eiser heeft geen documenten of informatie overgelegd waaruit blijkt dat dit niet meer of niet in alle gevallen gebeurt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Verweerder heeft eiser echter ten onrechte tegengeworpen dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Daartoe is het volgende van belang.
10.1.
Verweerder heeft zijn oordeel – dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen gegrond op twee tegenwerpingen:
(1) Eiser heeft volgens verweerder wisselend verklaard over wanneer zijn vader is overleden.
(2) Eiser heeft summier verklaard over de dood van zijn vader en zus.
10.2.
Eiser heeft in het nader gehoor inderdaad twee verschillende data genoemd waarop zijn vader zou zijn overleden, namelijk 2010 [17] en 2012 [18] . De rechtbank volgt eiser echter in zijn betoog dat hij zichzelf tijdens het gehoor op dit punt heeft gecorrigeerd. Hij heeft het jaartal 2010 één keer genoemd en bij een latere vraag 2012 geantwoord. Toen verweerder hem met deze wisselende jaartallen confronteerde, heeft eiser verklaard dat zijn vader in 2012 is overleden en niet in 2010 [19] . Dat verweerder stelt dat geen sprake is van zelfcorrectie omdat eiser dit pas heeft gecorrigeerd nadat hij met de tegenstrijdigheden geconfronteerd werd en hij niet aangegeven heeft zijn antwoord te willen corrigeren, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij niet heeft gezegd dat zijn vader in 2010 is overleden omdat dit in 2012 was.
10.3.
Verweerder heeft evenmin mogen tegenwerpen dat eiser summier heeft verklaard over het overlijden van zijn vader en zus. Verweerder heeft erkend dat de hoormedewerker hier niet over heeft doorgevraagd [20] . Uit Werkinstructie 2021/13 volgt dat er een samenwerkingsverplichting tussen de hoormedewerker en de vreemdeling bestaat en dat de hoormedewerker voldoende moet doorvragen. [21] In dat licht had het op de weg van verweerder gelegen om door te vragen naar de details rondom het overlijden van eisers vader en zus. Dat is niet gebeurd. Verweerder heeft hier niet naar gevraagd. Ook zijn er geen open vragen gesteld over deze gebeurtenissen. De woorden vader en zus(ter) komen zelfs niet in de vraagstelling van verweerder voor.
10.4.
Nu zowel de tegenwerping over de jaartallen als de tegenwerping over de summiere verklaringen geen stand houdt, slaagt eisers beroepsgrond op dit punt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft genomen.
11. Gelet hierop is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit in aanmerking voor vernietiging, zonder dat de overige gronden van beroep nog bespreking behoeven. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag en daarbij rekening te houden met deze uitspraak.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond omdat het besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel [22] en het zorgvuldigheidsbeginsel [23] . De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag en daarbij rekening houden met deze uitspraak. [24]
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
14. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €2.721,- [25] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van €2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, ECLI:NL:RBNHO:2025:789.
3.Op grond van artikel 31 eerste lid, van de Vw en op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
5.202405964111V2 en 202405964/2/V2.
6.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw
7.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder a van de Vw.
8.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vw.
9.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
10.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
11.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
12.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw.
13.Verslag van het nader gehoor van 5 februari 2024, p. 37
14.Verslag van het gehoor opvolgende aanvraag van 24 oktober 2024, p. 9.
15.Correcties en aanvulling op het gehoor opvolgende aanvraag, p. 2.
16.Algemeen Ambtsbericht.
17.Verslag van het nader gehoor van 5 februari 2024, p. 11.
18.Idem, p. 36.
19.Idem, p. 37.
20.Bestreden besluit van 6 augustus 2025, p. 7.
21.WI 2021/3, p. 8.
22.Op grond van artikelen 3:46 van de Awb.
23.Op grond van artikel 3:2 van de Awb.
24.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
25.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1